ECLI:NL:GHAMS:2010:BO6662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.077.288
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inbewaringstelling en verzoek tot vernietiging van eerdere beschikkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Utrecht van 27 augustus en 15 september 2010, waarbij [appellant] in staat van faillissement was verklaard en in verzekerde bewaring was gesteld. [Appellant] heeft het hof verzocht deze beschikkingen te vernietigen en de curator te veroordelen in de kosten van beide instanties. Het hof heeft vastgesteld dat het bevel tot inbewaringstelling op 10 september 2010 ten uitvoer is gelegd, maar dat de inbewaringstelling op dezelfde dag is geschorst. Aangezien het bevel een geldingsduur van dertig dagen heeft en er geen verlenging heeft plaatsgevonden, heeft het hof geconcludeerd dat het bevel zijn rechtskracht heeft verloren. Hierdoor had [appellant] geen belang meer bij zijn vordering tot vernietiging van de eerdere beschikkingen. Het hof heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling van de curator, omdat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de curator de rechtbank onjuist heeft voorgelicht over zijn informatieverplichtingen. De uitspraak van het hof was dat het hoger beroep werd verworpen, het bevel tot inbewaringstelling zijn rechtskracht had verloren en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.077.288
(zaaknummer rechtbank: 10/396 F)
beschikking van de eerste civiele kamer van 9 december 2010
inzake
[appellant],
wonende te Zeist,
appellant,
advocaat: mr. R.A.F. Harmsen te Zeist.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 13 juli 2010, hersteld bij vonnis van 15 juli 2010, is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Upex B.V. (hierna: Upex), van welke vennootschap appellant (hierna: appellant]) middellijk bestuurder is, op verzoek van zes verzoekers, in staat van faillissement verklaard. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. Y. Sneevliet en tot curator aangesteld mr. R.M. Vermaire te Utrecht.
1.2 Op 20 augustus 2010 heeft een verhoor bij de rechter-commissaris plaatsgevonden, waarbij [appellant] heeft toegezegd de administratie en enkele andere gegevens van Upex aan te curator te zullen verstrekken. Bij brief van 26 augustus 2010 heeft de (waarnemend) curator, mr. M. ter Beek, de rechter-commissaris meegedeeld dat Schijf ook desverzocht niet aan de toezeggingen heeft voldaan. Op grond van de bevindingen van de waarnemend curator en op diens verzoek, heeft vervolgens de rechter-commissaris een voordracht tot inbewaringstel-ling van Schijf ingediend.
1.3 Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 27 augustus 2010 is bevolen dat [appellant] in verzekerde bewaring zal worden gesteld in het Huis van Bewaring te Utrecht, of in een ander Huis van Bewaring.
1.4 Op grond van dit bevel is [appellant] op 10 september 2010 in verzekerde bewaring gesteld in het Politiebureau Paardenveld te Utrecht.
1.5 Op diezelfde dag, 10 september 2010, heeft de rechtbank Utrecht [appellant] gehoord. Blijkens het naar aanleiding van dat verhoor opgemaakte verkort proces-verbaal van die datum heeft de rechtbank de inbewaringstelling van [appellant] geschorst tot 14 september 2010 te 15.00 uur. De curator diende de rechtbank voor die tijd te berichten of [appellant] de in dat proces-verbaal vermelde afspraken was nagekomen. De rechtbank zou naar aanleiding van dat bericht van de curator beslissen of de inbewaringstelling zou worden opgeheven.
1.6 Bij beschikking van 15 september 2010 heeft de rechtbank Utrecht, overwegende dat [appellant] tot die datum zijn verplichtingen uit hoofde van de Faillissementswet (hierna: Fw) tot het geven van alle door de curator gewenste inlichtingen, niet is nagekomen, het verzoek van Schijf tot opheffing van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling, afgewezen en, voor zover nodig, bepaald dat dit bevel herleeft.
1.7 Op 29 oktober 2010 heeft de rechtbank Utrecht [appellant] opnieuw gehoord, nadat [appellant] de rechtbank had verzocht om een “soort van tweede verhoor naar aanleiding van het bij beschikking van 15 september 2010 herleefde bevel tot zijn inbewaringstelling”. Tijdens dat verhoor hebben [appellant] en zijn advocaat aangegeven dat zij de beschikking van de rechtbank van 15 september 2010 niet hebben ontvangen. [appellant] heeft aan het slot van het verhoor de betrokken rechter, mr. M.H.F. van Vugt, gewraakt, waarna mr. Van Vugt de zitting heeft geschorst totdat op het wrakingsverzoek zou zijn beslist.
1.8 Bij beslissing van 18 november 2010 heeft de meervoudige kamer voor behandeling van wrakingszaken van de rechtbank Utrecht het verzoek van [appellant] tot wraking van mr. Van Vugt afgewezen.
1.9 Het hof verwijst naar voornoemde beschikkingen van 27 augustus 2010 en
15 september 2010, die in fotokopie aan dit arrest zijn gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 17 november 2010 ingekomen verzoekschrift is [appellant]
in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikkingen van 27 augustus 2010 en
15 september 2010 en heeft hij het hof verzocht deze beschikkingen te vernietigen en de curator te veroordelen in de kosten van beide instanties.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, de brief met één bijlage van 19 november 2010 van mr. Harmsen, het faxbericht met bijlagen van
22 november 2010 van mr. Harmsen en het faxbericht met bijlagen van 24 november 2010 van mr. M. ter Beek, waarnemend curator.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2010, waarbij [appellant], met bericht vooraf, niet ter zitting is verschenen. Namens hem heeft mr. Harmsen het woord gevoerd, die zich daarbij heeft bediend van de ter zitting overgelegde pleitnota. Namens de curator is verschenen mr. Ter Beek, voornoemd.
2.4 Met toestemming van het hof heeft mr. Harmsen op 2 december 2010 een faxbericht in het geding gebracht, inhoudende een nadere reactie op het hiervoor onder 2.2 genoemde faxbericht met bijlagen van 24 november 2010 van de waarnemend curator, alsmede op de ter zitting geponeerde stellingen van laatstgenoemde.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hof stelt vast dat het bij voornoemde beschikking van 27 augustus 2010 gegeven bevel tot inbewaringstelling op 10 september 2010 ten uitvoer is gelegd, waarna de inbewa-ringstelling op diezelfde dag (tot 14 september 2010) is geschorst.
Omdat zowel het bevel tot inbewaringstelling als, naar moet worden aangenomen, het schorsingsbesluit een geldingsduur heeft van dertig dagen (artikel 87 lid 3 Fw) en van een verlenging van het bevel geen sprake is geweest, moet worden geconcludeerd dat - zoals [appellant] in zijn elfde grief ook aanvoert - het (herleefde) bevel tot inbewaringstelling zijn rechtskracht inmiddels heeft verloren.
Die conclusie brengt met zich dat [appellant] - die na 10 september 2010 niet opnieuw in bewaring is gesteld - geen belang meer heeft bij zijn vordering tot vernietiging van de beschikkingen van 27 augustus 2010 (waarbij het bevel tot inbewaringstelling is gegeven) en 15 september 2010 (waarbij het verzoek tot opheffing van dat bevel is afgewezen en, voor zover nodig, is bepaald dat dit bevel herleeft).
3.2 Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van de curator, zoals door [appellant] is verzocht. Daarbij speelt mede een rol dat [appellant] in dit geding niet aannemelijk heeft gemaakt, laat staan aangetoond, dat de curator de rechtbank onjuist heeft voorgelicht met betrekking tot de vraag of [appellant] heeft voldaan aan de op hem rustende informatiever-plichting van artikel 105 Fw en/of de (als uitvloeisel van die verplichting) met hem op
10 september 2010 gemaakte afspraken.
3.3 [appellant]heeft overigens niets aangevoerd waaruit een voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn klachten tegen de bestreden beschikkingen kan worden afgeleid. De slotsom is dat het hoger beroep moet worden verworpen.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het beroep;
verstaat dat het bevel tot inbewaringstelling zijn rechtskracht inmiddels heeft verloren;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.W.J. Meijer, C.G. ter Veer en L.J. de Kerpel-
van de Poel, en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 december 2010.