GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[ APPELLANT ],
wonende te [ M ],
APPELLANT,
advocaat: aanvankelijk mr. T.C. Cooman, gevestigd te Utrecht,
thans mr. J. de Haan, gevestigd te Alkmaar,
[ GEÏNTIMEERDE ] ,
voorheen zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans wonende te [ K ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M. Bonefaas, gevestigd te Hoorn.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna aangeduid als [ Appellant ] respec¬tieve¬lijk [ Geïntimeerde ].
Bij dagvaarding van 4 augustus 2009 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 27 mei 2009 van de rechtbank Alkmaar, onder zaak-/rolnummer 103311/HA ZA 08-523 gewezen tussen [ Appellant ] als eiser en [ Geïntimeerde ] als gedaagde, met dagvaarding van [ Geïntimeerde ] voor dit hof.
Bij memorie heeft [ Appellant ] grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, producties in het ge¬ding gebracht, bewijs aangeboden en ge¬concludeerd als bij die memorie omschreven.
Daarop heeft [ Geïntimeerde ] bij memorie de grieven bestreden, harerzijds producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [ Appellant ] (het hof verstaat:) in de kosten van het hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen de zaak doen bepleiten, [ Appellant ] bij monde van zijn (proces)advocaat, [ Geïntimeerde ] bij monde van
mr. S. de Kruijff, advocaat te Hoorn. Beide raadslieden pleitten aan de hand van nadien overgelegde notities. Bij die gelegenheid is aan [ Appellant ] akte verleend van het in het geding brengen van aanvullende producties. [ Appellant ] in persoon heeft enige vragen van het hof beantwoord. Tevens heeft [ Appellant ] zijn eis gewijzigd, des dat hij thans vordert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en [ Geïntimeerde ] zal veroordelen om als voorschot aan [ Appellant ] te betalen de som van € 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf het moment dat [ Appellant ] het gehuurde heeft verlaten tot aan de dag van algehele voldoening, en voor het overige om [ Geïntimeerde ] te veroordelen aan [ Appellant ] te betalen een som aan schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [ Geïntimeerde ] in de kosten van beide instanties.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.3 een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die feiten is niet in het geding, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, met dien verstande dat in 2.1 een –kennelijke- vergissing is geslopen: voor Medemblik moet Wervershoof worden gelezen.
3. De beoordeling in hoger beroep
3.1 De zaak betreft, voor zover voor de beslissing in appel van belang, het volgende. [ Geïntimeerde ] is eigenaar van de woning aan de [ adres ] te [ plaatsnaam ]. Op het perceel is het bestemmingsplan "Wervershoof-Kaagpolder" met de bestemming "Woondoeleinden" van toepassing. Op of omstreeks 22 september 2007 is tussen partijen mondeling een overeenkomst gesloten, waarbij onder meer werd afgesproken dat [ Appellant ] de woning (al dan niet tijdelijk) mocht gebruiken en daarvoor aan [ Geïntimeerde ] maandelijks een bedrag van € 1750,- zou betalen. Tevens zijn partijen overeengekomen dat [ Appellant ] de woning op een later moment zou (kunnen) kopen voor een bedrag van € 587.500,- k.k. [ Appellant ] heeft op eigen kosten de (slaap)kamers in de woning verbouwd met het voornemen deze vervolgens via PE People B.V. te verhuren aan een aantal Poolse werknemers. Bij brief van 18 februari 2008 heeft de gemeente Wervershoof onder meer aan [ Appellant ] een last onder dwangsom opgelegd wegens illegale verbouwingen aan de woning. Aan [ Appellant ] werd opgedragen om voor 1 april 2008 de met artikel 40 van de Woningwet strijdige situatie te beëindigen en alle illegale verbouwingen te verwijderen. Tevens is in die brief meegedeeld dat de gemeente handhavend zal optreden tegen PE People B.V. wegens overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan, aangezien volgens de van toepassing zijnde bestemming de woning slechts gebruikt mag worden voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij vonnis van 6 maart 2008 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Alkmaar [ Appellant ] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen na de betekening van dat vonnis. Dit vonnis is door dit hof bij arrest van 16 september 2008 (zaaknummer 200.004.557/01 SKG) bekrachtigd met veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep.
3.2 De rechtbank heeft de in eerste aanleg ingestelde vordering van [ Appellant ] tot betaling van € 107.980,- met rente en tot schadevergoeding op te maken bij staat afgewezen op gronden die in hoger beroep niet langer ter zake doen.
3.3 In hoger beroep legt [ Appellant ] blijkens zijn mondelinge toelichting ter gelegenheid van de pleidooien aan zijn vordering uitsluitend nog het bepaalde in artikel 7:216 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten grondslag, dat hem zijns inziens ter zake van de door hem aangebrachte veranderingen en toevoegingen die aan het einde van de huurovereenkomst niet ongedaan worden gemaakt een vordering tot vergoeding uit ongerechtvaardigde verrijking zou toekennen overeenkomstig artikel 6:212 BW. Naar zijn mening zijn die door hem aangebrachte veranderingen en toevoegingen te kwalificeren als geoorloofde veranderingen en toevoegingen in de zin van dit artikel 7:216 BW, omdat [ Geïntimeerde ] (via haar vader) op de hoogte was van de werkzaamheden van [ Appellant ].
3.4 Dit betoog faalt. Naar luid van artikel 6:212 lid 1 BW is degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking kent mitsdien een dubbel plafond; het plafond van de verarming van [ Appellant ] en het plafond van de verrijking van [ Geïntimeerde ]. Anders gezegd: de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is in deze zaak slechts toewijsbaar voor zover [ Geïntimeerde ] daadwerkelijk verrijkt is. Daaromtrent rust op [ Appellant ] een stelplicht. In dit stadium van het geding kan hij er niet mee volstaan te stellen, gelijk hij deed ter gelegenheid van de pleidooien, verarmd te zijn voor een bedrag dat [ Geïntimeerde ] op haar beurt niet meer hoeft uit te geven en dat het daarbij om veel geld gaat. Zulks klemt temeer aangezien de kosten die [ Appellant ] heeft gemaakt vooral gemaakt zijn ten dienste van een verbouwing van de (slaap)kamers in de woning teneinde deze geschikt te maken voor de verhuur aan een aantal Poolse werknemers. Niet valt in te zien dat [ Geïntimeerde ] door deze verbouwing is verrijkt, nu de gemeente Wervershoof bij brief van 18 februari 2008 deze verbouwing als illegaal heeft aangemerkt en niet alleen aan [ Appellant ] heeft opgedragen om voor 1 april 2008 de met artikel 40 van de Woningwet strijdige situatie te beëindigen en alle illegale verbouwingen te verwijderen, maar ook te kennen heeft gegeven de huisvesting van een aantal Poolse werknemers niet te zullen gedogen en het bestemmingsplan, dat slechts bewoning door één gezin toelaat, te zullen handhaven. Aan de verbouwingen heeft [ Geïntimeerde ] niets; zij is daardoor dan ook niet verrijkt.
3.5 In dit verband heeft [ Appellant ] nog twee posten opgevoerd, waarvan hij meent dat die als verbetering zijn aan te merken. De eerste betreft de aanschaf van een nieuwe cv ketel, doch [ Geïntimeerde ] betoogt daaromtrent dat deze ketel voor haar geen verrijking met zich brengt, nu het enige verschil met de vorige situatie is dat de nieuwe ketel een grotere capaciteit heeft, uitsluitend benodigd voor de huisvesting van een aantal Poolse werknemers. Tegenover dat betoog heeft [ Appellant ] onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hier wel sprake is van een voor vergoeding in aanmerking komende verrijking van [ Geïntimeerde ].
3.6 Ten aanzien van het weggewerkte achterstallig onderhoud heeft [ Appellant ] evenmin aannemelijk gemaakt dat die per saldo een verrijking voor [ Geïntimeerde ] zouden impliceren en zijn stelling dat [ Geïntimeerde ] daarvan "daadwerkelijk profijt" zou hebben is onvoldoende gesubstantieerd.
3.7 Aangezien de vordering van [ Appellant ] in hoger beroep is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking aan de kant van [ Geïntimeerde ], die bij nader toezien niet is aanvaard, is de basis aan de vordering komen te ontvallen en dient zij reeds op die grond te worden afgewezen. Bij deze stand van zaken heeft [ Appellant ] bij afzonderlijke behandeling van zijn grieven geen belang.
Het hoger beroep faalt. Als in het ongelijk gestelde partij dient [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep te worden verwezen.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst [ Appellant ] in de kosten van het appel en begroot die kosten, voorzover tot op heden aan de zijde van [ Geïntimeerde ] gevallen, op € 1.185,- aan verschotten en op € 7.896,- aan salaris voor de advocaat, op de voet van artikel 243 Rv te betalen aan de griffier van dit hof;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, C.A. Joustra, en E.J.H. Schrage en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2010 door de rolraadsheer.