ECLI:NL:GHAMS:2010:BP0591
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W.J. Noordhuizen
- J.C.W. Rang
- G.C.C. Lewin
- Rechtspraak.nl
Huur tennispark en voortzetting huurovereenkomst na mislukte onderhandelingen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Optisport Heemstede B.V. en Stichting Tennispark Groenendaal over de voortzetting van een huurovereenkomst voor een tennispark. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan voor een bepaalde tijd, maar na afloop van deze periode ontstond onduidelijkheid over de voortzetting van de overeenkomst. Optisport stelde dat de huurovereenkomst op grond van artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek stilzwijgend was verlengd voor onbepaalde tijd, terwijl de Stichting betwistte dat er sprake was van een stilzwijgende voortzetting.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Optisport had het tennispark 'Groenendaal' verhuurd aan de Stichting voor een periode van tien jaar, met een huurprijs die aanvankelijk was vastgesteld op f. 73.000,00. Na afloop van de huurovereenkomst in 2005 heeft de Stichting het gebruik van het tennispark met goedvinden van Optisport voortgezet, maar er ontstonden geschillen over de huurprijs. Optisport heeft facturen gestuurd voor het gebruik van de tennisvelden, maar deze werden door de Stichting onbetaald gelaten.
De kantonrechter oordeelde in eerdere vonnissen dat er geen stilzwijgende voortzetting van de huurovereenkomst was, omdat er een andere bedoeling was gebleken. Optisport ging in hoger beroep en voerde aan dat de huurovereenkomst op 1 januari 2005 voor onbepaalde tijd was verlengd. Het hof oordeelde dat, hoewel partijen de bedoeling hadden om te onderhandelen over de huurprijs, er geen gemeenschappelijke bedoeling was ten aanzien van de voorwaarden die zouden gelden in afwachting van de uitkomst van die onderhandelingen. Het hof concludeerde dat de huurovereenkomst op grond van artikel 7:230 BW voor onbepaalde tijd was verlengd, omdat de Stichting het gebruik van het tennispark met goedvinden van Optisport had behouden.
Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en verwees de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere behandeling, waarbij de Stichting werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.