ECLI:NL:GHAMS:2010:BP2050

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.488/01 NOT en 200.055.519/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke procedure tegen notarissen wegens onzorgvuldig handelen en collegialiteit

In deze tuchtrechtelijke procedure heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over klachten van twee notarissen tegen elkaar. De oud-notaris, die in deze zaak als appellant optreedt, heeft een klacht ingediend tegen de notaris, die als geïntimeerde fungeert. De klachten zijn gericht op onzorgvuldig handelen en het niet collegiaal opstellen van de oud-notaris ten opzichte van de notaris. Het hof oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een notaris belang heeft bij een goed functioneren van het notariaat niet voldoende is om hem als belanghebbende te beschouwen in de tuchtrechtelijke procedure tegen een andere notaris. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer van toezicht, die de oud-notaris had berispt voor onzorgvuldig handelen, en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. Echter, het hof komt tot de conclusie dat de oud-notaris zich niet collegiaal heeft opgesteld en legt hem de maatregel van waarschuwing op. De zaak betreft een complexe situatie waarin de oud-notaris een akte van levering heeft gepasseerd zonder voldoende onderzoek te doen naar de omstandigheden van de transactie, wat leidde tot een schending van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Het hof benadrukt het belang van collegialiteit en zorgvuldigheid binnen het notariaat, vooral in situaties met ongelijkwaardige partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissingen van 16 november 2010
in de zaak met nummer200.058.488/01 NOT van:
MR. [DE OUD-NOTARIS],
oud-notaris te [ ],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. W.R. Meijer te Heerlen,
tegen
MR. [DE NOTARIS],
notaris te [ ],
GEÏNTIMEERDE.
en de zaak met nummer 200.055.519/01 NOT van:
MR. [DE NOTARIS],
notaris te [ ],
APPELLANT,
tegen
MR. [DE OUD-NOTARIS],
oud-notaris te [ ],
GEINTIMEERDE,
gemachtigde: mr. W.R. Meijer te Heerlen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. In de zaak met rekestnummer 200.055.519/01 NOT is op 1 februari 2010 ter griffie van het gerechtshof een verzoekschrift ingekomen waarin oud-notaris [de oud-notaris], verder: de oud-notaris, hoger beroep instelt tegen de aan deze gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer KLN 09.10 verder te noemen de kamer, van 21 januari 2010, waarbij de klacht van [de notaris], verder: de notaris, tegen de oud-notaris gegrond is verklaard voor wat betreft het onzorgvuldig handelen, onder oplegging van de maatregel van berisping, en voor het overige ongegrond is verklaard. Op 12 maart 2010 is van de zijde van de oud-notaris een aanvulling – met bijlagen – op zijn beroepschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 26 april 2010 daarop een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. In de zaak met rekestnummer 200.058.488/01 NOT is van de zijde van de notaris op 19 februari 2010 een verzoekschrift ingekomen waarin de notaris hoger beroep heeft ingesteld tegen de voormelde beslissing van de kamer te ’s-Hertogenbosch, voor zover die betreft het collegiaal handelen van de oud-notaris jegens de notaris.
1.4. Van de zijde van de oud-notaris is op 15 april 2010 daarop een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 augustus 2010. De oud-notaris en zijn gemachtigde, alsmede de notaris zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de oud-notaris en de notaris aan de hand van pleitnotities, die aan het hof zijn overgelegd.
2. De stukken van de gedingen
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten in beide zaken
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de beslissing van 10 januari 2010 heeft vastgesteld. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de feiten door de kamer, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van de notaris
4.1. De notaris verwijt de oud-notaris dat hij zijn werk onzorgvuldig heeft verricht bij de levering van een registergoed te [ ]. Hij had zonder nader onderzoek geen medewerking mogen verlenen aan deze overdracht, omdat er een aantal bijzondere omstandigheden aan de orde was. Het betrof een bejaarde particulier als verkoper en een onroerend-goed-handelaar als koper. De koopsom was aanzienlijk lager dan de WOZ-waarde. Het registergoed lag buiten de regio van de oud-notaris en de opdracht werd heel kort voor de datum van het verlijden van de akte van levering verstrekt. Voor de notaris, aan wie eerder was gevraagd de desbetreffende transportakte te verlijden, was een en ander reden geweest de transactie nader te beoordelen en advies in te winnen, hetgeen de oud-notaris bekend was. De oud-notaris heeft – volgens de notaris - echter zonder nader onderzoek en zonder bij hem, notaris, navraag te doen de leveringakte gepasseerd.
4.2. Voorts verwijt de notaris de oud-notaris dat hij zich oncollegiaal heeft opgesteld ten opzichte van hem. De oud-notaris heeft verzuimd te controleren of de oorspronkelijke aan de notaris verstrekte opdracht inderdaad was ingetrokken. De oud-notaris heeft zich in dat kader beroepen op zijn geheimhoudingsplicht, terwijl er - volgens de notaris - niets geheim viel te houden, nu partijen en de transactie bij de notaris bekend zijn.
Bovendien heeft de oud-notaris gebruik gemaakt van de door een van de medewerkers van het kantoor van de notaris opgestelde aflossingsnota zonder daarover overleg met de notaris te hebben gehad.
5. Het standpunt van de oud-notaris
5.1. De oud-notaris heeft de stellingen van de notaris betwist en verweert zich als volgt.
5.2. De oud-notaris heeft allereerst betoogd dat koper en verkoper zich tot hem hebben gewend omdat zij geen vertrouwen meer hadden in de handelwijze van de notaris. Hij heeft geen contact met de notaris opgenomen omdat hij dat gelet op de omstandigheden niet opportuun achtte, mede gelet op zijn geheimhoudingsplicht. Voorts heeft de oud-notaris aangevoerd dat partijen bij de koopovereenkomst snel wilden handelen. Een ervaren medewerker heeft in één dag de akte en de aflossingsnota in orde gemaakt.
6. De beoordeling
6.1. Het hof zal allereerst het klachtonderdeel beoordelen met betrekking tot het passeren van de leveringsakte door de oud-notaris, zoals hiervoor omschreven onder 5.1 (rechtsoverweging 4.2.1 van de beslissing waarvan beroep). Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting heeft de notaris desgevraagd verklaard dat de reden om de klacht in te dienen is gelegen in het algemeen belang dat de notariële collega’s in het algemeen zich dienen te houden aan de Wet op het notarisambt en de verdere regelgeving.
6.2. Naar het oordeel van het hof – zoals reeds eerder uitgesproken in zijn beslissing van 7 februari 1995, WPNR 6213 (1996), p. 156-157 – maakt de enkele omstandigheid dat een notaris – zoals iedere justitiabele in Nederland – belang heeft bij een goed functioneren van het notariaat in het algemeen, hem niet tot belanghebbende bij het handelen of nalaten van iedere individuele notaris. Daartoe is vereist dat die de notaris een eigen belang heeft bij een tuchtrechtelijke uitspraak over het handelen en/of nalaten van die (andere) notaris. Het hof is van oordeel dat zodanige betrokkenheid van de notaris te dezen niet is aangetoond, zodat het beroep van de oud-notaris dat is gericht tegen de beslissing op dit klachtonderdeel slaagt en het klachtonderdeel alsnog ongegrond dient te worden verklaard. De beslissing moet in zoverre worden vernietigd.
6.3. Vervolgens dient het hof te beoordelen het klachtonderdeel zoals breder omschreven onder 5.2. in welk onderdeel ziet op het collegiaal handelen van de oud-notaris ten opzichte van de notaris (rechtsoverweging 4.2.2. van de beslissing waarvan beroep). Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris te dezen onjuist heeft gehandeld. Hij heeft opdracht gekregen tot het verlijden van een akte van levering met een nagenoeg ‘passeerklaar’ dossier afkomstig van de notaris. Het had dan ook in de rede gelegen dat de oud-notaris in het kader van de op hem rustende verplichting zich te gedragen als een goed collega, contact zou hebben opgenomen met de notaris. Nu de oud-notaris dit heeft nagelaten en op geen enkele wijze met betrekking tot de vorenbedoelde werkzaamheden - welke eerder aan de notaris waren opgedragen en deels reeds waren uitgevoerd - getracht heeft met de notaris contact op te nemen, heeft hij – in strijd met het bepaalde in artikel 17 Verordening beroeps- en gedragsregels – tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld en wel dermate laakbaar dat het hof de maatregel van waarschuwing passend en geboden acht.
6.4. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.6. Het voorgaande leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
in de zaken met rekestnummers 200.055.519/01 NOT en 200.058.488/01 NOT:
- vernietigt de bestreden beslissing met uitzondering van de vaststelling van de feiten en, opnieuw recht doende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals omschreven onder 5.1. ongegrond;
- verklaart het klachtonderdeel zoals omschreven onder 5.2. gegrond;
- legt de oud-notaris hiervoor de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A Verscheure en A.H.N. Stollenwerck en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 november 2010 door de rolraadsheer.
KLN 09.10
21 januari 2010
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de volgende beslissing op de klacht van de heer mr. [de notaris], notaris te [ ], hierna te noemen klager, tegen de heer mr. [de oud-notaris], notaris te [ ], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1 Op 29 januari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
1.2 Op 18 februari 2009 heeft klager een kopie van een brief aan de advocaat van de notaris aan de kamer van toezicht te Roermond doen toekomen. Hij reageert hierin op het door de advocaat van de notaris gedane verzoek aan een kantoorgenote van klager om met klager te bespreken de klacht te heroverwegen en dat de notaris anders zelf een klacht tegen klager zou indienen.
1.3 Op 24 maart 2009 heeft het gerechtshof te Amsterdam bepaald dat de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch wordt belast met de behandeling van de zaak van klager.
1.4 Op 31 maart 2009 heeft de kamer van toezicht te Roermond aan klager en de notaris kenbaar gemaakt dat zij het dossier van de klacht heeft toegezonden naar de kamer van toezicht te Maastricht.
1.5 Op 3 april 2009 heeft de notaris bij de kamer van toezicht te Breda een klacht ingediend tegen klager.
1.6 Op 6 april 2009 heeft de notaris op de onder 1.1 vermelde klacht gereageerd. In zijn reactie geeft de notaris aan dat hij van mening is dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht/c.q. zijn klacht moet worden afgewezen omdat de gronden van de klacht oneigenlijk zijn.
1.7 Op 10 april 2009 heeft de kamer van toezicht te Maastricht het op de klacht betrekking hebbende dossier toegezonden aan de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch.
1.8 Op 23 april 2009 heeft de advocaat van klager de kamer van toezicht te Breda verzocht de behandeling van de klacht van notaris [de oud-notaris] tegen notaris [de notaris] niet door het Hof in Amsterdam te laten verwijzen naar de kamer van toezicht in ’s-Hertogenbosch omdat notaris [de oud-notaris] het zeer onwenselijk acht dat eenzelfde kamer van toezicht over beide klachten zou oordelen.
1.9 Op 28 april 2009 stuurt de secretaris van de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch klager en de notaris een bericht dat de procedure van de klachten gestart zal worden zodra de beslissing van het Hof in Amsterdam ten aanzien van beide klachten door haar is ontvangen.
1.10 De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 19 november 2009. Klager is samen met zijn kantoorgenoot, mr. [X], verschenen. De notaris is eveneens verschenen.
2. De feiten
2.1 Op 3 december 2008 werd door [B.V.] aan het kantoor van klager de opdracht gegeven om een akte tot levering te verzorgen met betrekking tot de woning aan de [adres].
2.2 De koopsom vermeld in de koopovereenkomst bedroeg € 155.000,- vrij op naam.
2.3 De WOZ-waarde van de betreffende woning bedroeg ten tijde van de koopovereenkomst € 220.000,-.
2.4 De vraagprijs van de betreffende woning was aanvankelijk € 219.000,- kosten koper en medio 2008 verlaagd naar € 208.000,- kosten koper.
2.5 Door het kantoor van klager is met de koper en de verkoper een afspraak gemaakt voor het ondertekenen van de akte tot levering op 22 december 2008 te 11.00 uur.
2.6 Het kantoor van klager heeft de door de koper te betalen koopsom op 22 december 2008 niet ontvangen.
2.7 Noch de koper, noch de verkoper zijn op 22 december 2008 bij klager verschenen voor het passeren van de akte tot levering.
2.8 De akte tot levering ten aanzien van de betreffende woning is op 22 december 2008 om 13.00 uur ten overstaan van notaris [de oud-notaris] verleden.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1 Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De notaris had zonder nader onderzoek geen medewerking mogen verlenen aan de betreffende transactie, omdat er een aantal bijzondere omstandigheden aan de orde waren. De koopprijs was aanmerkelijk lager dan de WOZ-waarde, er was geen externe makelaar of adviseur bij de transactie betrokken en de koopovereenkomst was opgesteld door de koper, er was sprake van een verkoop van een bestaande woning “vrij op naam” door een particulier, verkoper betrof een bejaarde particulier en de koper betrof een vastgoedhandelaar, het pand lag buiten de regio van notaris [de oud-notaris], de opdracht werd hem verstrekt zeer kort voor de overeengekomen passeerdatum en in de koopovereenkomst stond eerst een andere notaris vermeld. Een en ander is voor klager reden geweest de transactie zorgvuldig te beoordelen en nadere informatie in te winnen.
Bij de beoordeling van de situatie heeft klager conform het Protocol Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) bekeken of er sprake was van beïnvloeding door derden. Daarnaast is door klager advies ingewonnen bij de heer R. Wisse van de KNB. Hij adviseerde om in casu geen medewerking te verlenen aan de overdracht zonder een schriftelijke medische verklaring omtrent de wilsbekwaamheid van de verkoper. Klager heeft zorgvuldig onderzoek verricht en in dat kader ook een medische verklaring omtrent de wilsbekwaamheid van de verkoper verkregen, terwijl de notaris hiervan is uitgegaan zonder nader onderzoek en zonder enige verificatie bij klager. Ook is nader onderzoek verricht naar de waarde van de woning.
Gelet op de toelichting bij artikel 17, tweede lid, van de Verordening beroeps- en gedragsregels had het voor de hand gelegen dat de notaris zou hebben gecontroleerd dat partijen de opdracht aan het kantoor van klager inderdaad hadden ingetrokken. De notaris beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht, maar er viel niets geheim te houden nu klager bekend was met de partijen en met de transactie.
Voorts heeft de notaris onvoldoende zorgvuldigheid betracht jegens de Belastingdienst door mee te werken aan een overdracht waarbij overdrachtsbelasting wordt voldaan over een te lage koopsom. Daarnaast stelt klager dat de notaris bij de afwikkeling gebruik heeft gemaakt van de bij de hypotheekbank door het kantoor van klager opgevraagde aflossingsnota, welke hem door verkoper is aangereikt. Het zonder overleg hiertoe overgaan acht klager geheel in strijd met de in acht te nemen collegiale verhoudingen.
Door het op stel en sprong, zonder enig nader onderzoek en kritiekloos op basis van de door cliënten aangeleverde gegevens, meewerken aan de akte tot levering, terwijl hij wist dat er al eerder aan een andere notaris voor dezelfde transactie een opdracht was verstrekt, heeft de notaris geheel in strijd gehandeld met het bepaalde in de artikelen 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) en 21 lid 2 Wna en de artikelen 1, 4 lid 2, 5 en 17 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels van de KNB.
3.2 De notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende opgeworpen.
De klacht is dun en vindt volgens de notaris haar oorsprong in het opzeggen door cliënten van het vertrouwen in de manier van aanpak door klager, vrees om betaling en de ergernis omtrent het in deze betrachten van de geheimhouding door de notaris. De koper en verkoper hebben zich van klager afgekeerd en klager is door de notaris hierover niet ingeseind. De achtergronden hiervan zijn doorslaggevend en niet de door klager aangedragen verordeningen.
Klager had onderzoek verricht en wilde zelf de akte passeren. Er waren derhalve voor de notaris geen beletsels om op korte termijn over te gaan tot passeren. Daarbij komt dat de verkoper snel wilde overgaan tot aflossing van de bestaande hypotheek.
In artikel 22 Wna is de geheimhouding van een notaris bij wet geregeld en daarop beroept de notaris zich. Het inseinen van klager zou ongepast zijn en zou partijen in een onmogelijke positie hebben gebracht. Een ervaren medewerker van de notaris heeft in één dag de aflossingsnota en de akte opgemaakt. De koopovereenkomst was bijzonder, maar was volgens de koper vooraf besproken met de verkoper. De partijen wilden persé geholpen worden en bij klager hadden zij een verschil van mening ten aanzien van de waarde. Gelet op de huidige marktsituatie zeggen prijzen en taxaties de notaris niets meer. De notaris moest wel handelen.
De gronden waarop geklaagd wordt zijn oneigenlijk en klager dient derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard. Voor het overige worden zij door de notaris bestreden en betwist, zodat ze dienen te worden verworpen.
4. De beoordeling
4.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de kamer van toezicht het volgende.
Gelet op de bijzondere omstandigheden omtrent het verlijden van de akte tot levering en het gegeven dat de notaris klager niet heeft geïnformeerd terwijl hij wist dat de partijen zich ten aanzien van dezelfde akte tot levering tot hem hadden gewend is van een klacht van onvoldoende gewicht daarom geen sprake, zodat klager ontvangen kan worden in zijn klacht.
4.2 Nu de kamer van oordeel is dat klager ontvankelijk is komt de kamer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
De klacht bevat feitelijk twee aspecten. Het eerste aspect is dat de notaris zijn werk onvoldoende zorgvuldig heeft verricht. Het tweede aspect is dat de notaris zich niet collegiaal heeft opgesteld ten opzicht van klager.
4.2.1 De notaris heeft de werkzaamheden ten aanzien van het verlijden van de akte van levering verricht in de twee dagen voorafgaande aan het accepteren van de opdracht van de koper hiertoe. Gelet op deze korte tijd heeft de notaris naar het oordeel van de kamer van toezicht onvoldoende tijd gehad om een uitgebreid dossieronderzoek uit te voeren, terwijl de bijzondere omstandigheden in deze zaak hiertoe wel een aanleiding gaven. In ieder geval is komen vast te staan dat de notaris geheel heeft vertrouwd op de gegevens die hem door de betrokken partijen zijn aangeleverd. De kamer van toezicht merkt op dat het verlijden van een akte van een pand buiten de eigen regio op zich al een reden kan zijn om een onderzoek in te stellen en bijvoorbeeld een collega notaris uit de betreffende regio te raadplegen. De notaris heeft onvoldoende onderzocht of de door partijen aangeleverde gegevens daadwerkelijk correct waren, of verkoper zich de gevolgen van de transactie volledig realiseerde en of er geen sprake was van juridisch/feitelijk overwicht van een der partijen, die mogelijk heeft geleid tot benadeling van de andere partij.
Voorts heeft de notaris geen rekening gehouden met het belang van de belastingdienst. In deze is komen vast te staan dat de overdrachtsbelasting zeer waarschijnlijk werd voldaan over een te lage waarde. De WOZ-waarde en met name de eerder door klager opgevraagde taxatie van de waarde van de woning lagen immers hoger dan de koopsom. De notaris had zich dus nader moeten laten informeren over de waarde van de woning en of de koopsom reëel was.
Conclusie is dan ook dat de notaris, mede ten aanzien van het belang van de Belastingdienst, te passief heeft gehandeld en te veel is afgegaan op de door partijen/koper verstrekte informatie.
Daarnaast heeft de notaris de artikelen 4.1 en 21 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels overtreden, nu niet is komen vast te staan dat hij met de verkoper, een op leeftijd zijnde particulier, tijdig over de financiële consequenties van de verkoop van de woning vrij op naam heeft gecommuniceerd.
De kamer van toezicht zal het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaren.
4.2.2 Vervolgens komt de kamer van toezicht toe aan de vraag of de notaris klager had moeten informeren omtrent het verzoek tot het passeren van de akte van levering van de betreffende woning. De kamer van toezicht is van oordeel dat de notaris hiertoe niet gehouden was. De kamer van toezicht merkt op dat dit contact in dit geval wel wenselijk was maar een dergelijke verplichting niet expliciet is opgenomen in de huidige regelgeving. Dit onderdeel van de klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
4.2.3 Het door de notaris gedane beroep op geheimhoudingsplicht speelt in dit kader geen rol. Wel overweegt de kamer van toezicht hier ten overvloede dat de mening van de notaris dat hij niets tegen klager kon of mocht zeggen gelet op zijn geheimhoudingsplicht een misvatting is.
4.3 De kamer van toezicht houdt bij het bepalen van de op te leggen sanctie rekening met de hiervoor onder 4.2.1 genoemde omstandigheden alsmede met de negatieve opvatting van de notaris over zijn lijdelijke rol bij de bepaling van de waarde van de woning met betrekking tot de overdrachtsbelasting. De notaris heeft zeer laakbaar gehandeld en had zich in dit geval, met twee ongelijkwaardige partijen, moeten opstellen als een openbaar ambtenaar. Een schorsing van de notaris zou mogelijk in de reden liggen, maar een dergelijke sanctie acht de kamer van toezicht uiteindelijk te zwaar.
4.4 Het oordeel van de kamer van toezicht leidt tot een gegrondverklaring van het concrete onderdeel van de klacht. De kamer zal aan de gegrondverklaring een tuchtrechtelijke maatregel verbinden. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.3 is overwogen wordt de notaris de maatregel van berisping opgelegd.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht voor wat betreft het onzorgvuldig handelen gegrond;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
legt notaris mr. [de oud-notaris] de maatregel van berisping op;
bepaalt dat deze maatregel zal worden ten uitvoer gelegd op een nader te bepalen tijdstip.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter, mr. D. van Emden, mr. M.H.G. Giesbers en mr. J.L.G.M. Mertens, leden, en mr. H. Quispel, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
KLN 09.14
21 januari 2010
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de volgende beslissing op de klacht van […], notaris te […], hierna te noemen klager, tegen […], notaris te […], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1 Op 3 april 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
1.2 Op 29 mei 2009 heeft het gerechtshof te Amsterdam bepaald dat de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch wordt belast met de behandeling van de zaak van klager. Hierbij is overwogen dat tegen klager eveneens een klacht door de beklaagde is ingediend. De klachten over en weer hebben in grote lijnen betrekking op hetzelfde feitencomplex. De kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch is belast met de behandeling van beide klachten.
1.3 Op 22 juni 2009 heeft de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch verzocht om instemming van partijen de klachten van klager en de notaris en vice versa gevoegd te behandelen.
1.4 Op 29 juni 2009 heeft de notaris aangegeven in te stemmen met een gevoegde behandeling van de beide klachten.
1.5 Op 3 juli 2009 heeft de advocaat, mr. M.F.J.J.M. Tijssen, namens klager aangegeven dat hij niet instemt met de voorgestelde gevoegde behandeling van de klachten en dat klager het zeer onwenselijk vindt als eenzelfde kamer over beide klachten oordeelt.
1.6 Op 13 juli 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht te ’s-Hertogenbosch klager en de notaris gemeld dat de beide klachten separaat van elkaar worden behandeld en dat het verzoek van klager dat de beide klachten niet door de kamer van toezicht met dezelfde samenstelling zullen worden behandeld, wordt afgewezen.
1.7 Op 3 augustus 2009 heeft de notaris gereageerd. Bij zijn reactie voegt de notaris de door hem tegen klager ingediende klacht.
1.8 De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 19 november 2009. Klager is verschenen. De notaris is, samen met zijn kantoorgenoot […], eveneens verschenen.
2. De feiten
2.1 Bij brief van 29 januari 2009 heeft de notaris een klacht ingediend tegen klager.
2.2 De advocaat van klager heeft aan een kantoorgenote van de notaris verzocht te bespreken de klacht te heroverwegen en haar medegedeeld dat klager anders zelf een klachten tegen de notaris zou indienen.
2.3 Op 18 februari 2009 heeft de notaris klager bericht dat hij de eerder door hem ingediende klacht tegen klager niet wil heroverwegen.
2.4 Op 3 april 2009 heeft klager de onderwerpelijke klacht ingediend tegen de notaris.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1 Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Door de notaris is in strijd met de eer en waardigheid van het notarisambt gehandeld door oneigenlijk over hem te klagen en klager daarmee in een kwaad daglicht te stellen bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), de kamer van toezicht in […], de kamer van toezicht in […] en de kamer van toezicht in ’s-Hertogenbosch.
3.2 De notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende opgeworpen.
Het indienen van de klacht door klager is het directe gevolg van het niet intrekken van de eerder ingediende klacht van de notaris jegens klager. Die laatste klacht is volgens de notaris zonder meer gerechtvaardigd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er in de onderhavige zaak sprake was van een koopovereenkomst tussen twee ongelijkwaardige partijen. In dat geval dient de notaris te voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht, zeker in een koop als de onderhavige met bijzondere aspecten. Er was sprake van een verkoop vrij op naam van een bestaande woning door een particulier, de verkoper moest genoegen nemen met een koopprijs fors lager dan de taxatiewaarde van de betreffende woning en de belangen van de fiscus werden geschaad omdat er te weinig overdrachtsbelasting werd voldaan door een te lage koopprijs. Klager heeft niet bij de notaris geïnformeerd omtrent beweegreden(en) van het niet laten doorgaan van het passeren van de akte. Klager stelt volgens de notaris onterecht dat zijn geheimhoudingsplicht hem hiervan heeft weerhouden, omdat de informatie die hij geheim zou moeten houden al bij de notaris bekend was. De notaris heeft dus niet oneigenlijk een klacht ingediend tegen klager. De klacht dient naar zijn menig ongegrond verklaard te worden.
4. De beoordeling
4.1 Een ieder, ook de KNB, het BFT of een notaris is gerechtigd om schriftelijk en met redenen omkleed klachten tegen notarissen en kandidaat-notarissen bij de kamer van toezicht in te dienen. De kamer van toezicht heeft zich beraden omtrent de klacht van de notaris jegens klager. De rechtsfiguur misbruik van klachtrecht heeft een uiterst marginale functie omdat het klachtrecht zelf al waarborgen bevat tegen een ongerechtvaardigd gebruik van processuele bevoegdheden. Hierbij valt onder andere te denken aan het beginsel van hoor en wederhoor en de mogelijkheid van verzet en hoger beroep. Een ongegronde klacht dient te worden afgewezen, een onjuist verweer dient te worden verworpen. Wie zonder belang een klacht indient wordt niet-ontvankelijk verklaard op grond van de in het klachtrecht aanvaarde regel “geen belang, geen actie.” Van misbruik van klachtrecht kan pas sprake zijn als het recht om te klagen wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, met name om zonder enig in redelijkheid te respecteren belang tegen een notaris of kandidaat-notaris een klacht in te dienen. In de onderhavige zaak is van misbruik van klachtrecht geen sprake. In tegendeel, de kamer van toezicht heeft deze klacht bij uitspraak van heden gegrond verklaard. Hieruit volgt dat de klacht van klager ongegrond verklaard moet worden.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter,
mr. D. van Emden, mr. M.H.G. Giesbers en mr. J.L.G.M. Mertens, leden, en mr. H. Quispel, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2010, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.