GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
CHIP(S)HOL III B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
APPELLANTE,
vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, advocaat te Amsterdam,
de 37 besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid B.V. AIRSIDE A tot en met B.V. AIRSIDE S en B.V. AIRSIDE AA tot en met B.V. AIRSIDE RA,
alle gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
TUSSENKOMENDE PARTIJEN,
vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, advocaat te Amsterdam,
de naamloze vennootschap N.V. LUCHTHAVEN SCHIPHOL,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
GEÏNTIMEERDE,
vertegenwoordigd door mr. T.R.B. de Greve, advocaat te Amsterdam.
1. Het verdere geding in hoger beroep
De partijen worden hierna Chipshol, Airside vennootschappen en Luchthaven genoemd. Chipshol en Airside vennootschappen worden tezamen ook Chipshol cs genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot 14 juli 2009 verwijst het hof naar het op die datum in deze zaak uitgesproken tussenarrest.
Ter uitvoering van dat tussenarrest heeft Chipshol een akte, met producties, genomen. Vervolgens heeft de Luchthaven een akte, eveneens met producties, genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2.1. In voormeld tussenarrest heeft het hof overwogen dat, nu Chipshol noch de Airside vennootschappen Groenenberg in het geding hebben betrokken, zij, gelet op artikel 438 lid 5 Rv in hun vordering tot opheffing van het ten laste van Groenenberg gelegde beslag niet ontvankelijk dienen te worden verklaard. In hetgeen Chipshol hieromtrent betoogt, ziet het hof geen aanleiding van deze beslissing terug te komen.
2.2. Het hof heeft voorts overwogen dat, naar zijn voorlopig oordeel, de Luchthaven geen (voldoende) belang heeft bij de ten laste van Chipshol onder de Rabobank en onder Groenenberg gelegde conservatoire derdenbeslagen, indien Chipshol een toereikende bankgarantie stelt. Het hof heeft bepaald dat de bankgarantie tevens betrekking dient te hebben op een eventuele betalingsveroordeling van Chipshol in het kader van de procedure ex artikel 55 Luchtvaartwet. Naar aanleiding van bezwaren van de Luchthaven tegen de aanvankelijk door Chipshol aangeboden bankgarantie van 15 februari 2008, heeft het hof voorts een aantal voorlopige opvattingen over de verdere inhoud van de te stellen garantie geformuleerd. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen om Chipshol in de gelegenheid te stellen een voorstel te doen voor een bankgarantie en voor verder debat daaromtrent.
2.3. Chipshol heeft een voorstel gedaan en de Luchthaven heeft daarop gereageerd. Op een aantal punten heeft de Luchthaven te kennen gegeven bezwaren te hebben tegen het voorstel van Chipshol. Zij heeft amendementen in de tekst voorgesteld. Het hof zal de bankgarantie beoordelen aan de hand van de tekstvoorstellen van partijen zoals deze zijn te vinden zijn in productie B bij de akte van de Luchthaven. Het hof - gehoord partijen – kan de tekst thans zelfstandig vaststellen. Slechts op een punt (hierna te bespreken onder 2.5) ziet het hof aanleiding Chipshol nog in de gelegenheid te stellen zich over het commentaar van de Luchthaven uit te laten.
2.4. De te stellen bankgarantie dient ertoe de Luchthaven vervangende zekerheid te verschaffen voor de beslagen die in dit geding aan de orde zijn. Dit brengt reeds mee dat er geen grond is de garantie uit te breiden tot een dekking voor andere vorderingen dan waarvoor beslag is gelegd en dus ook niet voor de vordering die de Luchthaven eventueel op Groenenberg mocht krijgen. De verwijzingen naar (vorderingen op) Groenenberg dienen derhalve uit de tekst te worden verwijderd. Overigens merkt het hof op dat de Hoge Raad inmiddels bij arrest van 19 februari 2010, LJN BK 4476 heeft bepaald dat Chipshol voor de toepassing van artikel 50 en artikel 55 Luchtvaartwet dient te worden aangemerkt als “eigenaar”.
2.5. Het hof is voornemens terug te komen van zijn in het tussenarrest geformuleerd voorlopig uitgangspunt dat de garantie niet eerder dan dat de desbetreffende uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan inroepbaar behoeft te zijn. De garantie dient te kunnen worden ingeroepen in geval van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis of arrest ook voordat de betrokken beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. In geval van handhaving van de beslagen zou immers ook tussentijdse executie kunnen plaatsvinden. De op dit punt betrekking hebbende wijzigingen/aanvullingen van de Luchthaven in de tekst van de voorgestelde bankgarantie kunnen bij deze stand van zaken derhalve gehandhaafd blijven. Alvorens het hof hieromtrent definitief zal beslissen, krijgt Chipshol ter wille van het processuele evenwicht echter de gelegenheid haar visie hierop te geven.
2.6. De uitbreiding van de garantie tot het (terug) te betalen bedrag met rente en kosten, acht het hof terecht. Met de tekst die de Luchthaven voorstelt ter vervanging van “een betalingsverplichting ex artikel 55 Luchtvaartwet” op blz. 1, beoogt de Luchthaven kennelijk een duidelijker redactie. Het hof ziet daarin geen inhoudelijke wijziging, zodat daar in redelijkheid geen bezwaar tegen kan bestaan.
2.7. Op blz. 2 bovenaan kan “en mogelijk nog andere conservatoire beslagen” terugkomen in de tekst met de toevoeging “ten laste van Chipshol”. De bankgarantie dient erop te zijn gericht alle ter zake van de in de bankgarantie omschreven vordering van de Luchthaven ten laste van Chipshol gelegde conservatoire beslagen te vervangen, ongeacht of zij met zoveel woorden door Chipshol zijn genoemd. Anders dan kennelijk de Luchthaven, ziet het hof voorts geen bezwaar tegen de zinsnede “ter opheffing van beslagen en ter voorkoming van verdere conservatoire beslagen ter zake van de vordering” aangezien dit de achterliggende bedoeling is van het verstrekken van de garantie.
2.8. De toevoeging in de passage in artikel 2 onder (a) sluit aan bij wat al hiervoor is overwogen. De tekst van artikel 2(b) acht het hof onduidelijk, maar het hof houdt het ervoor dat wordt bedoeld dat betaling niet meer kan worden gevorderd na het verstrijken van een maand na het in kracht van gewijsde gaan van alle beslissingen die op de vordering betrekking hebben.
2.9. Op blz. 3 is in art. 5 de passage “Zij wordt (…) bepaalde”, terecht verwijderd.
2.10. Met betrekking tot artikel 6(a) heeft de Luchthaven te kennen gegeven dat zij uitsluitend akkoord gaat met teruggave van de bankgarantie van 6 december 2007 als haar onder die garantie bestaande rechten en aanspraken worden gerespecteerd. Dit kan echter adequaat worden ondervangen door toevoeging van een aantal woorden in (1) zodat deze bepaling aldus komt te luiden: “(1) De bank stelt zich voor zover dit niet wordt gedekt door de garantie van 6 december 2007 onherroepelijk garant jegens de Luchthaven (…)”. Art. 6(a) kan dan vervallen. Art. 6(b) in de door de Luchthaven voorgestelde tekst acht het hof genoegzaam duidelijk maken dat de bankgarantie van 15 februari 2008 geen rol meer speelt, zodat discussie over de status van die bankgarantie verder achterwege kan blijven.
2.11. Het scenario waar de Luchthaven met betrekking tot art. 7(b) op is ingegaan (Chipshol betaalt, de bankgarantie vervalt en Chipshol executeert vervolgens het vonnis van 30 januari 2008), is, gelet op de vernietiging door de Hoge Raad van genoemd vonnis, niet meer aan de orde. Evenmin aan de orde is nog de door Chipshol genoemde variant dat de Hoge Raad in de artikel 50 Luchtvaartwetprocedure zou beslissen dat de rechtbank niet de eis had mogen stellen dat de garantie ook ziet op een mogelijke verplichting ex artikel 55 Luchtvaartwet, nu deze variant zich niet voordoet.
2.12. Ook de stelling van Chipshol dat, voor zover het beslag op het Groenenbergterrein ook ten laste van Chipshol is gelegd, dit nietig is omdat daartoe geen verlof is gegeven nu een gespecificeerd verzoek daartoe in het beslagrekest ontbrak, laat het hof verder buiten bespreking. Deze stelling is te beschouwen als een – tot nieuw debat aanleiding gevende - nieuwe grief, waarvoor in dit stadium van het geding geen plaats is.
Chipshol zal zich nog bij akte kunnen uitlaten over de onder 2.5 nader aangeduide kwestie. Desgewenst kan zij zich daarbij ook nog uitlaten over de betekenis van het vermelde arrest van de Hoge Raad voor deze zaak. Desgewenst zal Schiphol – uitsluitend op dit laatste (de betekenis van het arrest van de Hoge Raad) – nog bij antwoordakte kunnen reageren.
verwijst de zaak naar de rol van 13 juli 2010 voor het nemen van de onder 3 bedoelde akte aan de zijde van Chipshol;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en M.M.M. Tillema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2010.