ECLI:NL:GHAMS:2011:BP0310

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.076.895/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herstelbeslissing rechtbank met betrekking tot veroordeling tot betaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een herstelbeslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 30 juni 2010 een vonnis gewezen waarin appellant werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.507,62 aan geïntimeerde, maar dit was het gevolg van een kennelijke fout. De rechtbank heeft deze fout hersteld, maar appellant heeft het dagvaardingsexploot niet tijdig ingediend, waardoor de beroepstermijn inmiddels was verstreken. Appellant heeft geprobeerd om de zaak opnieuw aan te brengen met een herstelexploot, maar ook dit werd niet tijdig ingediend. Het hof heeft appellant in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep, maar de argumenten die appellant naar voren heeft gebracht, konden de niet-ontvankelijkheid niet doorbreken. Het hof oordeelt dat de beslissing van de rechtbank om de kennelijke fout te verbeteren, niet kan worden aangevochten en dat appellant niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. De kosten van het hoger beroep worden ten laste van appellant gesteld, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
ELFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[Appellant],
wonend te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: mr. T.P. Schut, te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
voorheen N.V. CONTINUON NETBEHEER,
gevestigd te Arnhem,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.G. Keizer, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 september 2010 is appellant in hoger beroep gekomen van een beslissing van de ¬rechtbank Amsterdam van
30 juni 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 435205/HA ZA 09-2510 tussen partijen gegeven, met dagvaarding van geïntimeerde voor dit hof tegen de roldatum 12 oktober 2010.
Het dagvaardingsexploot is niet tijdig ter griffie ingediend.
Bij herstelexploot van 26 oktober 2010 heeft appellant geïntimeerde opnieuw opgeroepen, tegen de roldatum 9 november 2010. De zaak is op die datum bij het hof aangebracht.
Bij rolbeslissing van 11 november 2010 is appellant in de gelegenheid gesteld zich op de rol bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep.
Appellant heeft een akte genomen.
Geïntimeerde heeft bij akte geantwoord.
Arrest is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
2.1 Geïntimeerde heeft in eerste aanleg de veroordeling van appellant gevorderd, kort gezegd, tot betaling van € 7.572,62 met rente en kosten. De rechtbank heeft bij vonnis van
10 maart 2010 overwogen dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 7.507,62, met rente. In het dictum onder 5.2 is echter geïntimeerde in plaats van appellant veroordeeld tot betaling van dat bedrag. Bij de beslissing waarvan beroep heeft de rechtbank op verzoek van geïntimeerde die fout verbeterd.
2.2 Gelet op hetgeen de rechtbank bij het vonnis van 10 maart 2010 heeft overwogen, was de veroordeling van geïntimeerde tot betaling van € 7.507,62 aan appellant een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leende. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank heeft de kennelijke fout verbeterd bij de beslissing waarvan beroep. Tegen die verbetering staat ingevolge artikel 31 lid 5 Rv geen voorziening open. Er zijn geen gronden aangevoerd die dit rechtsmiddelenverbod kunnen doorbreken.
2.3 Voor zover appellant heeft beoogd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 10 maart 2010, geldt dat het beroep niet is ingesteld binnen de beroepstermijn van drie maanden. De beslissing van 30 juni 2010 heeft geen wijziging gebracht in de beroepstermijn.
2.4 Appellant heeft nog aangevoerd dat hij geen belang had bij een hoger beroep tegen het vonnis van 10 maart 2010 omdat niet hij maar geïntimeerde tot betaling was veroordeeld. Dit betoog kan hem niet baten. Aangezien sprake was van een kennelijke fout, had appellant rekening behoren te houden met de verbetering daarvan.
2.5 De conclusie is dat appellant niet in het hoger beroep kan worden ontvangen.
2.6 De kosten van het hoger beroep komen ten laste van appellant als de in het ongelijk gestelde partij.
3. Beslissing
Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
verwijst appellant in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van geïntimeerde gevallen, op € 640,- voor verschotten en op
€ 316,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, W.J. van den Bergh en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 11 januari 2011.