2.2.2. Tot de gedingstukken behoort een verklaring van C, vanaf juli 1998 als secretaresse werkzaam bij belanghebbendes ex-werkgever. Op de laatste pagina van deze verklaring is met de hand geschreven ‘sept. 2003’.
In de verklaring, waarin ‘X’ staat voor belanghebbende, is onder meer vermeld:
“Voor mijn komst deed X alle werkzaamheden vanaf de oprichting in 1987 alles zelf. Naast het vele werk van een manager, verrichtte X alle secretariële en (financieel)-administratieve werkzaamheden. Het personeelsverloop was op dat moment zeer hoog. (…)
Op 1 januari 1999 werd de nieuwe WET FLEXIBILITEIT EN ZEKERHEID ingevoerd. (…) Dit betekende een enorme administratieve belasting voor de medewerkers. Hierdoor kwamen de commerciële activiteiten (…) nagenoeg stil te liggen en werden er vele weken geen vacatures meer vervuld. De omzet begon enorm terug te lopen.
Tegen het advies van X in, moest de hele organisatie van het bestuur worden aangepast. Er waren vanaf dat moment 3 organisaties (…). Ook hiervoor werd X volledig verantwoordelijk gesteld. (…)
Deze situatie veroorzaakte opnieuw een komen en gaan van medewerkers. Naast het vele werk van X, moest hij zich iedere keer weer opnieuw bezighouden met de werving en selectie van nieuwe medewerkers. (…)
De nieuwe medewerkers konden het vele werk niet aan en het aantal ziekmeldingen van de medewerkers was zeer hoog. De druk op X bleef daardoor onverminderd toenemen. Hij kreeg steeds minder financiële ruimte om de noodzakelijke investeringen te doen. De werkdagen van X werden steeds langer. (…) Het ontbrak hem zelfs aan tijd om te eten. Alle weekeinden was hij vele uren aan het werk voor A. X voelde zich steeds vaker ziek, had heel zware migraine-aanvallen, kreeg ernstige slaapproblemen en gaf aan dat hij steeds zwakker werd. Hij raakte op den duur volledig uitgeput, maar kon zich niet permitteren om daar aan toe te geven en hij weigerde op te geven, want hij voelde dat dat het einde zou betekenen van A.
Begin oktober 2000 kon X het vele werk en de aanhoudende druk vanuit het bestuur en de medewerkers niet meer aan en stortte hij volledig in. X meldde zich ziek, maar bleef desondanks toch dagelijks telefonisch contact houden met het bureau om de noodzakelijke voortgang te bewaken. Omdat de (dagelijkse) leiding van het bureau door niemand werd overgenomen, stond ik er als secretaresse helemaal alleen voor en was ik genoodzaakt om X (zeer tegen mijn zin vanwege de zware belasting), bijna dagelijks te consulteren over de lopende zaken.
In januari 2001 heeft X toen op eigen initiatief, en zeer tegen het advies in van de huisarts en de bedrijfsarts, op arbeidstherapeutische basis zijn werkzaamheden voor 2 dagen per week hervat. Vanaf dat moment deed iedereen weer volledig beroep op X en werd er opnieuw enorme druk op hem uitgeoefend door zowel de leiding als de medewerkers en de zakenrelaties. Door zijn afwezigheid waren belangrijke zaken uitgesteld. Omdat X voelde dat zijn gezondheid vanwege de enorme druk niet verbeterde, adviseerde hij het bestuur in maart 2001 om iemand aan te nemen, die TIJDELIJK de dagelijks leiding van het bureau van hem zou kunnen overnemen, zodat X op de achtergrond een aantal werkzaamheden zou kunnen doen en tevens zou kunnen werk aan zijn herstel.
In april werd een interim manager aangesteld, die de dagelijkse leiding van het bureau kreeg. Daarnaast kreeg zij de opdracht om een organisatieplan op te stellen. Na een aantal gesprekken met X stelde de interim manager, op basis van voorstellen die X reeds lang daar voor had ingediend bij het bestuur, een PLAN VAN AANPAK op. Tot grote verbazing van iedereen bleek uit dat plan dat de functie van X (adjunct-directeur) was komen te vervallen. X was hiervan niet vooraf op de hoogte gesteld. Pas nadat het Bestuur het plan in mei had geaccordeerd en alle medewerkers al uitvoerig waren geïnformeerd, werd X pas in juni 2001 hiervan op de hoogte gesteld door middel van het overhandigen van een exemplaar van het Plan van Aanpak. Het was voor hem een enorme schok om op die wijze te moeten vernemen dat zijn functie was komen te vervallen. Hij raakte daardoor nog dieper in de put. In plaats van herstel ging de gezondheid van X vanaf dat moment verder achteruit. Hij besprak met mij dat hij er zeker van was dat hij op termijn zou worden ontslagen. Hij voelde zich machteloos. (…)
X kreeg vervolgens opdracht van de interim manager om verschillende werkzaamheden die waren blijven liggen weer op te pakken. Dit waren voornamelijk administratieve taken. X moest zich ondermeer opnieuw gaan verdiepen in de verschillende offertes van verzekeringsmaatschappijen. Dit was een klus die X reeds lang voordat hij ziek werd had afgerond en voor het nemen van een definitieve beslissing had overgedragen aan de leiding. Tot dan toe werd daarover geen directiebesluit genomen. Opnieuw kreeg X opdracht om op zoek te gaan naar een (nog) goedkopere oplossing. Hij moest ondergaan dat de verschillende maatschappijen A niet meer serieus namen. Het was een enorme vernedering voor X.
(…) Door de vele klachten van de huisartsen (…) kwam X extra zwaar onder druk te staan. Dit alles deed hem geen goed, maar hij bleef doorvechten. Hij kwam gewoonweg niet toe aan zijn herstel. (…)
Er volgden tijdens de ziekteperiode van X enkele gesprekken tussen de leiding en X over de voortgang. Hij moest zich tweemaal per week verantwoorden bij de interim manager. Tijdens die gesprekken kreeg X steeds op subtiele wijze het gevoel, dat zijn einde bij A onafwendbaar werd. In overleg met de bedrijfsarts en de psycholoog was een reïntegratieplan opgesteld. Dit plan werd door de leiding van A niet geaccepteerd en uit gesprekken met de bedrijfsarts en de psycholoog bleek dat de bedrijfsarts steeds zwaarder onder druk kwam te staan voor wat betreft de integratie van X bij A. (…) Uit eigen waarneming bleek dat X door de leiding steeds vaker werd genegeerd. (…) X was ten einde raad, maar bleef zich verzetten tegen een ontslag op basis van zijn arbeidsongeschiktheid. (…)
X heeft tijdens zijn ziekteperiode geen enkele steun ontvangen van de leiding en er was geen enkele belangstelling voor zijn situatie. (…) X heeft helaas gelijk gekregen dat de leiding zijn ziekteperiode heeft gebruikt om hem uiteindelijk te ontslaan. Het onmenselijke optreden van de leiding tijdens de ziekteperiode en het grote onrecht dat X is aangedaan kan ik niet accepteren.
(…) A heeft hem ziek gemaakt en houdt hem tot de dag van vandaag nog steeds ziek.”