ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6650
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.B.C.M. van der Reep
- J.W. Hoekzema
- H.J.M. Boukema
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden na ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [ Geïntimeerde ] voor gemeenschapsschulden na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap met haar ex-partner [ B ]. De kwestie is ontstaan na een verduistering door [ B ], die in 2008 door de rechtbank Haarlem werd veroordeeld tot terugbetaling van een aanzienlijk bedrag aan zijn voormalige werkgever, [ X ]. Na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap op 22 april 2008, heeft [ X ] geprobeerd om ook [ Geïntimeerde ] aansprakelijk te stellen voor de schade die voortvloeide uit de verduistering. De rechtbank heeft de vordering van [ X ] tegen [ Geïntimeerde ] afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd dat [ Geïntimeerde ] onrechtmatig had gehandeld of dat de vordering een gemeenschapsschuld betrof waarvoor [ Geïntimeerde ] aansprakelijk was.
Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en heeft de grieven van [ X ] verworpen. Het hof oordeelde dat de huwelijksgoederengemeenschap van [ B ] en [ Geïntimeerde ] alle schulden omvatte die vóór de ontbinding waren ontstaan, maar dat [ Geïntimeerde ] na de ontbinding niet aansprakelijk was voor de schadevergoedingsverbintenis van [ B ] jegens [ X ]. Het hof benadrukte dat de afstand van de gemeenschap door [ Geïntimeerde ] haar in beginsel ontheft van aansprakelijkheid voor schulden waarvoor zij vóór de ontbinding niet aansprakelijk was. De grieven van [ X ] over de onrechtmatige daad van [ Geïntimeerde ] werden als ontoereikend beoordeeld, omdat er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de verduistering of dat zij daarvan had moeten weten. Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [ Geïntimeerde ] niet aansprakelijk was voor de vordering van [ X ].