ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.077.902-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wilsbekwaamheid en testamentaire beschikking

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris, waarbij hij stelt dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een goed en zorgvuldig handelend notaris betaamt. De klacht betreft het opmaken van een testament voor de vader van klager op 8 oktober 2009, waarbij klager onterfd werd. Klager betwist de wilsbekwaamheid van zijn vader ten tijde van het opmaken van het testament, en stelt dat de notaris het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid niet heeft toegepast, ondanks dat er voldoende aanleiding voor was. Het hof heeft de zaak behandeld en is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de geestelijke toestand van de vader van klager adequaat heeft gecontroleerd. De notaris heeft verklaard dat er geen aanwijzingen waren dat de vader van klager in de war of wilsonbekwaam was. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kamer van toezicht, die de klacht ongegrond heeft verklaard. De notaris heeft op geen enkele wijze geconstateerd dat de vader van klager onder invloed van morfine verkeerde of niet helder van geest was. De kamer van toezicht heeft geoordeeld dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld en dat de klacht van klager ongegrond is.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 31 mei 2011 in de zaak onder nummer 200.077.902/01 NOT van:
[klager],
wonende te [ ],
APPELLANT,
gemachtigde: M.J.E. Franken,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [ ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 26 november 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder de kamer, van 28 oktober 2010, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 29 december 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 7 april 2011 en 11 april 2011 heeft het hof van de zijde van elk van partijen pleitnotities toegezonden gekregen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 april 2011. Klager en diens gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De notaris is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen met bericht van verhindering.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
Klager verwijt de notaris dat hij niet heeft gehandeld zoals een goed en zorgvuldig handelend notaris betaamt. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
a. De notaris heeft op 8 oktober 2009 in een zeer uitzonderlijke situatie een testament opgemaakt voor zijn vader, zonder daarover iets te rapporteren. In een gesprek naderhand met de notaris bleek dat deze niet op de hoogte was van het bestaan van een eerder testament.
b. De notaris heeft het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid niet toegepast terwijl daarvoor voldoende aanleiding was. Zo was de afspraak met de notaris niet gemaakt door de vader zelf, maar door de zoon van zijn vriendin, die indirect belang had bij het nieuwe testament. Verder vond de bespreking plaats in het huis van die vriendin, van wie de vader afhankelijk was voor zijn verzorging. Hij had bovendien niet lang meer te leven, hetgeen hij kort tevoren te horen had gekregen.
c. De notaris had op 8 oktober 2009 niet mogen overgaan tot het – laten – ondertekenen van het testament nu klagers vader kennelijk onder invloed van morfine verkeerde.
5 Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd:
a. In een gesprek met klager en zijn moeder na het overlijden van de vader van klager heeft de notaris uitgelegd hoe het nieuwe testament tot stand is gekomen. Hij heeft in dat gesprek geen mededelingen gedaan over het oude testament, omdat dat hem vanwege de geheimhoudingsplicht niet vrij stond.
b. De notaris heeft – evenals de kandidaat-notaris die het testament als waarnemer heeft gepasseerd – de geestelijke toestand van de vader van klager voldoende gecontroleerd. Uit zijn gedrag en uit zijn wijze van communiceren is op geen enkele manier de indruk ontstaan dat de vader van klager in de war of wilsonbekwaam zou zijn, mitsdien was er geen aanleiding om het stappenplan toe te passen. Hierbij speelt een rol dat de vader van klager al tien maanden eerder met de notaris had gesproken over zijn voornemen zijn testament op de desbetreffende wijze te wijzigen. De bespreking van het testament heeft plaatsgevonden onder vier ogen. Het is de notaris niet gebleken dat door de vriendin van de vader druk is uitgeoefend.
c. de notaris heeft op geen enkele wijze geconstateerd dat de vader van erflater door medicijnen of wegens andere redenen niet helder van geest was. De vader van erflater oogde weliswaar zwak en ziek maar communiceerde duidelijk en wist precies wat hij wilde.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de hiervoor onder 4. weergegeven klachtonderdelen oordeelt het hof als volgt.
6.2. Ad a. Het verwijt dat de notaris geen rapportage heeft opgemaakt is ongegrond. De notaris heeft, voor zover de geheimhoudingsplicht hem dat mogelijk maakte, uitgelegd aan klager hoe zijn handelwijze is geweest. Dat de notaris onvoldoende aantekeningen zou hebben gemaakt in het dossier is het hof niet gebleken.
Ad b. Het hof is, met de kamer, van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris de geestelijke toestand van de vader van klager voldoende heeft gecontroleerd. De notaris heeft waargenomen – hetgeen door klager niet, althans onvoldoende is weersproken – dat de vader van klager in het geheel niet in de war was tijdens de voorbespreking en de ondertekening van het nieuwe testament. Ook heeft de notaris tijdens de voorbespreking – onder vier ogen – diverse vragen gesteld over de achterliggende redenen voor het wijzigen van het testament, waarop de vader van klager een duidelijke en heldere reactie gaf. De wens om klager te onterven kwam de notaris hierbij niet als ongebruikelijk of verontrustend voor, nu hij de vader van klager tien maanden eerder al had ontmoet en toen ook al de mogelijkheden voor het opstellen van een testament met een onterving van klager had besproken.
Het feit dat de vader van klager daags voor het opmaken van het nieuwe testament te horen had gekregen dat hij nog maar enkele weken te leven had en derhalve emotioneel geraakt was, gaf naar oordeel van het hof wel aanleiding tot extra oplettendheid van de notaris met betrekking tot de vraag of de vader van klager zijn wil kenbaar kon maken en in vrijheid zijn wil kon bepalen. Het door klager voorgedragen Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid kan hierbij een leidraad zijn, doch het enkele feit dat het stappenplan niet is gehanteerd maakt het handelen van de notaris niet klachtwaardig. In het onderhavige geval te minder nu op grond van de verklaringen van de notaris en de gemachtigde van klager tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep, ervan kan worden uitgegaan dat de vader van klager destijds in staat was tot het voeren van een helder gesprek. Dit klachtonderdeel acht het hof eveneens ongegrond.
Ad c. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel heeft de notaris gesteld dat hij op geen enkele wijze kon constateren dat de vader van klager door medicijnen of wegens andere redenen niet helder van geest zou zijn. Nu ook de kandidaat-notaris die het nieuwe testament heeft gepasseerd, heeft verklaard nimmer de indruk te hebben gehad dat kon worden getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van de vader van klager, en klager geen feiten of omstandigheden heeft kunnen aandragen die tot een ander oordeel moeten leiden, acht het hof het derde klachtonderdeel eveneens ongegrond.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 mei 2011 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
[klager],
wonende te [ ],
gemachtigde: M.J.E. Vranken,
hierna te noemen: klager,
tegen:
[DE NOTARIS],
notaris te [ ],
hierna te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure
Bij brief van 15 april 2010, met bijlagen, heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
Bij brief van 27 april 2010 heeft de notaris gereageerd op de klacht.
Op 10 september 2010 heeft de kamer de klacht behandeld in aanwezigheid van klager en de notaris. De gemachtigde van klager heeft ter zitting nog een pleitnota overgelegd waarvan de inhoud als hier ingelast wordt beschouwd
Na afloop van de behandeling heeft de voorzitter partijen medegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.
2. De vaststaande feiten
Op 22 december 2008 heeft de heer [ ], vader van klager, een gesprek gehad met de notaris over de mogelijkheden betreffende het opstellen van een nieuw testament.
Een nieuwe afspraak werd gepland op 14 januari 2009, welke afspraak vervolgens door de [vader van klager] zelf werd afgezegd.
Op 8 oktober 2009 volgde alsnog een vervolggesprek over het testament tussen de [vader van klager] en de notaris. Diezelfde dag heeft kandidaat-notaris [X], werkzaam bij de notaris, de ontwerpakten aan de [vader van klager] uitgereikt en met hem besproken.
Op 16 oktober 2009 is de [vader van klager] met mevrouw [S] in het huwelijk getreden.
Op 27 oktober 2009 is de [vader van klager] overleden.
3. De inhoud van de klacht en de reactie van de notaris daarop
3.1 Klager verwijt de notaris dat deze niet heeft gehandeld zoals een notaris betaamt, meer bepaald dat de notaris op 8 oktober 2009 in een zeer uitzonderlijke situatie een testament heeft opgemaakt voor [vader van klager], de erflater, en daarover niets heeft gerapporteerd. Ook heeft de notaris het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet gevolgd terwijl daar volgens klager voldoende reden voor was. Nadat de erflater op 7 oktober 2009 te horen had gekregen dat hij nog maar enkele weken te leven had heeft hij op 8 oktober 2009 een nieuw testament laten opmaken waarbij klager, zijn enige zoon, onterfd werd. De notaris heeft dit testament in iets meer dan een half uur met de erflater besproken. Dat was alles. Klager is van mening dat de erflater onder de invloed van morfine was ten tijde van het bespreken en ondertekenen van het testament. Ook de huisarts van de erflater had klager verteld dat morfine de eerste 7 tot 10 dagen van gebruik het gedrag beïnvloedt en dat de [vader van klager] nooit gewild zou hebben wat hij heeft ondertekend.
3.2 De notaris heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komt.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Klager verwijt de notaris dat hij niet heeft gehandeld zoals een notaris betaamt, meer bepaald dat de notaris op 8 oktober 2009 in een zeer uitzonderlijke situatie een testament heeft opgemaakt voor de erflater en daarover niets heeft gerapporteerd en dat hij het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid niet heeft gevolgd terwijl daar volgens klager voldoende reden voor was.
4.2 De notaris heeft gesteld, hetgeen niet is weersproken, dat hij de geestelijke toestand van de erflater heeft gecontroleerd en heeft waargenomen dat de erflater in het geheel niet in de war was tijdens de bespreking van het testament. Ook heeft de notaris aan de erflater indringende vragen gesteld over de reden van het “onterven” van klager. De notaris heeft de erflater verder alle mogelijkheden van het testament uitgebreid uitgelegd, ondermeer wat de erfrechtelijke gevolgen voor klager zouden zijn als de erflater in het huwelijk zou treden met zijn vriendin, mevrouw [S]
Wat hier eveneens van belang is, is dat de notaris de erflater al eerder had ontmoet, namelijk op 22 december 2008, waarbij voor de eerste maal de mogelijkheden van het opstellen van een nieuw testament en “onterving” van klager werden besproken. In de geestelijke toestand van de erflater en daarmee de mogelijkheid om zijn wil te uiten en de gevolgen daarvan te kunnen overzien was naar het oordeel van de notaris op 8 oktober 2009 geen wijziging gekomen en hij zag dan ook geen reden om het zogenaamde Stappenplan te volgen.
Met de notaris is de kamer het eens dat het genoemde Stappenplan geen richtlijn in de zin van een voorschrift is. Naar het oordeel van de kamer heeft klager verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris gerede twijfels diende te hebben aan de geestesgesteldheid van de erflater. Het feit dat de erflater daags voor het opmaken van het testament, op 7 oktober 2009, te horen had gekregen dat hij nog maar enkele weken te leven had, maakt nog niet dat hij als gevolg daarvan zondermeer wilsonbekwaam zou zijn. Ook de minder gebruikelijke wens/wil van de erflater om klager zo weinig mogelijk te laten erven, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de erflater niet in staat was zijn wil te bepalen. Dit laatste geldt des te meer nu erflater reeds veel eerder, namelijk op 22 december 2008, al krachtig bij de notaris had aangegeven te overwegen zijn testament in deze zin te wijzigen.
Daar komt bij dat ook uit de door erflater nadien ondernomen acties, namelijk diens huwelijk met mevrouw Schepers op 16 oktober 2009, waardoor het legitieme aandeel van klager nog verder zou verminderen, duidelijk lijkt te volgen dat erflater zijn wil bepaald had en zich bewust was van de vergaande gevolgen voor klager. Ook heeft erflater tussen de dag van het opmaken van het testament, 8 oktober 2009, en 27 oktober 2009 nog de mogelijkheid gehad om terug te komen op het nieuwe testament, hetgeen hij echter niet heeft gedaan. Dat hij diens vergaande keuze niet met klager heeft gedeeld, is in de onderlinge verhouding te betreuren, maar kan als zodanig niet aan de notaris worden verweten.
Alles in onderling verband en samenhang beschouwend komt de kamer tot het oordeel dat de notaris geens-zins onzorgvuldig dan wel in strijd met hetgeen een notaris betaamt heeft gehandeld, zodat de klacht hiertegen dan ook ongegrond is.
5. De beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te Maastricht op 24 september 2010 door mr. W.J.J. Beurskens, plv. voorzitter, mr. R.H.J. Otto en mr. C.L.J.R. Douven, kroonleden, mr. R.J.M. van Gent en mr. R.L.G.M. Steegmans, notarisleden, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M. Geurts, secretaris.