ECLI:NL:GHAMS:2011:BR5795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001030-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de aanwezigheid van hennep en hasjiesj in coffeeshop te Haarlem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1977 en werkzaam als bedrijfsleider in coffeeshop [X] te Haarlem, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj en hennep. Tijdens een doorzoeking op 19 maart 2008 werd bij de coffeeshop een handelsvoorraad van meer dan 500 gram aangetroffen, wat in strijd is met het gedoogbeleid. Het hof oordeelde dat het bewijs, hoewel niet middels een test bevestigd, voldoende was om aan te nemen dat de in beslag genomen producten hennep en/of hasjiesj bevatten. De verdachte had verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de voorraad in de coffeeshop en dat hij op het moment van de doorzoeking meer weed had dan toegestaan. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week en een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een ander feit. De op te leggen straffen zijn gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001030-10
datum uitspraak: 24 augustus 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 3 maart 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-664352-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 3 maart 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 mei 2011 en 10 augustus 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2008 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad: - ongeveer 1059,3 gram hasjiesj en/of hennep (in de bedrijfsruimte van coffeeshop [X] gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] en/of - ongeveer 10728,4 gram hasjiesj en/of hennep (in een kamer op de eerste verdieping van het pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats], in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 maart 2008 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1048,1 gram hasjiesj en/of hennep (in de coffeeshop [X] gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet..
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 maart 2008 blijkt dat bij de doorzoeking in de coffeeshop [X] te Haarlem op 19 maart 2008 door de verbalisant [verbalisant] een handelsvoorraad weed is aangetroffen die na weging ruim meer dan de volgens het gedoogbeleid toegestane 500 gram bleek te zijn.
Het hof heeft in zijn interlocutoir arrest van 1 juni 2011 geoordeeld dat het onderzoek niet volledig is geweest en het noodzakelijk geacht dat in een aanvullend proces-verbaal nader zou worden gerelateerd op grond waarvan c.q. welke deskundigheid is aangenomen dat de in beslag genomen producten daadwerkelijk hasjiesj en/of hennep bevatten. In een aanvullend proces-verbaal van 9 augustus 2011 heeft de verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij taakaccenthouder drugs is en dat het beleid ten tijde van dit onderzoek was dat hennep niet getest hoefde te worden en aan de hand van de bevindingen van een taakaccenthouder kon worden vastgesteld. In dit aanvullende proces-verbaal heeft hij niet expliciet gesteld dat hij de in de shop zelf aanwezige producten heeft herkend als hennep, wel dat dit het geval is geweest met hennep die in een ruimte is aangetroffen boven de coffeeshop. Het bezit van die hennep is niet aan de verdachte ten laste gelegd.
Het hof is thans, alles overziende, echter van oordeel dat uit het voorhanden bewijsmateriaal, in samenhang bezien, kan worden afgeleid dat genoemde producten hennep en/of hasjiesj bevatten.
De verdachte heeft op 19 maart 2008 bij de politie verklaard dat hij bedrijfsleider is in de coffeeshop [X]. Hij heeft verklaard dat het zijn taak is te zorgen dat alles op voorraad is en dat hij met voorraad bedoelt drank en weed. In de shop werd bij de verkoopbalie de voor verkoop gereed liggende handelsvoorraad aangetroffen, alsmede in een afzonderlijke lade 56 spacecakes, waarvan de verdachte ter plaatse aangaf dat het werkende bestanddeel per cake 0,2 gram betrof. Voorts heeft de verdachte erkend dat hij op het moment dat de politie op 19 maart 2008 in zijn coffeeshop een doorzoeking deed een halve kilo meer weed aanwezig had dan toegestaan, welke hoeveelheid achter een luikje verborgen lag omdat het niet in de shop aanwezig mag zijn. Deze voorraad bestond uit 9 zakjes met softdrugs en een zakje met 54 voorgedraaide joints. Hij heeft daarover verklaard dat zijn baas deze extra hoeveelheid daar had neergelegd omdat hij op vakantie ging en de shop tijdens zijn vakantie niet kon bevoorraden. De verdachte kon op die manier 'even vooruit'.
Het hof is van oordeel dat er in beginsel van uit mag worden gegaan dat in coffeeshops met een gedoogstatus als [X] 'echte' en geen 'nep' softdrugs plegen te worden verkocht, behoudens aanwijzingen van het tegendeel. Dergelijke aanwijzingen van het tegendeel bevat het dossier echter niet. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de aangetroffen stoffen de handelsvoorraad betroffen, waaruit het hof begrijpt dat hij bedoelde dat deze voorraad daadwerkelijk hasjiesj en/of hennep bevatte. Eerst in hoger beroep heeft hij de mogelijkheid geopperd dat in de coffeeshop (ook) nepdrugs werden verkocht, maar ook toen heeft hij verklaard dat hij ervan uitgaat dat de verkochte producten weed betroffen. Uit de aan de politie afgelegde verklaring van de eigenaar van [X], [eigenaar], die tevens de leverancier van de softdrugs is, blijkt evenmin van mogelijke twijfel omtrent de aard van de koopwaar die hij aan [X] levert. De door hem genoemde inkoopprijs van "ver boven de 3.500 euro per kilo" duidt er eveneens op dat het hier om softdrugs gaat. Het feit dat dit niet door een test is bevestigd doet daaraan niet af. Ook de verbalisanten, onder wie de taakaccenthouder drugs, hebben de betreffende producten als softdrugs aangemerkt en in beslag genomen. Aldus acht het hof bewezen dat het gaat om de substantie die is bewezen verklaard. Dat het om 'nep' drugs zou gaan is niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede een taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hoeveelheid hennepproducten voorhanden gehad die ruim groter was dan de volgens het gedoogbeleid toegestane hoeveelheid. Hennepproducten zijn slecht voor de gezondheid van gebruikers.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 juli 2011 is de verdachte eerder veroordeeld, zij het ter zake van een andersoortig feit, te weten belediging .
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor overwogen .
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. A.E.M. Röttgering en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 augustus 2011.
mr. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Parketnummer: 23-001030-105
arrest
GERECHTSHOF AMSTERDAM