ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001893-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in Hoorn door beveiliger tijdens schermutseling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, een beveiliger, was beschuldigd van mishandeling van twee personen tijdens een incident voor het café Racso in Hoorn op 30 april 2009. De verdachte had zich bemoeid met een opstootje waarbij hij [slachtoffer 2] zou hebben geslagen, wat resulteerde in letsel aan diens mond en tanden. De rechtbank had eerder een werkstraf van 40 uur opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep zijn verklaringen van de slachtoffers, getuigen en de verdachte zelf gehoord. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen waren consistent en bevestigden dat de verdachte de klap had uitgedeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt, wat leidde tot letsel bij [slachtoffer 2]. De verdediging stelde dat de verdachte enkel had geprobeerd te bemiddelen, maar het hof verwierp deze argumentatie.

Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, met de mogelijkheid van 20 dagen hechtenis bij niet-naleving. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om een bedrag van EUR 1.373,40 te betalen. Het hof benadrukte dat de verdachte, in zijn rol als beveiliger, zijn bevoegdheden had overschreden door geweld te gebruiken, wat niet gerechtvaardigd was, ongeacht het gedrag van het slachtoffer.

Uitspraak

parketnummer: 23-001893-11
datum uitspraak: 12 december 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 26 januari 2011 in de strafzaak onder parketnummer
14-056921-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 januari 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 april 2009 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2])
- (met kracht) (met de tot vuist gebalde) hand(en) heeft gestompt/geslagen op/tegen de neus, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) (met de tot vuist gebalde hand(en)) heeft gestompt/geslagen op/tegen de mond, althans het hoofd, van die [slachtoffer 2] en/of
- (met kracht) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of heeft weggesmeten/geworpen en/of heeft geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2009 in de gemeente Hoorn, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen tegen het hoofd waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009034106-1 van 6 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [J.] [doorgenummerde pagina's 5-8].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 mei 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 30 april 2009 was ik in het Racso, gelegen aan de Roode Steen in Hoorn. Ik was daar samen met twee vrienden van mij, [slachtoffer 1] en [getuige 2]. [slachtoffer 1] wilde naar binnen toe maar werd niet binnen gelaten door de uitsmijter. Ik ben er tussen gaan staan en heb de uitsmijter weggeduwd. Ik voelde toen plotseling een klap op de rechterzijde van mijn gezicht ter hoogte van mijn kaak. Ik voelde gelijk dat er een tand uit vloog. Ik heb pijnstillers gekregen voor de pijn die ik overgehouden heb.
2. Een proces-verbaal van 5 januari 2010, opgemaakt door mr. T.H. Bosma, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Alkmaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Toen ik probeerde [slachtoffer 1] en de uitsmijter van de Racso uit elkaar te houden werd ik geslagen. De klap kwam van de rechter voorkant. Toen ik keek zag ik [verdachte] staan. Hij kwam agressief op mij over. Ik voelde meteen dat er een tand uit was.
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009008610-1 van 11 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [R.] [doorgenummerde pagina's 16-19].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 mei 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 30 april 2009 was ik met [slachtoffer 2] en [getuige 2] in het centrum van Hoorn. Op het plein de Roode Steen was een café dat Racso heette. Bij dit café wilden wij naar binnen. Ik hoorde dat de portier tegen mij zei: "Jij komt er niet in".
Ik zag een tweede portier die [slachtoffer 2]opving en ik zag dat [slachtoffer 2]werd weggehaald door deze tweede portier. Ik zag dat het mis zou gaan en liep naar [slachtoffer 2]toe. Ik stond toen tussen [slachtoffer 2]en de tweede portier. Ik hoorde [slachtoffer 2]roepen: "Mijn tand is er uit. Hij heeft mijn tand eruit geslagen".
4. Een proces-verbaal van 19 januari 2010, opgemaakt door mr. T.H. Bosma, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Alkmaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik heb gezien dat er een andere portier bij is gekomen. Die had [slachtoffer 2]beet. Enkele momenten daarna heb ik [slachtoffer 2]ook weggeduwd bij het gebeuren. Toen ik [slachtoffer 2]meenam zag ik bij hem bloed op zijn mond en zijn lippen en even daarna zag ik dat de ene tand eruit was en dat de tand ernaast horizontaal naar buiten of naar binnen stond. Het klopt dat ik de volgende dag met [slachtoffer 2]daar weer heen ben gegaan om de tand te zoeken. Waar we de tand vonden, was eigenlijk ook wel de plek waar ik [slachtoffer 2]gezien heb toen hij vastgepakt werd.
5. Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer 2009034106-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [W.] [doorgenummerde pagina's 25-27].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 mei 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Ik was op 30 april 2009 uit met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2](het hof begrijpt: [slachtoffer 1][getuige 1][slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]). Wij wilden het café Rasco in, maar de uitsmijter wilde [slachtoffer 1] niet binnenlaten. Ik zag dat [slachtoffer 2]een klap in zijn gezicht kreeg. Er was een uitsmijter bij van het café ernaast.
6. Een proces-verbaal van 5 januari 2010, opgemaakt door mr. T.H. Bosma, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Alkmaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 januari 2010 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Ik was afgelopen koninginnenacht uit met [slachtoffer 2]en [slachtoffer 1]. We zijn naar de Racso gegaan. [slachtoffer 1] mocht niet naar binnen. [slachtoffer 2]wilde de bewaker bij [slachtoffer 1] weg houden. Waarschijnlijk zag de bewaker van 80s daarin reden om in te grijpen bij [slachtoffer 2]. Toen we van de Roode Steen af waren hoorde ik [slachtoffer 2]schreeuwen dat hij een tand kwijt was.
7. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2011.
Deze verklaring houdt in, zakelijk weergegeven en voor zover van belang:
Ik heb in de Koninginnenacht van 2009 ingegrepen toen de situatie tussen mijn collega-uitsmijter van café Rasco en een groepje jongens dat daar werd geweigerd te erg werd. Ik heb een van de jongens toen daar vandaan getrokken en een gooi gegeven.
8. Een geneeskundige verklaring van 29 juli 2009 opgemaakt door H.H. Tjoa (tandarts), [doorgenummerde pagina 12A].
Dit verslag houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Geboren: 20 september 1991
Uitwendig waargenomen letsel: gescheurde bovenlip, positie verplaatsing van de rechter boven hoektand, uitgeslagen kies (element 1.4), fraktuur van een kies (element 1.6).
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 30 april 2009.
Nadere bewijsoverweging
De verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 2] zijn in die zin gelijkluidend dat vast staat dat er sprake was van een opstootje voor het café Racso en dat de verdachte zich daarmee is gaan bemoeien. De verdachte stelt dat zijn bemoeienis daarbij niet verder ging dan het wegtrekken van het slachtoffer en ontkent iemand te hebben geslagen.
Anders dan de raadsman van de verdachte is het hof echter van oordeel dat is bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen.
Naar het oordeel van het hof staat op grond van de voor het bewijs gebruikte verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 1] en [getuige 2] vast dat het slachtoffer het letsel aan zijn mond en tanden tijdens de schermutseling met beide uitsmijters heeft opgelopen. Vast staat eveneens dat de verdachte zich bij zijn ingrijpen in die schermutseling op het slachtoffer heeft gericht. Gelet op de aard van het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en de verklaringen die hij en [getuige 2] daaromtrent hebben afgelegd, acht het hof bewezen dat dit letsel is veroorzaakt doordat het slachtoffer opzettelijk werd geslagen door de verdachte. Dat een ander dan de verdachte het slachtoffer heeft geslagen vindt geen steun in het dossier. De mogelijke door de raadsman opgeworpen alternatieve verklaringen voor het letsel zijn op geen enkele wijze onderbouwd en worden ook door geen enkel bewijsmiddel ondersteund.
Het feit dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op een later tijdstip hun verklaringen genuanceerd hebben doet aan het voorgaande niet af, nu hun verklaringen in de kern hetzelfde zijn gebleven en genoemde nuanceringen naar het oordeel van het hof hun verklaring vinden in het feit dat de tijd de herinnering aan het gebeurde minder scherp maakt. Het hof begrijpt voorts dat het slachtoffer zijn overtuiging dat hij door de verdachte is geslagen baseert op het feit dat hij, direct nadat hij geslagen was, de verdachte voor zich zag staan. Aldus heeft hij uit dat feit genoemde conclusie getrokken. Het hof acht deze conclusie begrijpelijk en gerechtvaardigd.
Dat de meisjes waarmee het slachtoffer en zijn vrienden die avond uit waren de betreffende klap niet hebben gezien doet evenmin af aan de geloofwaardigheid van de verklaring van het slachtoffer en zijn beide vrienden. Uit de verklaringen van deze meisjes komt immers naar voren dat zij zich van de schermutseling hebben verwijderd vanaf het moment dat deze uit de hand begon te lopen en derhalve niet of niet goed hebben gezien wat er gebeurde.
De overige door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidair 20 dagen hechtenis en gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2].
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en heeft door zijn handelen pijn en ernstig letsel aan het gebit van het slachtoffer veroorzaakt. Hij is daarmee in de uitoefening van zijn taak als beveiliger -wat er zij van het gedrag van het slachtoffer - veel te ver gegaan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 november 2011 heeft de verdachte eerder ter zake van mishandeling een transactie aangeboden gekregen en voldaan.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.873,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1.373,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te noemen bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.373,40 (duizend driehonderddrieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit EUR 873,40 (achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 1.373,40 (duizend driehonderddrieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit EUR 873,40 (achthonderddrieënzeventig euro en veertig cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2011.
mr. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.