GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 27 december 2011 in de zaak van:
[BV 1],
[BV 2],
[BV 3],
[BV 4],
alle gevestigd te [plaats],
APPELLANTEN,
gemachtigde: U.R. Engdahl,
MR. [naam]
oud-notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. J. Mencke, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Namens appellanten, verder te noemen klaagsters, is bij een op 29 november 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 4 november 2010, waarbij de kamer klaagsters sub 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk heeft verklaard en overigens de klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en heeft afgezien van de oplegging van een maatregel. Op 13 januari 2011 is van de zijde van klaagsters een aanvullend beroepschrift met bijlagen ontvangen.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 14 maart 2011 een verweerschrift met bijlagen ter griffie van het hof ingekomen, tevens houdende het verzoek de beslissing van de kamer te vernietigen voor zover daarbij de klacht van klaagsters gegrond is verklaard en die klacht alsnog af te wijzen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2011. Namens klaagsters is verschenen de gemachtigde, U.R. Engdahl, bijgestaan door zijn medewerkster, J.W. Vriesinga. Verder is verschenen de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Mencke. Daarnaast is verschenen mr. [naam], notaris op het voormalige kantoor van de notaris, die als waarnemer van het protocol van de notaris deze zaak ter afwikkeling heeft overgenomen.
1.4. De beide gemachtigden hebben het woord gevoerd, mr. Mencke aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Tegen deze vaststelling hebben partijen geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagsters
4.1. De door klaagsters tegen de notaris ingediende klacht bestaat uit de volgende onderdelen.
4.1.1. De notaris heeft de gevolgen van de transactie van 28 september 2007 niet (voldoende) aan klaagsters uitgelegd.
4.1.2. Bij het passeren van de akte van 28 september 2007 was geen tolk aanwezig, terwijl daartoe wel een wettelijke verplichting bestaat.
4.1.3. De notaris is onzorgvuldig geweest, doordat hij het hele proces van de ontbinding van de vennootschappen en de overdracht van de activa niet correct heeft afgehandeld.
4.1.4. De notaris heeft misbruik heeft gemaakt van zijn functie door de notulen van de aandeelhoudersvergadering waarop de ontbindingsbesluiten waren genomen, eigenmachtig te dateren (op 19 september 2007), zonder klaagsters hiervan op de hoogte te stellen.
4.2. Klaagsters houden de notaris verantwoordelijk voor de schade van ongeveer € 5.000.000,- die klaagster sub 1 als gevolg van het handelen c.q. nalaten van de notaris schade mogelijk zal lijden. Voorts hebben klaagsters in de aanvullende gronden van het beroepschrift aangevoerd dat klaagsters sub 2 tot en met sub 4 door de kamer ten onrechte in hun klachten niet-ontvankelijk zijn verklaard; deze klaagsters zouden in een zodanige (rechts)verhouding tot klaagster sub 1 staan dat zij op hun beurt door het gewraakte handelen en nalaten van de notaris direct en/of indirect schade kunnen lijden.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klaagsters betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
5.2. In de eerste plaats meent de notaris dat klaagsters sub 2 en sub 3 niet- ontvankelijk zijn omdat beide vennootschappen door het handelen en nalaten van de notaris niet rechtstreeks in hun belangen zijn geraakt. Verder hebben zij ook geen belang bij het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van klaagster sub 4 aangezien deze zelf niet in hoger beroep is gekomen, aldus de notaris. Bovendien is klaagster sub 4 niet ontvankelijk omdat deze vennootschap door ontbinding is opgehouden te bestaan.
5.3. De notaris heeft bestreden dat hij de gevolgen van de transactie in kwestie onvoldoende aan klaagsters heeft uitgelegd. Uit de inhoud van de opdracht van de gemachtigde van klaagsters, die werd bijgestaan door zijn juridisch/fiscaal adviseur mr. R. Lancée, volgde reeds dat alle betrokkenen op de hoogte waren van de gevolgen van deze rechtshandeling, namelijk enerzijds het legaliseren van de ontbindingsbesluiten door deze bij akte van een dagtekening te voorzien en anderzijds het overdragen van de vordering tot schadevergoeding van de ontbonden vennootschap, op de Gemeente Purmerend door middel van een akte van cessie. Die opdracht vloeide voort uit een vaststellingsovereenkomst die met de belastingdienst was gesloten. Er heeft voorafgaand aan het opstellen van de akten een uitvoerige bespreking op het kantoor van de notaris plaatsgevonden. Ook heeft de gemachtigde van klaagsters voorafgaand aan of tijdens het passeren van de akten niet te kennen gegeven dat de gevolgen van de transactie hem niet duidelijk waren.
5.4. Voorts is de notaris van mening dat volgens de strekking van artikel 42 Wna bijstand van een tolk alleen is vereist om ervoor te zorgen dat de notaris aan zijn uit artikel 43 Wna voortvloeiende informatieplicht kan voldoen. Die noodzaak bestond in dit geval niet omdat de verschijnende partijen Nederlandse vennootschappen waren. Ook al werden deze vertegenwoordigd door een buitenlandse vertegenwoordiger – te weten de gemachtigde van klaagsters - was een tolk niettemin niet nodig omdat zowel de notaris als de gemachtigde van klaagsters de Engelse taal zodanig beheersen, dat de notaris zelf in staat was de zakelijke inhoud van de akte in het Engels weer te geven en de gemachtigde van klaagsters in staat was deze te begrijpen. Deze weergave stemde ook overeen met hetgeen twee dagen voor het passeren van de akten op het kantoor van de notaris was besproken.
5.5. Verder meent de notaris dat hem ten onterechte wordt verweten dat hij onzorgvuldig is geweest bij de afhandeling van het proces van de ontbinding van de vennootschappen en de overdracht van de activa, aangezien hij de overdracht conform de opdracht heeft uitgevoerd. Het bestuursrechtelijke procesbelang van de ontbonden vennootschap is niet mee overgedragen aan klaagster sub 1 omdat de notaris slechts is gevraagd de schadeclaim van de ontbonden vennootschap op de Gemeente over te dragen.
5.6. Ten slotte betwist de notaris dat hij de ontbindingsbesluiten eigenmachtig heeft gedateerd. Hij heeft dat gedaan nadat de gemachtigde van klaagsters op een daartoe strekkende vraag van hem had verklaard dat de ontbindingsbesluiten op 19 september 2007 waren genomen.
6.1. Allereerst dient het hof de ontvankelijkheid van klaagster sub 4 in het hoger beroep te beoordelen. Daargelaten dat in de aanvullende gronden klaagster sub 4 niet meer als appellante wordt vermeld, kan zij hoe dan ook niet in het hoger beroep worden ontvangen nu deze vennootschap door ontbinding is opgehouden te bestaan.
6.2. Voorts dient het hof de ontvankelijkheid van klaagsters sub 2 en 3 in hun klacht te beoordelen. Het hof stelt hierbij voorop dat alleen degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of laten van een notaris betrokken is dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over de klacht kan worden aangemerkt, in die klacht kan worden ontvangen. In deze kwestie ziet de klacht op het (gestelde) onzorgvuldig handelen van de notaris ten aanzien van klaagster sub 1. Klaagsters sub 2 en 3 waren bij de transactie van 28 september 2007 geen partij.
Het hof is met de kamer van oordeel dat op grond van hetgeen ten aanzien van klaagsters sub 2 en 3 is gesteld niet kan worden aangenomen dat deze vennootschappen door het handelen van de notaris rechtstreeks in hun belangen zijn geraakt. De stelling dat klaagsters sub 2 en 3 door hun banden met de partijen bij de transactie zelf ook (indirecte) schade zullen leiden is daartoe onvoldoende.
6.3. Ten aanzien van de klachtonderdelen zoals hiervoor onder 4. geformuleerd, oordeelt het hof als volgt.
6.4. De notaris mag aannemen dat hij aan zijn informatieplicht op juiste wijze heeft voldaan indien hij ervan overtuigd is dat de verschijnende personen hebben begrepen wat de inhoud van de akte is. Indien een partij – zoals in dit geval de vertegenwoordiger van klaagsters – van buitenlandse komaf is en de Nederlandse taal niet machtig, dient bovendien op grond van artikel 42 lid 1 Wna een tolk te worden ingeschakeld. Weliswaar blijkt uit de verklaring van de notaris dat hij de overtuiging bezat dat de gemachtigde van klaagsters had begrepen wat de inhoud van de aktes was, maar het hof stelt vast dat die overtuiging niet gefundeerd was. Immers, de gemachtigde van klaagsters heeft na de bespreking op het kantoor van de notaris op 26 september 2007 en na ontvangst van de concept aktes op 27 september 2007 contact gezocht met [naam], een secretaresse van het kantoor van de notaris, en haar per e-mail van 28 september 2007 zijn zorgen over de volledigheid van de aktes kenbaar gemaakt en in verband daarmee verzocht alle stukken in het Engels te laten vertalen voor zijn komst naar het kantoor van de notaris voor het passeren van de aktes om 10.00 uur die ochtend. Hij heeft daarbij expliciet te kennen gegeven geen genoegen te willen nemen met uitleg alleen, maar wenste in staat te worden gesteld de stukken zelf te lezen. Gelet op dat verzoek had het temeer voor de hand gelegen een tolk bij het passeren van de aktes aanwezig te laten zijn, zoals de wet voorschrijft. Door geen gehoor te geven aan het verzoek van de gemachtigde van klaagsters om een vertaling van de aktes te doen vervaardigen en evenmin een tolk in te schakelen heeft de notaris in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 42 lid 1 Wna en niet voldaan aan de uit artikel 43 Wna voortvloeiende informatieplicht. Daaraan doet niet af dat de notaris zelf uitleg in de Engelse taal heeft gegeven. Dat de notaris, zoals hij ter zitting heeft verklaard, de betreffende e-mail niet heeft gezien, komt voor rekening van de notaris. De eerste twee klachtonderdelen zijn derhalve gegrond.
6.5. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond. De notaris had dienen te onderkennen dat het bestaan van de schadeclaim op de Gemeente met zich bracht dat de ontbonden vennoootschap na de ontbinding niet was opgehouden te bestaan, maar in liquidatie
verkeerde. Dat de notaris een akte tot overdracht van een vordering heeft gemaakt ten behoeve van een vennootschap die volgens een andere akte van de notaris van dezelfde datum reeds was opgehouden te bestaan, valt niet te begrijpen en is onzorgvuldig.
6.6. Het laatste klachtonderdeel acht het hof, net als de kamer, ongegrond, nu klaagsters zelf in hun klaagschrift van 26 augustus 2009 als ontbindingsdatum van de vennootschappen 19 september 2007 noemen en het hof ook overigens geen reden heeft te twijfelen aan de verklaring van de notaris dat de gemachtigde van klaagsters zelf heeft gezegd dat het ontbindingsbesluit op 19 september 2007 was genomen.
6.7. Voor zover de gemachtigde van klaagsters heeft bedoeld een uitspraak van het hof te verkrijgen over de aansprakelijkheid van de notaris voor de door klaagsters geleden schade wijst het hof erop dat de Wet op het notarisambt niet voorziet in de mogelijkheid uitspraken te doen over de aansprakelijkheid voor financiële schade.
6.8. De onzorgvuldigheid van het handelen van de notaris rechtvaardigt een tuchtrechtelijke maatregel. Aan de notaris zal terzake een waarschuwing worden opgelegd.
6.9. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.10. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beslissing waarvan beroep, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart de klachtonderdelen zoals geformuleerd onder 4.1.1. tot en met 4.1.3. gegrond;
legt de notaris de maatregel van waarschuwing op; en
bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Bouwmans, J.C.W. Rang en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 4 november 2010 in de klacht met nummers 439375 / NT 09-43 Pee van:
1. [BV 1];
2. [BV 2];
3. [BV 3];
4. [BV 4],
gevestigd te [plaats],
“en aanverwante bedrijven, die mogelijkerwijs verlies zullen leiden door deze kwestie”,
klagers;
[naam notaris],
oud-notaris te [plaats],
de notaris,
raadslieden: mr. A. Knigge en mr. J. Mencke.
Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klaagschrift met bijlagen van 22 september 2009;
- verweerschrift met bijlagen van 10 november 2009;
- repliek van 11 januari 2010;
- dupliek met bijlage van 10 februari 2010;
- brief van de notaris met bijlage ten behoeve van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2010.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 2 september 2010 waren (namens klagers) de heer [directeur BV 1] (vergezeld door een tolk) en [naam collega directeur BV 1] aanwezig. Eveneens was de notaris aanwezig, bijgestaan door zijn raadslieden. Beide partijen hebben het woord gevoerd, de notaris aan de hand van een pleitnotitie.
De uitspraak is bepaald op 4 november 2010.
1. Feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a. Medio september 2007 is de notaris door de heer mr. R. Lancée (hierna: Lancée) namens diens cliënt [directeur BV 1] benaderd met betrekking tot de ontbinding van zestien vennootschappen, waaronder klager sub 4. Lancée trad hierbij op als juridisch c.q fiscaal adviseur van [directeur BV 1]. [Directeur BV 1] was directeur van voornoemde vennootschappen en daarnaast directeur van klager sub 1.
b. In een faxbericht van 21 september 2007 schreef Lancée aan de notaris: “Onder referte aan ons pers. & tel. overleg in opgaande zaak, resp. dd woe. jl. en vanmorgen, bevestig ik je hierbij dat alvorens tot ontbinding van de besl. venn. [BV 4] over te gaan (zie je BV-lijst), een daarin nog formeel verkerende latente schadeclaim (uit huur jo. geweigerde bestemming) ad PM tegen de gem. Purmerend, alle rechten en aanspraken ter zake bij not. Akte gecedeerd dienen te worden tegen een bedrag ad Eur. 1, - aan de besl. venn. [BV 1] te [plaats], eigenaar van het betreffende kantoorpand, en belanghebbende bij die claim.”
c. Op 26 september 2007 zijn Lancée en [directeur BV 1] door de notaris ontvangen. Voorafgaand aan deze bespreking heeft de notaris geen stukken ontvangen. Tijdens de bespreking, die grotendeels in het Engels plaatsvond, hebben Lancée en [directeur BV 1] de notaris gevraagd de meegebrachte schriftelijke besluiten tot ontbinding van de zestien vennootschappen van een dagtekening te voorzien. De reden daarvan was dat tussen de Belastingdienst en de vennootschappen een vaststellingsovereenkomst was gesloten op grond waarvan de vennootschappen uiterlijk 1 oktober 2007 ontbonden dienden te worden. De besluiten waren niet door de notaris opgesteld. De notaris heeft met pen als datum op de ontbindingsbesluiten 19 september 2007 ingevuld.
d. Vervolgens heeft de notaris een tweetal conceptakten opgemaakt. In de ene akte wordt verklaard dat de vennootschappen op 19 september 2007 zijn ontbonden. De andere betrof een levering van de voormelde schadevordering op de gemeente Purmerend van klager sub 4 aan klager sub 1 voor een bedrag van € 1, -. Bij email van 27 september 2007 heeft de notaris de concepten aan Lancée en [directeur BV 1] gezonden. Bij brief van 28 september 2007 zijn de concepten verstuurd aan mr. A. Noordam (eveneens adviseur van [directeur BV 1]).
e. Op 28 september 2007 heeft de notaris op zijn kantoor de zakelijke inhoud van de akten met [directeur BV 1] – in het Engels – besproken. Daarbij was geen tolk aanwezig. Nadat de akten waren gepasseerd, heeft de notaris de ontbinding van de vennootschappen in het handelsregister doen inschrijven.
f. Bij brief van 23 november 2007 heeft de notaris [directeur BV 1] bericht over inschrijving van de ontbinding in het handelsregister en is de einddeclaratie toegezonden.
g. De notaris is per 1 januari 2009 gedefungeerd, waarbij notaris [naam kantoorgenoot], een kantoorgenoot van de notaris, de afwikkeling van zijn zaken heeft overgenomen.
h. Op 8 april 2009 heeft op het notariskantoor een bespreking plaatsgevonden waarin [directeur BV 1] heeft uiteengezet dat klager sub 1 schade dreigde te lijden, omdat het bestuursrechtelijke procesbelang van klager sub 4, die ten tijde van het passeren van voormelde akten van 28 september 2007 in een procedure met de gemeente Purmerend was verwikkeld, toen niet was overgedragen aan klager sub 1. [Directeur BV 1] achtte het notariskantoor aansprakelijk voor die schade.
i. Het notariskantoor heeft [directeur BV 1] als oplossing aangeboden een tweetal akten ter rectificatie op te maken. [Directeur BV 1] is daarop niet ingegaan. Zijn (juridisch) adviseur heeft hem dat ontraden: hij zou daardoor kans lopen de procedure tegen de gemeente Purmerend te verliezen.
2. De klacht
2.1 De notaris heeft de gevolgen van de transactie van 28 september 2007 niet aan klagers (lees: [directeur BV 1]) uitgelegd.
2.2 Bij het passeren van de akte van 28 september 2007 is geen tolk aanwezig geweest, terwijl de notaris daartoe wel was verplicht.
2.3 De notaris is onzorgvuldig geweest. Hij heeft het hele proces van de ontbinding van de vennootschappen en de overdracht van de activa niet correct afgehandeld. Door deze verkeerde behandeling van de transactie kan klager sub 1 de rechtszaak tegen de gemeente Purmerend verliezen, waardoor klager sub 1 schade lijdt van ongeveer € 5.000.000, -.
2.4 De notaris heeft misbruik gemaakt van zijn functie door de notulen van de aandeelhoudersvergadering waarop de ontbindingsbesluiten waren genomen, eigenmachtig te dateren (op 19 september 2007), zonder klagers daarvan op de hoogte te stellen.
3. Het verweer
3.1 De klacht van klagers is niet met redenen omkleed en onvoldoende concreet geformuleerd en dient daarom op grond van artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) niet ontvankelijk te worden verklaard. De notaris maakt bezwaar tegen de door klagers gevolgde wijze van procesvoering. Klagers kunnen niet volstaan met een blote betwisting van de stellingen van de notaris of meedelen dat het verweer van de notaris ‘bol van de onjuistheden staat’ zonder die mededeling te onderbouwen. Naar de mening van de notaris is het in strijd met een goede procesorde indien het klagers na repliek nog zou worden toegestaan met nieuwe stellingen te komen die zij reeds bij klaagschrift of repliek hadden kunnen innemen.
3.2 Bovendien meent de notaris dat klager, althans een of meerdere klagers, onvoldoende belang hebben bij hun klacht. De klacht is ingediend door [directeur BV 1] namens een viertal vennootschappen.
De klacht gaat klagers niet persoonlijk aan, klaagsters sub 2 en 3 hebben daarbij geen direct belang. Aan het slot van het klaagschrift is nog toegevoegd dat de klacht is ingediend mede namens “aanverwante bedrijven, die mogelijkerwijs aanzienlijk verlies zullen leiden door deze kwestie”. Deze laatste groep ‘klagers’ zijn naar de mening van de notaris al helemaal niet ontvankelijk in hun klacht, aangezien de notaris niet weet wie dat zijn, zodat hij zich ook niet tegen hen kan verweren. Ook is niet vast te stellen of zij een belang hebben bij de klacht.
Klaagster sub 4 kan naar de mening van de notaris ook al niet klagen omdat zij is opgehouden te bestaan.
3.3 De gevolgen van de voorgenomen rechtshandeling waren volstrekt helder en klagers waren op de hoogte van de gevolgen van de rechtshandeling, te weten de besluiten tot ontbinding van de rechtspersonen van een dagtekening te voorzien en overdracht van een vordering. Die gevolgen zijn ook bereikt. Dat de notaris daarbij niet is geïnformeerd over de procedure met de gemeente Purmerend, kan hem niet worden verweten. Daar komt nog bij dat klagers werden bijgestaan door deskundige juridische adviseurs.
3.4 Voor de notaris bestond om meerdere redenen niet de verplichting om een tolk in te schakelen:
• Artikel 42 Wna ziet slechts op de (verschijnende) partij in de akte (hier Nederlandse vennootschappen);
• Een tolk dient op grond van artikel 42 Wna slechts de zakelijke inhoud van de akte te vertalen en de zakelijke inhoud is in het Engels besproken met [directeur BV 1];
• Bovendien komen de aan de notaris kenbaar gemaakte rechtsgevolgen van de handeling overeen met het door de cliënt beoogde.
3.5 De notaris heeft de werkzaamheden zorgvuldig en in lijn met de hem verleende opdracht uitgevoerd. Daarbij komt dat door [directeur BV 1] veelvuldig werd gewezen op het feit dat de werkzaamheden met grote spoed uitgevoerd moesten worden.
3.6 De datum van de ontbinding van de vennootschappen is de notaris door [directeur BV 1] meegedeeld. De notaris heeft vervolgens deze datum ingevuld op de niet gedateerde, doch reeds ondertekende ontbindingsbesluiten, die hem door Lancée en [directeur BV 1] waren overhandigd. Noch [directeur BV 1], noch Lancée hebben de notaris meegedeeld dat op 19 september 2007 in werkelijkheid niet het besluit tot ontbinding was genomen.
Er valt naar de mening van de notaris geen zinnig argument te bedenken op grond waarvan de notaris, zelfstandig en geheel buiten klagers om, 19 september 2007 zelf als datum zou hebben vastgesteld en ingevuld, terwijl hij klagers er nog op heeft gewezen dat hij, gezien het feit dat die vennootschappen reeds op 19 september 2007 waren ontbonden, de ontbinding niet meer op een latere datum kon legaliseren.
3.7 In 2009 heeft het notariskantoor voorgesteld om een tweetal rectificatieakten op te stellen, waarin zou worden verklaard dat klager sub 4 op 19 september 2007 nog over een bate beschikte (te weten de voormelde vordering op de gemeente Purmerend) en dat [directeur BV 1] als vereffenaar van het vermogen optrad. De vereffening zou in dat geval zijn voltooid nádat de vordering op 28 september 2007 was overgedragen, doch vóór het moment dat klager sub 4 in verband met de regeling met de Belastingdienst diende te zijn ontbonden.
Indien de levering van de vordering door klager sub 4 aan klager sub 1 had aldus zou hebben plaatsgevonden, kon klager sub 1 dan ook als verkrijger zelf mededeling doen van het feit dat de vordering aan haar was overgedragen op grond van artikel 3:94 lid 1 BW.
4. De beoordeling
4.1 Op grond van artikel 98 lid 1 jo artikel 98 lid 4 Wna zijn (kandidaat-) notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn, aan tuchtrecht onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten - gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren - in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. Beoordeeld dient dan te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De kamer is van oordeel dat klaagsters sub 2 en 3 niet ontvankelijk zijn, aangezien beide vennootschappen geen direct belang hebben bij de klacht. Op grond van geldende jurisprudentie wordt alleen degene die zodanig bij het in een klacht gewraakte doen en/of laten van een notaris (zelfstandig) betrokken is dat hij als belanghebbende bij een uitspraak over de klacht kan worden aangemerkt in die klacht ontvangen. Hetzelfde geldt voor klagers “aanverwante bedrijven zijnde die mogelijkerwijs verlies zullen leiden door deze kwestie”. Ook klaagster sub 4 kan niet in de klacht worden ontvangen, immers deze vennootschap is door ontbinding opgehouden te bestaan en is daarom juridisch niet in staat een klacht in te dienen.
4.3 Niet gebleken is dat de notaris de gevolgen van de transactie van 28 september 2007 onvoldoende aan [directeur BV 1] zou hebben uitgelegd, zeker niet in het licht van de door [directeur BV 1] zelf aangegeven spoed die daarmee gemoeid was, de (deskundige) voorbereiding door Lancée en de uitvoerige bespreking op het notariskantoor. Het eerste klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
4.4 Artikel 42 Wna luidt, voor zover hier van belang: “Indien een verschijnende partij de taal van een akte niet voldoende verstaat, verschijnt mede een tolk, die zo mogelijk ook beëdigd vertaler is, die de zakelijke inhoud van de akte vertaalt.” Vast staat dat bij het verlijden van de akte op 28 september 2007 geen tolk aanwezig was. Weliswaar waren de (verschijnende) partijen in de akte Nederlandse vennootschappen, maar degene die de vennootschappen vertegenwoordigde, [directeur BV 1], was de taal van de akte niet machtig. De notaris was daarom naar het oordeel van de kamer op grond van voormeld artikel wèl verplicht om die akte in bijzijn van een tolk te verlijden. Het klachtonderdeel vermeld onder 2.2 is daarom gegrond. Echter, de kamer acht aannemelijk dat [directeur BV 1] de inhoud van die akte moet hebben begrepen. Immers, de notaris heeft de zakelijke inhoud van de akte in het Engels met hem besproken en de stukken zijn ook door hem getekend en meegenomen. De concepten waren ook daags voor het verlijden van de akte aan Lancée en [directeur BV 1] verzonden. Bovendien was in een eerdere bespreking een en ander uitvoerig met [directeur BV 1] besproken. De kamer acht de nalatigheid van de notaris daarom niet ernstig genoeg om hem een maatregel op te leggen.
4.5 De notaris heeft aangevoerd dat hij bij het verlijden van de akte niet bekend was met een bestuursrechtelijke procedure tussen (thans) klaagster sub 1 en de gemeente Purmerend. [Directeur BV 1] en Lancée hebben hem dat toen niet meegedeeld. Uit de gefaxte brief van Lancée van 21 september 2007 valt dat ook niet op te maken. De notaris hoefde dan ook naar het oordeel van de kamer geen rekening te houden met de mogelijkheid dat een bestuursrechtelijk procesbelang in de activatransactie moest worden betrokken. Het klachtonderdeel vermeld onder 2.3 wordt daarom ongegrond verklaard.
4.6 De kamer heeft geen reden om aan te nemen dat, nu hij dat heeft weersproken, de notaris de notulen van de aandeelhoudersvergadering, waarin de besluiten tot ontbinding waren genomen, uit eigen beweging op de 19e september 2007 heeft gedateerd zonder dat klagers daarmee op de hoogte waren. Ook het laatste klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
4.7 Beslist wordt als volgt.
- verklaart klaagsters sub 2, 3, 4 en “aanverwante bedrijven, die mogelijkerwijs verlies zullen leiden door deze kwestie” niet ontvankelijk;
- verklaart het klachtonderdeel hiervoor vermeld onder 2.2 gegrond; echter bepaalt dat aan de notaris daarvoor geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, E.R.S.M. Marres, R.H. Meppelink, J.P. van Harseler en A.J.H.M. Janssen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2010.
mr. E.B.T. Kienhuis, mr. J.A.J. Peeters,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.