Uitspraak
14 augustus 2012
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. H.M.G. Brunklaus, te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2. De grieven
3. Waarvan het hof uitgaat
4. Behandeling van het hoger beroep
Op het adres [adres] staat vanaf 27 augustus 2010 eveneens ingeschreven [V], de moeder van [appellant], geboren [geboortedatum]. Zijn moeder is bij hem ingetrokken na 11 februari 2010, de datum waarop zijn vader is overleden.
- (a) dat het de vraag is of [appellant] in 2002 met zijn vader een duurzame gemeenschappelijke huishouding is aangegaan;
- (b) dat onduidelijk is of [appellant] voldoende waarborg biedt dat de voor de woning verschuldigde huur zal worden betaald;
- (c) dat [appellant] op basis van de huisvestingsregels in Amsterdam niet in aanmerking komt voor een huisvestings-vergunning, omdat een vergunning voor een huis van meer dan 60 m2slechts aan hem wordt verleend in geval van een huishouden met minimaal drie personen; dat zijn moeder bij hem woont helpt niet, omdat [appellant] die situatie zelf heeft geschapen; dat hij met de moeder van zijn dochter een omgangsregeling heeft afgesproken die inhoudt dat zijn dochter veel bij hem is, helpt niet, omdat zijn aandeel in haar verzorging en opvoeding niet groot genoeg is om haar als huisgenoot te beschouwen.
Eigen Haard heeft haar verweer gehandhaafd.
De stellingen van partijen hebben bij het hof de nodige vragen opgeroepen. Het hof zal dan ook een comparitie van partijen gelasten teneinde zich aanvullend te informeren.
Ter voorbereiding daarvan overweegt het hof als volgt.
Het hof wil, alvorens te beslissen, over dit onderwerp met partijen spreken en bij hen aanvullend inlichtingen inwinnen. Bij die gelegenheid zal in elk geval ook aan de orde komen de vraag waarom [appellant] in de periode 2004-2009 op 24 andere woningen heeft ingeschreven, gedeeltelijk samen met zijn moeder.
Ook op dit punt wil het hof om die reden bij [appellant] inlichtingen inwinnen. Het hof verwacht van hem dat hij bij gelegenheid van de comparitie bewijsstukken van de door hem verworven inkomsten meeneemt, waaronder de jaarstukken van zijn onderneming over het jaar 2011.
Vast staat dat [appellant] niet over een huisvestingsvergunning beschikt. Vast staat ook dat [appellant] zonder medewerking van Eigen Haard geen huisvestingsvergunning zal kunnen verkrijgen. Dat betekent dat het hof bij het antwoord op de vraag of [appellant] heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 7:268 lid 3 aanhef en onder c BW ook die omstandigheden heeft te betrekken die Eigen Haard ertoe brengen geen verzoek hiertoe te doen.
De moeder van [S] schrijft verder in haar verklaring d.d. 20 maart 2012 (productie 11 bij memorie van grieven) dat [appellant] en zij in juli 2012 “co-ouderschap tekenen”. Ook over deze materie wil het hof vragen stellen. Mocht inmiddels enig stuk beschikbaar zijn, waaruit van co-ouderschap kan blijken, dan verzoekt het hof [appellant] dit stuk mee te brengen bij gelegenheid van de comparitie van partijen.
Anders dan [appellant] bepleit, behoeft ook die kant van de problematiek serieus aandacht.
Daarnaast wil het hof evenwel onder ogen zien dat ontruiming van de woning door [appellant] en de zijnen wellicht meer problemen veroorzaakt dan oplost. Daarom wil het hof daarover met partijen van gedachten wisselen.
5. Beslissing
mr. G.B.C.M. van der Reep die met bovenstaand doel zitting zal houden op maandag 22 oktober 2012 te 9.00 uur in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam;
(laten) gaan of partijen en hun raadslieden op de hierboven
bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo
dat niet het geval mocht zijn – ter rolle van 28 augustus 2012
schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de maanden november 2012 en december 2012 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
door de rolraadsheer.