Uitspraak
mr. R.A.M. Schramte Haarlem,
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Iin de eerste plaats de verwerping door de rechtbank van haar stelling dat de leningsovereenkomst destijds namens Stichting Slotervaartziekenhuis is gesloten door onbevoegde bestuurders. Ter onderbouwing van die stelling heeft Slotervaartziekenhuis aangevoerd dat de desbetreffende bestuurders destijds ambtenaar waren van de gemeente Amsterdam althans bij de gemeente Amsterdam in dienst waren en dat dus sprake was een tegenstrijdig belang. Weliswaar is voor stichtingen geen met artikel 2:256 BW vergelijkbare bepaling in de wet opgenomen, maar een bestuurder pleegt in het geval van een tegenstrijdig belang als het onderhavige onbehoorlijk bestuur als hij een overeenkomst als de onderhavige leningsovereenkomst aangaat zonder voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht en/of de Ondernemingsraad. De gemeente Amsterdam was, aldus Slotervaartziekenhuis, van het bedoelde tegenstrijdig belang op de hoogte alsmede van het feit dat geen goedkeuring was gevraagd of verkregen van de Raad van Toezicht en de Ondernemingsraad. Door de leningsovereenkomst desalniettemin aan te gaan handelde de gemeente Amsterdam in strijd met de redelijkheid en billijkheid en is sprake van een overeenkomst in strijd met de wet, die dus nietig is. Voor zover dit laatste niet het geval is, kan de gemeente Amsterdam zich in redelijkheid niet op de overeenkomst beroepen althans is dat in strijd met de wet en de goede trouw, aldus steeds Slotervaartziekenhuis.