Uitspraak
mr. G.M. Kerpesteinte Amsterdam,
mr. C.E. Schoutente Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
(i) In 2002 hebben Customizing en (de rechtsvoorgangster van) Rochdale een overeenkomst gesloten betreffende de tijdelijke verhuur van woningen in flatgebouwen in de wijk de Bijlmer te Amsterdam Zuidoost die (de rechtsvoorgangster van) Rochdale in eigendom had en die in verband met de herstructurering van de genoemde wijk zouden worden gesloopt dan wel gerenoveerd. Om de sloop of renovatie mogelijk te maken zouden de huurders van de woningen in de te slopen gebouwen door Rochdale moeten worden ‘uitgeplaatst’. Rochdale besloot om (met het oog op de leefbaarheid van de wijk) de aldus leeggekomen woningen aan Customizing tegen vooraf vastgestelde huurprijzen ter beschikking te stellen zodat deze die woningen tijdelijk zou kunnen (onder)verhuren tot het moment van daadwerkelijke sloop/renovatie van de desbetreffende flat. De afspraken van partijen zijn vastgelegd in een ‘intentie-overeenkomst’ op 15 november 2002 (hierna te noemen: de intentieovereenkomst).
onder 3.2 sub a)dat tussen partijen is overeengekomen dat de bezettingsgraad van een flatgebouw 70% zou zijn, niet met enig schriftelijk bewijs gestaafd. Customizing heeft evenmin gesteld wanneer, hoe en tussen wie is overeengekomen dat de bedoelde bezettingsgraad 70% diende te zijn. Customizing heeft voorts geen gespecificeerd bewijs aangeboden van feiten waaruit het bestaan van een zodanige afspraak kan volgen. Het hof passeert daarom deze door Customizing aan haar vordering ten grondslag gelegde stelling. Omdat Customizing zelf klaarblijkelijk akkoord is gegaan met verhuur door Rochdale aan studenten en, zo zij in hoger beroep bedoelt te zeggen, geen voldoende feiten heeft aangedragen waaruit volgt dat dit Rochdale niet (meer) vrijstond, behoeft haar stelling dat Rochdale ook de op dat punt gemaakte afspraken heeft geschonden, verder geen bespreking meer.
onder 3.2 sub b)gestelde verplichting is aangegaan. Rochdale heeft ter ondersteuning van haar verweer gewezen op de tekst van de samenwerkingsovereenkomst onder 2.1.
onder 3.2. onder c)genoemde verplichting is aangegaan, heeft Rochdale eveneens weersproken.
3.2. sub d)door Customizing aangevoerde. Dat de handelwijze van Rochdale ook onafhankelijk van de gestelde schending van contractuele verplichtingen onrechtmatig is geweest, heeft Customizing niet aangevoerd althans onvoldoende toegelicht. Die grondslag kan de vordering van Customizing daarom ook niet dragen. De grieven 1 t/m 4 hebben betrekking op de vordering van Customizing in conventie. Deze grieven falen.