Uitspraak
mr. H.J. Borghuiste Amsterdam,
mr. I. Rhodeste Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen de vennootschap onder firma International Budget Hostel (IBH) en een voormalige werkneemster, aangeduid als [geïntimeerde]. De werkneemster had IBH aangeklaagd voor het betalen van achterstallig loon en het verstrekken van salarisspecificaties. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van de werkneemster gedeeltelijk toegewezen, maar IBH ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de werkneemster zich ten onrechte niet bereid had verklaard om haar werk te hervatten vóór de inleidende dagvaarding. Het hof concludeerde dat IBH niet kon worden verweten dat de werkneemster niet kwam werken, omdat zij niet had aangetoond dat zij beschikbaar was voor werk. De grieven van IBH werden gedeeltelijk toegewezen, en het hof vernietigde het eerdere vonnis, maar oordeelde dat IBH wel verplicht was om loon te betalen voor de periode van 14 september 2011 tot en met 20 november 2011, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Het hof bepaalde ook dat IBH deugdelijke salarisspecificaties moest verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke bleef. De kosten van beide instanties werden gecompenseerd.