In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om wijziging van de alimentatiebijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen werd afgewezen. De man, die in België woont, stelde dat zijn inkomen na het faillissement van zijn voormalige werkgever aanzienlijk was gedaald, waardoor hij niet meer in staat was om de eerder vastgestelde bijdrage van € 265,- per kind per maand te voldoen. De rechtbank had hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie.
De man heeft in hoger beroep aanvullende stukken ingediend en zijn financiële situatie toegelicht. Hij stelde dat hij sinds augustus 2009 geen salaris meer ontving van zijn voormalige werkgever en dat hij in België geen recht had op een werkloosheidsuitkering. Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2009 nog steeds in staat was om de alimentatiebijdrage te voldoen, maar dat hij in 2011 en 2012 wel degelijk een wijziging in zijn inkomen had ervaren. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij vanaf 1 januari 2011 een bijdrage van € 40,- per kind per maand kan betalen.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de alimentatiebijdrage, en dat de man vanaf 1 januari 2011 een lagere bijdrage moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de nieuwe alimentatiebijdrage direct moet voldoen, ondanks eventuele verdere rechtszaken.