GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 18 september 2012 in de zaak van:
[klager],
[plaats]
,
APPELLANT,
gemachtigde:
A.A.M. Bexkens, wonende te Delft,
[gerechtsdeurwaarder],
[plaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. N. Stommels te Nijmegen.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 18 januari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 20 december 2011. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 13 september 2011 gegrond verklaard, die beschikking vernietigt en de door klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 15 maart 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder op 14 juni 2012 aan het hof een brief doen toekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 juni 2012.
Klager en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd;
de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
De gerechtsdeurwaarder is met berichtgeving niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Op 19 juli en 3 augustus 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van zijn opdrachtgever een proces-verbaal van constatering opgemaakt met betrekking tot een situatie in een putruimte aan het adres [plaats].
4.
Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de inhoud van beide door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte processen verbaal van constatering niet correct is. Zijn klacht valt in de volgende onderdelen uiteen:
1. De beide processen-verbaal zijn niet voorzien van een datumstempel;
2. Over het voor de processen-verbaal in rekening gebrachte bedrag van € 150,- is geen omzetbelasting berekend;
3. De aan de processen-verbaal gehechte foto’s zijn niet voorzien van een datum en zijn in zwart-wit;
4. De beide processen-verbaal zijn niet authentiek.
5.
Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd de klacht van klager weersproken.
6.
De beoordeling
6.1. Allereerst wordt vastgesteld dat[A], de broer van klager, zelf geen rechtstreeks belang heeft in deze tuchtprocedure. Voor zover de klacht door hem,[A], zou zijn ingediend, zou hij daarin niet-ontvankelijk zijn. Ter zitting heeft hij echter verklaard als gemachtigde van zijn broer[klager] op te treden. Het hof beschouwt[klager] wel als rechtstreeks belanghebbende. Deze is in zijn klacht dan ook ontvankelijk. Hiermee is in de aanhef van de beslissing reeds rekening gehouden.
6.2. Het hof stelt, evenals de kamer, voorop dat het opmaken van een proces-verbaal van constatering geen ambtshandeling is in de zin van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Artikel 2 Gdw bevat een limitatieve opsomming van taken waarmee een gerechtsdeurwaarder bij of krachtens de wet is belast. Hieronder valt niet het opmaken van een proces-verbaal van constatering; deze handeling wordt op grond van artikel 20 lid 1 onder e Gdw aangemerkt als een toegestane nevenwerkzaamheid. De gerechtsdeurwaarder dient weliswaar deze nevenwerkzaamheden in goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt te verrichten, maar het staat de gerechtsdeurwaarder vrij hieraan zijn eigen invulling te geven.
6.3. Naar het oordeel van het hof heeft de gerechtsdeurwaarder niet onjuist gehandeld. Voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering gelden geen wettelijke vormvoorschriften. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder in plaats van kleurenkopieën, zwart/wit kopieën van de foto’s aan de processen-verbaal heeft gehecht en hij de foto’s niet gedateerd heeft, is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar.
Ook verwerpt het hof de klacht dat beide processen-verbaal niet zijn voorzien van een datumstempel. In beide processen-verbaal staan immers overeenkomstig artikel 45 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de aanhef de datum en het tijdstip van constatering vermeld.
Voor zover klager met zijn klacht beoogt te stellen dat op een proces-verbaal de datum gestempeld dient te worden in plaats van getypt, mist die klacht doel, nu de wet geen bepaling kent op grond waarvan dat zou zijn vereist. Op grond van het voorgaande dienen de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond te worden verklaard.
6.4. In de relatie tot zijn opdrachtgever staat het een gerechtsdeurwaarder vrij voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering met die opdrachtgever een tarief overeen te komen. Het op het proces-verbaal vermelde bedrag is ook niet aan klager in rekening gebracht. Klachtonderdeel 2 is daarom ongegrond, omdat klager door de wijze van vermelding niet in zijn belangen is geschaad en niet is gebleken dat aan de opdrachtgever geen omzetbelasting in rekening is gebracht.
6.5. Tot slot acht het hof hetgeen klager heeft gesteld over de processen-verbaal van constatering van 19 juli en 3 augustus 2010 onvoldoende om aan te nemen dat deze niet authentiek zijn. Het betoog van klager dat de door hem tevens op 19 juli 2010 genomen foto van de putruimte een andere situatie toont, brengt het hof niet tot een ander oordeel, omdat die foto, zoals door klager is erkend, is genomen van een andere zijde dan de foto die door de gerechtsdeurwaarder is genomen. Ook dit klachtonderdeel dient daarom ongegrond te worden verklaard.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 september 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 december 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 september 2011 met zaaknummers 229 en 365. 2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 680.2011 ingediend door:
[A],
wonende te Delft,
klager,
[gerechtsdeurwaarder 1],
[gerechtsdeurwaarder],