GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 4 december 2012 in de zaak van:
[klager],
[plaats]
APPELLANT,
[gerechtsdeurwaarder],
[plaats]
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
A.J.A. Eliens te Haarlem.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 26 maart 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 6 maart 2012.
Bij die beslissing heeft de kamer de door klager ingediende klacht gegrond verklaard en afgezien van het opleggen van een maatregel. De kamer heeft daarbij geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, aangemerkt als de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht is gericht.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 8 mei 2012 een verweerschrift – met bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2012.
De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Bij de behandeling van het beroep is gebleken dat klager zijn klacht van
3 december 2010 heeft gericht tegen[A], als gerechtsdeurwaarder verbonden aan het kantoor [F] te [plaats].
[gerechtsdeurwaarder], die is verbonden aan het kantoor [F] te [plaats], heeft zich echter als beklaagde opgeworpen en is vervolgens door de kamer als zodanig aangemerkt. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder op vragen van het hof verklaard dat het gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid op zich neemt als een klacht wordt ingediend die betrekking heeft op het kantoor te [plaats], maar die niet rechtstreeks valt te herleiden naar één bepaalde gerechtsdeurwaarder. In dit geval is voor het kantoor te [plaats] gekozen omdat het beslag is gelegd in opdracht van dat kantoor.
6.2. Het hof stelt voorop dat het tuchtrecht tot doel heeft in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen door toe te zien op het optreden van de individuele gerechtsdeurwaarder. Deze kan worden aangesproken voor zijn eigen handelen of nalaten of dat van anderen voor wie hij de verantwoordelijkheid draagt. Bij een tuchtrechtelijk verwijt van voldoende zwaarte kan aan hem een maatregel worden opgelegd. Met dit uitgangspunt valt niet te verenigen dat een willekeurige gerechtsdeurwaarder binnen een organisatie de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid op zich neemt voor een gedraging die weliswaar is verricht binnen die organisatie, maar waarmee hij in werkelijkheid niets te maken heeft gehad. In dat geval zou bij gegrondverklaring van de klacht het opleggen van een maatregel, zoals berisping of zelfs schorsing of ontzetting uit het ambt, volstrekt zinledig en zelfs ongepast zijn.
6.3. Nu – mede gelet op de verklaringen van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder hieromtrent – niet aannemelijk is geworden dat de gerechtsdeurwaarder zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de verweten handelwijze, had de kamer naar het oordeel van het hof niet ermee mogen volstaan de gerechtsdeurwaarder op diens eigen aangeven aan te merken als de enige gerechtsdeurwaarder die de klacht betrof. In een geval als het onderhavige dient de kamer nauwkeurig te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht en vervolgens de klacht tegen die gerechtsdeurwaarder te behandelen. In een geval van een kantoorcombinatie kunnen dat ook meer gerechtsdeurwaarders zijn. Daarbij is nog van belang dat de gerechtsdeurwaarder die de ambtshandeling feitelijk heeft verricht – te weten gerechtsdeurwaarder [A], die het derdenbeslag heeft gelegd en tegen wie de klacht zich ook richt – diens eigen verantwoordelijkheid voor zijn daaruit voortvloeiend handelen als gerechtsdeurwaarder behoudt, ook al is de opdracht tot het leggen van het beslag is gegeven door het kantoor te[plaats].
6.4. Nu de kamer geen beslissing heeft gegeven op de klacht welke is gericht tegen de gerechtsdeurwaarder[A] te[plaats] en evenmin heeft onderzocht wie binnen het kantoor [F] te [plaats] moet worden beschouwd als de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht (mede) is gericht, dient de bestreden beslissing te worden vernietigd en – in afwijking van de hoofdregel dat na vernietiging geen terugverwijzing zal plaatsvinden – te worden terugverwezen naar de kamer ter verdere afdoening met inachtneming van het onder 6.3. overwogene.
7.
De beslissing
vernietigt de bestreden beslissing;
wijst de zaak terug naar de kamer ter verdere afdoening met inachtneming van het in deze beslissing overwogene.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 december 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 6 maart 2012 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 864.2010 ingesteld door:
[klager],
klager,
[plaats],
[gerechtsdeurwaarder]
[plaats],
beklaagde,
gemachtigde: A.J.A. Eliens.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 29 november 2010, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 27 december 2010, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 6 maart 2012.