ECLI:NL:GHAMS:2012:4414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
200.095.693/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke beoordeling van de handelwijze van een gerechtsdeurwaarder na mededeling van niet-betaling door de debiteur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager, die niet van plan was de vordering te voldoen, had eerder aangegeven dat hij pas zou reageren na een dagvaarding. Ondanks deze mededeling heeft de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk schriftelijke aanmaningen verstuurd en zelfs huisbezoeken afgelegd. De klager voelde zich hierdoor geïntimideerd. Het hof oordeelde dat het versturen van herhaalde aanmaningen na de mededeling van de klager niet tuchtrechtelijk laakbaar is, maar dat het afleggen van huisbezoeken in dit geval wel te ver ging. De gerechtsdeurwaarder had moeten begrijpen dat de klager niet bereid was om te betalen en dat verdere druk uitoefenen niet gepast was. Het hof verenigde zich met de eerdere beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, die de klacht gegrond had verklaard, maar geen maatregel had opgelegd. De klacht werd dus terecht voorgesteld, maar er werd geen sanctie opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gerechtsdeurwaarders om de grenzen van fatsoen en aanvaardbaarheid in acht te nemen bij hun handelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 20 maart 2012 in de zaak van:
[klager],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 13 oktober 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 6 september 2011. Bij die beslissing heeft de kamer de door klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 25 november 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2012.
De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager is – zonder berichtgeving – niet verschenen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
Het hof:
 bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, D.J. Oranje en
A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 maart 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 6 september 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 17.2011 ingesteld door:
[klager],
wonende te [plaats],
klager,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 10 januari 2011, ingekomen op 11 januari 2011, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 8 februari 2011, ingekomen op 9 februari 2011, een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 28 juni 2011 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 6 september 2011.

1.De feiten

a. De gerechtsdeurwaarder is belast met de incasso van een vordering op klager. Bij brief van 19 oktober 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan.
Bij email van 21 oktober 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat hij niet van plan was om de vordering te voldoen en dat hij pas weer zou reageren nadat klager zou worden gedagvaard.
Bij brief van 26 november 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat hij zijn opdrachtgever gelet op de mededeling van klager zou adviseren over te gaan tot het dagvaarden van klager.
Bij email van 30 november 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zijn conclusie dat klager de vordering niet zou gaan betalen juist was en heeft hij de gerechtsdeurwaarder bedankt voor het zetten van vervolgstappen.
Bij brief van 4 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld zijn adres te hebben bezocht om de zaak met hem te bespreken. Om verdere ingrijpende en kostenverhogende maatregelen te voorkomen heeft de gerechtdeurwaarder klager geadviseerd contact op te nemen om een oplossing voor de vordering te zoeken.

2.De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze ondanks zijn duidelijke mededeling dat hij niet van plan was te betalen, blijft volharden in het schrijven van brieven en het afleggen van huisbezoeken om klager te bewegen tot betaling over te gaan. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder daarmee de grenzen van fatsoen en aanvaardbaarheid heeft overschreden en intimiderend optreedt.

3.Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het beleid van zijn kantoor is om zoveel mogelijk incasso opdrachten in de minnelijke fase tot een oplossing te brengen. Het oogmerk hiervan is om zoveel mogelijk kosten, die doorgaans ten laste van de debiteur worden gebracht, te voorkomen. Alle medewerkers van zijn organisatie worden hier in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen op getraind. Nu klager had aangegeven dat de zaak maar voor de rechter voorgelegd moest worden, had de zaaksbehandelaar er voor kunnen kiezen zijn pogingen tot een minnelijke oplossing te komen te beëindigen en tot dagvaarden over te gaan. Alvorens dat te doen adviseert de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever en in dat verband is nog een huisbezoek afgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat zijn opdrachtgever de zaak heeft teruggenomen omdat het (door klager betwiste) contract niet kon worden overgelegd.

4.Gronden van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2
De Kamer is van oordeel dat het versturen van een herhaalde schriftelijke aanmaning na de berichtgeving (als vermeld onder 1b) van klager niet voor de hand ligt, maar niet tuchtrechtelijk laakbaar is.
4.3
Het afleggen van een huisbezoek is in zijn algemeenheid evenmin tuchtrechtelijk laakbaar. In het onderhavige geval zijn echter door klager duidelijke signalen afgegeven dat hij niet van plan was de vordering te voldoen (omdat hij het niet met de vordering eens was). Op 26 november 2010 deelt de gerechtsdeurwaarder klager mee dat hij zijn opdrachtgever zou adviseren om tot dagvaarding van klager over te gaan. Om daarna nog tot tweemaal toe een huisbezoek af te leggen, gaat naar het oordeel van de Kamer te ver. Het is begrijpelijk dat dit bij klager intimiderend kan overkomen. In zoverre heeft de gerechtdeurwaarder niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De klacht is daarom terecht voorgesteld.
5. Op grond van het voorgaande wordt de klacht gegrond verklaard. De Kamer ziet geen aanleiding om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.
BESLISSING
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
 verklaart de klacht gegrond;
 laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.W.J. Ros en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.