ECLI:NL:GHAMS:2012:BW2935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-845502-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Bronkhorst
  • A. van Asperen de Boer-Delescen
  • J. Bulsing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen schorsing voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 april 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het openbaar ministerie (OM) tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2012. De rechtbank had toen het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte toegewezen. Het hof heeft zich in deze beschikking gericht op de ontvankelijkheid van het OM in het hoger beroep. Volgens artikel 406 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering is hoger beroep tegen een beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis slechts mogelijk gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet onder de uitzonderingen valt die in lid 2 van dat artikel zijn genoemd. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor het OM om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing. Het hof heeft dan ook geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden, aanwezig waren. De uitspraak benadrukt de strikte regels omtrent de ontvankelijkheid van het OM in hoger beroep, vooral in zaken die betrekking hebben op voorlopige hechtenis.

Uitspraak

13-845502-11
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, TWAALFDE MEERVOUDIGE STRAFKAMER
BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 26 maart 2012, houdende toewijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
De feiten en de rechtsgang
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van
28 maart 2012, waarbij door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadslieden mr. T. Dieben en mr. J. Jahae.
Beoordeling van de ontvankelijkheid in het hoger beroep
De beslissing waartegen het hoger beroep is gericht is een ter terechtzitting van de rechtbank op 26 maart 2012 gegeven beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis, waartegen ingevolge het bepaalde in artikel 406 lid 1 Wetboek van Strafvordering hoger beroep slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak is toegelaten. Lid 2 van dat artikel noemt daarop een aantal uitzonderingen, maar daaronder is de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis niet begrepen. Waar geen hoger beroep openstaat, kan de officier van justitie daarin niet worden ontvangen.
De beslissing
Het hof:
VERKLAART de officier van justitie NIET-ONTVANKELIJK in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven op 11 april 2012 in raadkamer van dit hof door
mr. Bronkhorst, voorzitter,
mrs. Van Asperen de Boer-Delescen en Bulsing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Doruk als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
Amsterdam, 11 april 2012,
de advocaat-generaal