ECLI:NL:GHAMS:2012:BX2499

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.103.316/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen griffierecht in hoger beroep wegens niet tijdig overleggen toevoegingsaanvraag

In deze zaak hebben verzoekers X en mr. J. de Ruiter, advocaat te Kampen, bezwaar gemaakt tegen het in rekening brengen van het volledige griffierecht in het hoger beroep. Verzoekers stelden dat de toevoegingsaanvraag abusievelijk niet was meegezonden met de dagvaarding in hoger beroep, en dat er op dat moment nog geen beschikking van toevoeging was ontvangen. De toevoeging was aanvankelijk op 31 januari 2012 afgewezen, maar verzoeker sub 1 had op 28 februari 2012 een peiljaarverlegging aangevraagd. Uiteindelijk werd de toevoeging op 13 maart 2012 toegekend, waarna verzoeker sub 2 deze zo spoedig mogelijk aan het hof heeft overgelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de toevoegingsaanvraag niet tijdig was overgelegd, dit een gevolg was van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan verzoekers zijn toe te rekenen, zoals bedoeld in artikel 16 lid 2 jo lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Verzoekers hadden bij de dagvaarding in hoger beroep op 14 februari 2012 mededeling gedaan van de aanvraag van een toevoeging, maar de aanvraag zelf was niet bijgevoegd. Het hof oordeelde dat de omstandigheden rondom de afwijzing van de eerste aanvraag en de daaropvolgende peiljaarverlegging voldoende reden gaven om het griffierecht te verlagen naar het tarief voor onvermogenden.

De beslissing van de griffier van 21 februari 2012, waarin een bedrag van € 1.513,- aan vast recht werd geheven, werd door het hof herzien. Het hof verklaarde het verzet gegrond en gelastte de griffier om het griffierecht voor onvermogenden te heffen in de zaak met zaaknummer 200.101.758/01. Deze beschikking werd gegeven op 26 juni 2012 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ELFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
op het verzet op grond van art. 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) van:
1. X,
2. mr. J. de Ruiter, advocaat te Kampen,
verzoekers.
1. De procedure
Bij op 9 maart 2012 door de griffie ontvangen verzoekschrift zijn verzoekers in verzet gekomen tegen de hierna te noemen beslissing van de griffier van dit hof van 21 februari 2012.
Het hof heeft beschikking bepaald op heden.
2. Bestreden beslissing
Bij beslissing van 21 februari 2012 heeft de griffier van dit hof in de zaak met zaaknummer 200.101.758/01 de beslissing een bedrag van € 1.513,- aan vast recht te heffen bij verzoeker sub 2 gehandhaafd. Verzoeker sub 2 had namelijk wel mededeling gedaan van het aanvragen van een toevoeging, maar had verzuimd de toevoegingsaanvraag over te leggen.
De zaak heeft betrekking op een vordering in verband met een onrechtmatige daad. De dagvaarding in die zaak is op 14 februari 2012 aangebracht.
3. Verzoek
Verzoekers maken bezwaar tegen het in rekening brengen van het volledige griffierecht.
Zij stellen dat abusievelijk de toevoegingsaanvraag niet is meegezonden met de dagvaarding in hoger beroep, maar dat er op dat moment ook nog geen beschikking van toevoeging was ontvangen. In eerste instantie is op 31 januari 2012 de toevoeging afgewezen, maar omdat verzoeker sub 1 thans onvermogend is, hebben verzoekers op 28 februari 2012 een peiljaarverlegging aangevraagd. De toevoeging is uiteindelijk toegekend op 13 maart 2012, waarna verzoeker sub 2 deze zo spoedig mogelijk aan het hof heeft doen toekomen. Verzoekers verzoeken het griffierecht te verlagen naar een griffierecht voor onvermogenden.
4. Beoordeling
4.1. Artikel 16 lid 2 jo lid 4 Wgbz laat geen andere uitleg toe dan dat er alleen een uitzondering gemaakt kan worden voor het niet tijdig overleggen van een toevoegingsaanvraag als er sprake is van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan een partij zijn toe te rekenen.
In deze zaak staat vast dat verzoekers bij dagvaarding in hoger beroep d.d. 14 februari 2012 mededeling hebben gedaan van de aanvraag van een toevoeging. Een toevoeging(saanvraag) is toen echter niet overgelegd. Uit het dossier blijkt dat de eerste toevoegingsaanvraag van verzoekers op 31 januari 2012 is afgewezen en dat zij daarna een peiljaarverlegging hebben aangevraagd. Het griffierecht is bij nota van 16 februari 2012 geheven. Uit het dossier blijkt voorts dat uiteindelijk op 13 maart 2012 een toevoeging is afgegeven, die verzoekers in onderhavige procedure bij brief van 13 maart 2012 hebben overgelegd. Het hof is van oordeel dat, hoewel de toevoegingsaanvraag niet tijdig is overgelegd, voldoende is komen vast te staan dat dit een gevolg is van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan verzoekers zijn toe te rekenen, zoals bedoeld in artikel 16 lid 2 jo lid 4 Wgbz.
4.3. Het voorgaande leidt ertoe dat het bezwaar van verzoekers gegrond is en dat alsnog het tarief voor onvermogenden toegepast dient te worden, voor zover dit niet reeds is gebeurd.
4.4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof verklaart het verzet gegrond en gelast de griffier in de zaak met zaaknummer 200.101.758/01 met betrekking tot S.C.F. X het griffierecht voor onvermogenden te heffen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los, W.J. Noordhuizen en G.C.C. Lewin en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juni 2012.