ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.090.059-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de garantieregeling voor zaterdagtoeslagen in de cao en de vraag naar een voortdurende arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Zuiderzeemuseum tegen een vonnis van de kantonrechter. De zaak betreft de uitleg van de garantieregeling voor zaterdagtoeslagen in de cao voor verzelfstandigde rijksmusea en de vraag of er sprake is van een voortdurende arbeidsovereenkomst. De geïntimeerde, die van 1 april 2003 tot eind oktober 2003 als seizoenkracht bij het Zuiderzeemuseum in dienst was, heeft gedurende de jaren daarna steeds in de seizoensperiode bij het museum gewerkt. De arbeidsovereenkomst is in 2006 voor een bepaalde tijd aangegaan en is later omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter had geoordeeld dat de garantieregeling van toepassing was, maar het hof oordeelt dat de regeling alleen geldt voor werknemers die voor 1 juli 2006 in dienst zijn. Het hof concludeert dat de bewoordingen van de regeling geen ruimte bieden voor de interpretatie dat ook werknemers met een onderbroken dienstverband aanspraak kunnen maken op de garantieregeling. De grieven van het Zuiderzeemuseum slagen, en het hof vernietigt het eerdere vonnis, wijst de vorderingen van de geïntimeerde af en veroordeelt hem tot terugbetaling van de ontvangen bedragen. De kosten van de procedure worden aan de geïntimeerde opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING ZUIDERZEEMUSEUM,
gevestigd te Enkhuizen,
APPELLANTE,
advocaat: mr. Y.K. Scheijde te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonende te [ woonplaats ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.A.M.M. Verspagen te Zoetermeer.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna het Zuiderzeemuseum en [ Geïntimeerde ] genoemd.
Bij dagvaarding van 24 juni 2011 is het Zuiderzeemuseum in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn, hierna de kantonrechter, van 2 mei 2011, onder zaak-/rolnummer 349331\CV\ EXPL 10-5490 uitgesproken tussen het Zuiderzeemuseum als gedaagde en [ Geïntimeerde ] als eiser.
Het Zuiderzeemuseum heeft bij memorie met producties tegen genoemd vonnis drie grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, het bestreden vonnis zal vernietigen en, naar het hof begrijpt, de vorderingen van [ Geïntimeerde ] alsnog zal afwijzen, voor recht zal verklaren dat het Zuiderzeemuseum niet is gehouden de garantietoeslag conform bijlage 7 bij de CAO Verzelfstandigde Rijksmusea toe te passen op de arbeidsovereenkomst tussen partijen, [ Geïntimeerde ] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen het Zuiderzeemuseum uit hoofde van het bestreden vonnis aan hem zal hebben betaald en [ Geïntimeerde ] te verwijzen in de kosten van beide instanties, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij memorie heeft [ Geïntimeerde ] de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van het Zuiderzeemuseum in de kosten van, het hof begrijpt, het hoger beroep.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. De feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.4 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.
3. De beoordeling
3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [ Geïntimeerde ] is van 1 april 2003 tot eind oktober 2003 als seizoenkracht in dienst geweest bij de Stichting Commerciële Activiteiten Zuiderzeemuseum, de rechtsvoorgangster van het Zuiderzeemuseum en ook met die naam aan te duiden.
b. De jaren daarna is [ Geïntimeerde ] steeds bij het Zuiderzeemuseum in dienst geweest gedurende de periode rond 1 april tot het najaar.
c. In 2006 heeft tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaan van 30 maart tot en met 30 oktober.
c. Met ingang van 1 maart 2007 is [ Geïntimeerde ] voor de duur van twee jaar bij het Zuiderzeemuseum in dienst getreden.
d. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is voor onbepaalde tijd voortgezet.
e. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao 2005-2007 verzelfstandigde rijksmusea, hierna: de cao.
f. Tot 1 juli 2006 hadden werknemers recht op een toeslag voor het werken op zaterdagen.
g. Het recht op genoemde toeslag is per 1 juli 2006 afgeschaft, in verband waarmee in bijlage 7 van de cao een garantieregeling zaterdagtoeslag (hierna: de garantietoeslag) is opgenomen die luidt als volgt:
Garantieregeling zaterdagtoeslag
Bij de invoering van het nieuwe toeslagenregime per 1 juli 2006 geldt voor de werknemer die al in dienst is bij de werkgever voor 1 juli 2006 een garantieregeling. Deze werknemers ontvangen een inkomensgarantie van 100% van de in het voorafgaande jaar (1 juli 2005-1 juli 2006) gemiddeld verdiende zaterdagtoeslagen binnen het dagdienstvenster. De garantietoeslag wordt geïndexeerd met de structurele loonsverhogingen van de VRM-CAO. De garantietoeslag is pensioengevend.
Partijen werken deze regeling uit in een uitvoeringsinstructie aan werkgevers.
...
In bijlage 8 bij de cao is bepaald:
Seizoenmedewerkers
Werkgevers en werknemers blijven alert op onderscheid in behandeling tussen vaste medewerkers en seizoenmedewerkers, en ondernemen waar nodig actie om een ongeoorloofd onderscheid tegen te gaan.
h. Gedurende de periode 1 juli 2006 tot en met 30 oktober 2006 heeft [ Geïntimeerde ] de garantietoeslag ontvangen.
3.2 [ Geïntimeerde ] heeft gevorderd voor recht te verklaren dat het Zuiderzeemuseum gehouden is de garantietoeslag conform bijlage 7 van de cao op hem van toepassing te verklaren, het Zuiderzeemuseum te veroordelen tot betaling aan hem van de persoonlijke garantietoeslag met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2006 met de maximale wettelijke verhoging over het bedrag dan het Zuiderzeemuseum vanaf deze datum verschuldigd is, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat het Zuiderzeemuseum gehouden is de garantietoeslag conform bijlage 7 bij de cao toe te passen, het Zuiderzeemuseum veroordeeld de persoonlijke garantietoeslag met terugwerkende kracht tot 1 maart 2007 aan [ Geïntimeerde ] te betalen, de gevorderde wettelijke verhoging gemaximeerd tot vijf procent, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en het Zuiderzeemuseum veroordeeld in de proceskosten. Tegen dit vonnis en de gronden waarop het berust richten zich de grieven.
3.3 Met grief 1 komt het Zuiderzeemuseum op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de garantieregeling zo moet worden gelezen, dat zij toepasselijk is in gevallen waarin sprake is van materieel eenzelfde dienstverband en dat niet van belang is of sprake is van formeel eenzelfde dienstverband. Grief 2 bestrijdt het oordeel dat in het geval van [ Geïntimeerde ] sprake is van materieel eenzelfde dienstverband vanaf in ieder geval 1 april 2003. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.4 Het hof stelt voorop dat nu tussen partijen in geschil is hoe de van de cao deel uitmakende garantieregeling moet worden uitgelegd, daaraan in dit geval een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Bij gebreke van een gepubliceerde schriftelijke toelichting zijn bij de uitleg van de onderhavige regeling in beginsel de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op de bedoeling van de partijen die de regeling tot stand hebben gebracht, voor zover deze daaruit niet kenbaar is, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de garantieregeling is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
3.5 Al aanstonds moet worden geconstateerd dat de garantieregeling de inkomensgarantie in de vorm van een garantietoeslag alleen toekent aan een werknemer die voor 1 juli 2006 in dienst is bij de werkgever. De bewoordingen van de regeling bieden geen aanknopingspunt voor de door [ Geïntimeerde ] verdedigde uitleg dat de regeling zich ook uitstrekt tot de werknemer wiens voor 1 juli 2006 bestaand hebbende arbeidsovereenkomst is geëindigd en die vervolgens opnieuw in dienst treedt. De bewoordingen geven ook geen grond te oordelen dat [ Geïntimeerde ] in aanmerking komt voor een toeslag in aanmerking wordt genomen dat hij vanaf 1 april 2003 jaarlijks van het voorjaar tot het najaar in dienst van het Zuiderzeemuseum is geweest voordat hij met ingang van 1 maart 2007 voor de duur van twee jaar in dienst trad van het Zuiderzeemuseum, welk diensverband vervolgens is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Niet alleen kan in formele zin niet kan worden gesproken van een voortdurend dienstverband maar evenmin van zodanig dienstverband in materiële zin, zoals de kantonrechter aannam. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen die op 31 oktober 2006 is geëindigd en de arbeidsovereenkomst die zij met ingang van 1 maart 2007 zijn aangegaan afwijken voor wat betreft de periode waarvoor zij zijn aangegaan, de wekelijkse arbeidsduur, het uurloon en het recht op onregelmatigheidstoeslag. In dit verband constateert het hof dat [ Geïntimeerde ] bij memorie van antwoord heeft gesteld dat partijen een arbeidsduur van 40 uur per week zijn overeengekomen, in plaats van 36 uur waarin de cao voorziet, onder meer teneinde de achteruitgang van het nettoloon die het gevolg is van het afschaffen van de zaterdagtoeslag en het niet toepassen van de garantieregeling op seizoenmedewerkers enigszins op te vangen. Onder deze omstandigheden kan ook niet worden gesproken van een ongeoorloofd onderscheid tussen seizoenmedewerkers en vaste medewerkers als bedoeld in bijlage 8 bij de cao. Dat de loonstroken van [ Geïntimeerde ] als datum van indiensttreding 1 april 2003 vermelden en dat het Zuiderzeemuseum in het kader van het jubileum van [ Geïntimeerde ] ook van die datum uitgaat, acht het hof, gezien tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor werd overwogen, van onvoldoende betekenis. De grieven 1 en 2 slagen.
3.6 Bij deze stand van zaken moet nog worden onderzocht of de vordering van [ Geïntimeerde ] toewijsbaar is op de in eerste aanleg door hem aangevoerde maar door de kantonrechter buiten bespreking gelaten grond dat het Zuiderzeemuseum niet handelt als goed werkgever door [ Geïntimeerde ] de garantietoeslag te onthouden. Nu [ Geïntimeerde ] in dit verband niets anders aanvoert dan dat het Zuiderzeemuseum handelt in strijd met de cao door hem geen garantietoeslag te betalen, de juistheid van welke stelling is verworpen, is ook deze grondslag voor de vordering ondeugdelijk.
3.7 Bij bespreking van grief 3 die klaagt over de door de kantonrechter toegewezen wettelijke verhoging heeft het Zuiderzeemuseum geen belang nu de vordering van [ Geïntimeerde ] waarop de wettelijke verhoging betrekking heeft alsnog zal worden afgewezen.
3.8 Zuiderzeemuseum is ingevolge het bepaalde in art. 137 Rv. niet ontvankelijk in haar bij memorie van antwoord geformuleerde vordering die ertoe strekt dat voor recht wordt verklaard dat zij niet gehouden is de garantieregeling toe te passen op de arbeidsovereenkomst van [ Geïntimeerde ]. Haar vordering dat [ Geïntimeerde ] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen zij krachtens het bestreden vonnis heeft voldaan, met de wettelijke rente is toewijsbaar.
4. Slotsom
De grieven 1 en 2 slagen; bij grief 3 heeft het Zuiderzeemuseum geen belang. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, de vorderingen van [ Geïntimeerde ] zullen alsnog worden afgewezen en [ Geïntimeerde ] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen het Zuiderzeemuseum uit hoofd van het bestreden vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd. Het Zuiderzeemuseum zal niet ontvankelijk worden verklaard in de door haar gevorderde verklaring voor recht. Als in het ongelijk gestelde partij zal [ Geïntimeerde ] worden belast met de proceskosten van beide instanties, met de wettelijke rente als hierna vermeld.
5. Beslissing
het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [ Geïntimeerde ] af;
veroordeelt [ Geïntimeerde ] tot terugbetaling van al hetgeen het Zuiderzeemuseum uit hoofde van het bestreden vonnis heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de onderscheidenlijke momenten van opeisbaarheid tot het moment van volledige terugbetaling;
verklaart het Zuiderzeemuseum niet ontvankelijk in haar vordering voor recht te verklaren dat zij niet gehouden is de garantieregeling toe te passen op de arbeidsovereenkomst met [ Geïntimeerde ];
veroordeelt [ Geïntimeerde ] in de kosten van de procedure in eerste aanleg aan de kant van het Zuiderzeemuseum begroot op € 600,- aan salaris gemachtigde en in hoger beroep op € 739,81 aan verschotten en op € 894,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, D.J. van der Kwaak en J.E. Molenaar, en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 25 september 2012.