ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ5413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.106.268/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder over uitbetaling ondanks beslag

In deze zaak heeft Diamond Management Support B.V. (hierna: klaagster) een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de uitbetaling van gelden door de gerechtsdeurwaarder, ondanks een door klaagster gelegd conservatoir beslag. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte heeft gehandeld door de gelden uit te betalen zonder de schriftelijke overeenstemming tussen de curator en de Stichting Horecabeheer WB te overleggen. De voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft in een eerdere beslissing geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder voldoende verweer heeft gevoerd en dat alle relevante stukken zijn overgelegd. Klaagster heeft hiertegen verzet aangetekend, wat heeft geleid tot de onderhavige procedure.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaak op 16 oktober 2012 behandeld. De rechters hebben vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder alles heeft gedaan wat in zijn macht lag om de feiten vast te stellen en dat hij terecht een deurwaardersrenvooi heeft geëntameerd, gezien de complexiteit van de zaak. De rechters hebben geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, omdat hij klaagster adequaat heeft geïnformeerd over de renvooiprocedure en dat de gevolgen van het niet indienen van een verzoek tot tussenkomst voor rekening van klaagster komen. De klacht is ongegrond verklaard, en het verzet van klaagster is gegrond verklaard, maar de klacht zelf is ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is bekrachtigd, en klaagster is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 16 oktober 2012 in de zaak van:
DIAMOND MANAGEMENT SUPPORT B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
APPELLANTE,
gemachtigde: D.E.J. Stuifmeel te Apeldoorn,
t e g e n
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 3 mei 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 27 maart 2012. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klaagster tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 13 september 2011 gegrond verklaard en de door klaagster tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 20 juni 2012 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn op 3 september 2012 respectievelijk 11 september 2012 aanvullende stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 september 2012. De gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. De standpunten van partijen
De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5. De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die welke zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 oktober 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6
Beslissing van 27 maart 2012 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 13 september 2011 met nummer 251.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 729.2011 ingesteld door:
Diamond Management Support B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
klaagster,
gemachtigde: D. Stuifmeel, directeur,
tegen:
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaatsnaam ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 28 september 2011 aan klager verzonden.
Op 10 oktober 2011 is het per fax verzonden verzetschrift van klager tegen de beslissing van de voorzitter ontvangen.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 februari 2012. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
2. De gronden van het verzet
Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat de voorzitter er ten onrechte van is uitgegaan dat alle relevante stukken zijn overgelegd. Met name ontbreekt de schriftelijke overeenstemming tussen de curator [ A ] en de Stichting Horecabeheer WB. Op daartoe aangevoerde gronden herhaalt klaagster haar klacht dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de door hem ontvangen gelden, ondanks een namens klaagster gelegd beslag, niet onder zich te houden. Voor zover van belang wordt daarop hierna ingegaan.
4. De inleidende klacht
In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder ondanks het door haar gelegde conservatoir beslag toch tot uitbetaling van gelden is overgegaan.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft overwogen onder 4.2 :
“De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klaagster niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt ondersteund door het vonnis van 11 april 2011. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Het is niet aan de Kamer daarover een oordeel uit te spreken.’
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De Kamer is van oordeel dat het door klaagster in verzet aangevoerde aanleiding geeft om de motivering van de beslissing van de voorzitter aan te vullen, zoals hierna vermeld. Het verzet zal om die reden gegrond worden verklaard.
6.2 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder alles heeft gedaan wat in zijn macht lag om de feiten vast te stellen. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder, gelet op de complexiteit van de zaak terecht, een deurwaardersrenvooi geëntameerd. Vervolgens heeft de rechter uitgemaakt aan wie de gerechtsdeurwaarder moest betalen. Dat de gerechtsdeurwaarder hieraan heeft voldaan kan hem niet worden tegen geworpen.
6.3 De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster - zoals het een goed gerechtsdeurwaarder betaamt - ook geïnformeerd over de renvooiprocedure. Klaagster heeft daarin, anders dan de eiser in het incident, geen aanleiding gezien om een verzoek tot tussenkomst te doen. De gevolgen daarvan dienen voor haar rekening en risico te komen.
6.4 Ook indien het standpunt van klaagster later in rechte als juist zou worden aangemerkt, kan onder de hiervoor geschetste omstandigheden geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder worden vastgesteld.
6.5 Zoals de Voorzitter al heeft overwogen heeft de klacht voor het overige betrekking op de executie van een titel. Deze Kamer is niet bevoegd om daarover te oordelen, omdat executiegeschillen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding dienen te worden voorgelegd.
7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. mr. H.M. Patijn, (plaatsvervangend) voorzitter,
mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2012 in tegenwoordigheid van
H.A.J. van der Lee, secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.