GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 2 oktober 2012 in de zaak van:
[ KLAAGSTER ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. S. Salhi, advocaat te ’s-Gravenhage,
1.[NOTARIS SUB 1 ],
2.[ NOTARIS SUB 2 ],
beiden notaris te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: mr. M.D. Winter, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 3 november 2011 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te [ plaatsnaam ], verder de kamer, van 5 oktober 2011, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerden, verder de notarissen, op alle onderdelen ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 18 november 2011 een aanvulling op het beroepschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notarissen is op 30 december 2011 een verweerschrift
– met één bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 mei 2012. De gemachtigde van klaagster en de notaris sub 1. vergezeld van zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notarissen aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klaagster en de notaris sub 2. zijn niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notarissen dat zij haar niet goed hebben geïnformeerd, haar onnodig op kosten hebben gejaagd en dat zij een klaagster toekomend bedrag zonder haar toestemming aan een derde hebben overgemaakt. Zij hebben klaagster (ten onrechte) geadviseerd in verband met de aankoop van een woning een samenlevingscontract met haar partner aan te gaan. Achteraf bezien blijkt dat dit totaal onnodig was. Vervolgens hebben de notarissen klaagster (ten onrechte) geadviseerd huwelijkse voorwaarden op te stellen omdat anders de overdracht van de woning niet door zou gaan. Ook dit advies bleek achteraf onjuist, waardoor de notarissen klaagster onnodig op kosten hebben gejaagd.
4.2. De notarissen hebben voorts ten onrechte en zonder klaagsters toestemming een bedrag overgemaakt aan een aan klaagster onbekend bedrijf ( [ C ] ) waar zij niets mee te maken heeft.
4.3. De notarissen hebben klaagster tenslotte bij de overdracht van de door haar gekochte woning niet op haar rechten gewezen. Zo is klaagster niet verteld dat zij het recht had om voor de overdracht de woning nog eenmaal te bezichtigen.
5. Het standpunt van de notarissen
5.1. De notarissen hebben de stellingen van klaagster gemotiveerd betwist en verweren zich als volgt. Klaagster is op eigen initiatief tezamen met haar partner op het kantoor van de notarissen gekomen voor het opstellen van een samenlevingscontract in verband met de aankoop van een woning. Het initiatief hiertoe kwam niet van de notarissen, maar van klaagster zelf. Klaagster en haar partner zijn na het aangaan van het samenlevingscontract maar voor de overdracht van de woning getrouwd. De hypotheekverstrekker wilde vervolgens alleen aan overdracht van de woning op korte termijn meewerken als er huwelijkse voorwaarden werden opgemaakt.
5.2. Het was de notarissen bekend dat klaagster zich bij de aankoop van de woning had laten bijstaan door een aan [ C ] verbonden makelaar. In de op voorhand aan klaagster toegezonden nota van afrekening was de nota van genoemde adviseur verwerkt. Klaagster heeft destijds geen bezwaar gemaakt dat de notarissen die nota zouden voldoen. De notarissen mochten derhalve aannemen dat [ C ] de rekening met instemming van klaagster bij de notarissen had ingediend en dat zij die dus konden betalen.
5.3. Nu er een (makelaar-)adviseur was betrokken bij de aankoop van de woning, wiens taak het primair was klaagster op haar rechten te wijzen, is er door de notarissen voorafgaand aan de levering niets besproken over een bezichtiging van de woning kort voor de levering.
6.1. Het onderzoek in hoger beroep ten aanzien van de verschillende klachtonderdelen heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.2. Voor toewijzing van het verzoek van klaagster in haar beroepschrift haar een vergoeding te verlenen voor de rechtsbijstand, is in een tuchtprocedure in het kader van de Wet op het notarisambt geen plaats. Klaagster zal in dit verzoek daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in het verzoek haar een vergoeding te verlenen voor de rechtsbijstand van de gemachtigde;
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 oktober 2012 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen
’s-Gravenhage
Beslissing van 5 oktober 2011 inzake de klacht onder nummer 11-09 van:
[ klaagster ],
hierna ook te noemen: klaagster,
advocaat mr. F. Kellouh,
1. [ notaris sub 1 ],
notaris te ’s-Gravenhage,
hierna ook te noemen: notaris sub 1,
2. [ notaris sub 2 ],
notaris te ’s-Gravenhage,
hierna ook te noemen: notaris sub 2.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
• de klacht, ingekomen op 5 april 2011, met bijlagen;
• het antwoord van beide notarissen, met bijlagen;
• de repliek van klaagster;
• de dupliek van beide notarissen, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2011.
Daarbij waren aanwezig:
• klaagster met haar advocaat, bijgestaan door mevrouw Huiberts, tolk in de Engelse taal;
• beide notarissen.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt.
De feiten
Op 7 augustus 2009 was klaagster met haar huidige echtgenoot, de heer [ A ], bij notaris sub 1 op kantoor voor een bespreking over een samenlevingsovereenkomst in verband met de aankoop van een woning. Op dat moment was bij het kantoor van de notaris ook een dossier in behandeling tot levering van een onroerende zaak op 17 augustus 2009; klaagster en [ A ] waren kopers volgens de betreffende koopovereenkomst. Deze levering ging vervolgens niet door.
Op 14 augustus 2009 tekenden klaagster en [ A ] de akte van hun samenlevingsovereenkomst.
Eind november 2009 ontving notaris sub 1 van een makelaar de koopakte van de [ adres ] die op 6 november 2009 was getekend door klaagster als enige koper. De hypotheek was bij de ING-bank aangevraagd op naam van klaagster. De hypotheekofferte van 29 oktober 2009 vermeldde de burgerlijke staat van klaagster als samenwonend.
Op 2 december 2009 is klaagster met [ A ] te Gouda in het huwelijk getreden, in algehele gemeenschap van goederen.
Op 24 december 2009 kwamen klaagster en [ A ] met hun adviseur [ B ], makelaar en eigenaar van de eenmanszaak [ C ], op het kantoor van de notarissen voor het tekenen door klaagster van een volmacht voor de levering van de woning. Toen aan notaris sub 1 bleek dat klaagster en [ A ] inmiddels in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, heeft zij de ING-bank hierover ingelicht in verband met de door de bank te verstrekken hypothecaire lening. Nadat notaris sub 1 van de ING-bank bericht had ontvangen dat de bank onder deze omstandigheden vooralsnog niet bereid was de hypothecaire lening aan klaagster te verstrekken, heeft notaris sub 1 klaagster en [ A ] desverzocht geadviseerd hun gemeenschap van goederen om te zetten in huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk, opdat de hypothecaire lening toch verstrekt kon worden.
Nadat de ING-bank de hypothecaire lening aan klaagster verstrekt had, vond de levering plaats op 19 maart 2010. Daaraan voorafgaand stuurde notaris sub 1 op 16 maart 2010 de nota van afrekening aan klaagster met daarop onder meer vermeld de post “nota makelaar Believe Inn” en de post “huwelijksvoorwaarden”. Bij nota van afrekening van 22 maart 2010 vervielen deze posten en werd als nieuwe post bijgevoegd “nota makelaar [ C ]”. De nota van Believe Inn was ingetrokken en [ D ] van [ C ], adviseur en makelaar van klaagster, had een nota ter betaling bij het notariskantoor ingediend.
De notarissen voeren tegen klaagster een afzonderlijke procedure over de betaling van hun nota.
De klacht en het verweer van de notarissen
Klaagster verwijt de notarissen dat zij haar niet goed hebben geïnformeerd, in ieder geval geen rekening hebben gehouden met het feit dat klaagster de Nederlandse taal in het geheel niet machtig is, en voorts dat zij zonder haar toestemming bedragen ten onrechte hebben ingehouden en overgeboekt.
Zij voert hiertoe in het bijzonder het volgende aan:
1. De notarissen hebben haar totaal onnodig geadviseerd om een samenlevingscontract met [ A ] aan te gaan voor de aankoop van een woning. Vervolgens hebben de notarissen klaagster onnodig op kosten gejaagd door haar te adviseren huwelijkse voorwaarden op te maken als een vereiste voor de aankoop van de woning aan de [ adres ]. Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel verwijst zij naar een e mailbericht van 18 februari 2011 van de ING-bank waarin deze bank verklaart dat zij nooit een klant zou verplichten om huwelijkse voorwaarden op te stellen.
2. Bovendien hebben de notarissen ten onrechte een bedrag overgemaakt naar [ C ], een aan klaagster onbekend bedrijf waarmee klaagster niets te maken heeft. De betrokken notaris had klaagster bij de overdracht niet hierop gewezen.
3. Klaagster is tijdens de overdracht niet op haar rechten gewezen. Haar is niet verteld dat zij het recht had om vóór de overdracht de woning nog eenmaal te bekijken en na te lopen. In feite heeft zij nooit de woning vooraf mogen bekijken.
De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ? voor zover nodig ? zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Voor wat betreft de beheersing van de Nederlandse taal staan de verklaringen van de notarissen tegenover die van klaagster. Enerzijds stellen de notarissen in hun verweer dat klaagster van het begin af aan in de contacten met hen Nederlands sprak, al was het met een accent, en dat klaagster al de in het Nederlands gestelde vragen van notaris sub 1 in het Nederlands kon beantwoorden. Anderzijds stelt klaagster dat zij de Nederlandse taal niet machtig is.
Door klaagster is echter onbestreden dat zij en [ A ] in hun contacten in de periode vanaf december 2009 tot en met maart 2010 met de notarissen, met name met notaris sub 1 met wie blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting de meeste contacten zijn geweest, werden bijgestaan door hun adviseur [ D ], makelaar en eigenaar van de eenmanszaak [ C ], onder meer voor het tekenen door klaagster van een volmacht voor de levering van de woning aan de [ adres ]. Het is dan niet aannemelijk dat klaagster door de notarissen, althans notaris sub 1, niet behoorlijk was ingelicht, ook en zelfs al zou klaagster de Nederlandse taal niet of in mindere mate machtig zijn.
Wat betreft de verschillende klachtonderdelen overweegt de Kamer voorts het volgende.
ad 1. Als onweersproken staat vast dat klaagster op eigen initiatief met [ A ] bij notaris sub 1 op kantoor is gekomen voor het opstellen van een samenlevingsovereenkomst in verband met de aankoop van een woning. De taak van een notaris ligt dan in het voorlichten van de klanten over juridische betekenis, belang en gevolgen van een dergelijke overeenkomst. Niet gebleken is dat de notaris daaraan niet heeft voldaan. Uit de stukken, waaronder een e-mailbericht van 9 mei 2011 van de ING-bank aan het kantoor van de notarissen, blijkt genoegzaam dat de bank weliswaar het aangaan van huwelijkse voorwaarden niet als voorwaarde gesteld had voor het doorgaan van de levering, maar dat daarmee de levering op korte termijn wel mogelijk zou worden gemaakt. Het maken van huwelijkse voorwaarden, zoals geadviseerd door notaris sub 1, was in het licht van deze omstandigheden een verdedigbare oplossing. Klaagster en [ A ] zijn overgegaan tot het maken van die huwelijkse voorwaarden toen aan notaris sub 1 was gebleken dat het voor hen van groot belang was dat de overdracht zo snel mogelijk zou plaatsvinden.
ad 2. Bij de contacten met de notarissen werd klaagster [samen met [ A ] ] geadviseerd door [ D ], als eigenaar van de eenmanszaak [ C ] werkzaam in de makelaardij. De notarissen mochten daarom aannemen dat voormelde [ D ] die rekening met instemming van klaagster bij hen ingediend had en dat zij die konden doorberekenen in hun nota aan klaagster. Dat klaagster misschien niet bekend was met het feit dat [ D ] eigenaar was van [ C ] doet hieraan niet af.
ad 3. Het lag niet in de eerste plaats op de weg van de notarissen om klaagster te informeren over haar recht om vóór de overdracht de woning te bezichtigen, dan wel regelingen voor een dergelijke bezichtiging te treffen. Daar komt bij dat klaagster in haar contacten met de notarissen werd bijgestaan door haar makelaar-adviseur [ D ].
Gelet op het vorenoverwogene acht de Kamer van Toezicht de klacht met het verweer van de notarissen voldoende weerlegd. De Kamer zal de klacht daarom op alle onderdelen ongegrond verklaren.
De beslissing
De Kamer voornoemd verklaart de klacht ongegrond op alle onderdelen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, O. van der Burg, J.Z. Moree, J. Smal en L.G. Vollebregt, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. A. Saab, in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.