ECLI:NL:GHAMS:2013:1094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.102.116-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op bonus naar evenredigheid van diensttijd in arbeidszaak

In deze zaak gaat het om de aanspraak van [appellant] op een bonus naar evenredigheid van de tijd dat hij in dienst was bij Tradin Organic Agriculture B.V. [appellant] was werkzaam als international trader/business unit manager en had een arbeidsovereenkomst met Tradin. Na zijn ontslag op 22 september 2010, vroeg hij een tijdsevenredige bonus aan over het jaar 2010, maar Tradin weigerde dit, met als argument dat hij op 31 december 2010 niet meer in dienst was. De kantonrechter had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar [appellant] ging in hoger beroep.

Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de RONA-regeling, die in 2009 was ingevoerd, de systematiek voor het bepalen van bonusrechten vaststelde, maar dat dit niet betekende dat Tradin geen discretionaire bevoegdheid meer had. Het hof concludeerde dat [appellant] recht had op een tijdsevenredige bonus, omdat hij goed had gefunctioneerd en de bedrijfsresultaten van Tradin dit rechtvaardigden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde Tradin tot betaling van een bedrag van € 16.691,- bruto aan [appellant], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd Tradin veroordeeld tot terugbetaling van eerder betaalde proceskosten aan [appellant].

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.102.116/01
kenmerk rechtbank: CV 11-10182 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 april 2013
inzake
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. J.C. Heuvingte Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADIN ORGANIC AGRICULTURE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. A.W. Haverkortte Utrecht.
Partijen worden hierna [appellant] en Tradin genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 19 januari 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdan, sector kanton, (verder: de kantonrechter) van 21 oktober 2011, in deze zaak onder bovengenoemd kenmerk gewezen tussen [appellant] als eiser en Tradin als gedaagde.
[appellant] heeft bij memorie zes grieven geformuleerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van [appellant] alsnog integraal zal toewijzen, alsmede te oordelen dat de door [appellant] krachtens het bestreden vonnis aan Tradin betaalde proceskosten ten bedrage van € 600,- aan [appellant] dienen te worden gerestitueerd.
Tradin heeft bij memorie de grieven van [appellant] bestreden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
Partijen hebben de zaak ter terechtzitting van 26 februari 2013 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, die zich bedienden van aan het hof overgelegde pleitnotities. [appellant] heeft bij die gelegenheid nog een productie overgelegd.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis onder 1.1 tot en met 1.3 een aantal feiten als tussen partijen vaststaand aangemerkt. Tegen die vaststelling is de
eerste griefgericht. De grief is in zoverre gegrond, dat tussen partijen niet in geschil is dat de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Tradin heeft voortgeduurd tot 18 november 2010, waarbij [appellant] vanaf 14 oktober 2010 was vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.2.
Verder luidt de eerste grief dat de kantonrechter een aantal door [appellant] genoemde feiten en omstandigheden ten onrechte niet bij de vaststaande feiten heeft vermeld. De grief faalt, reeds omdat de kantonrechter niet was gehouden alle vaststaande feiten te vermelden. Bovendien betreft het deels feiten die door Tradin waren en worden betwist.
Tegen de overigens door de kantonrechter onder 1.1. tot en met 1.3. vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat het hof daarvan zal uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) [appellant] is van 1 mei 2007 tot 18 november 2010 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest bij Tradin als international trader/ business unit manager. Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing een Arbeidsvoor-waardenregeling. Art. 6 van deze Arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt:
“Voorzover de resultaten van Tradin het toelaten, kan er jaarlijks aan de medewerkers een tantième worden uitgekeerd. De hoogte van het tantième is onder meer afhankelijk van de persoonlijke inzet en wordt tijdens het jaarlijkse beoordelingsgesprek bekend gemaakt. Het tantième wordt in de maand april uitgekeerd en heeft betrekking op het voorgaande jaar.”Artikel 7 bepaalt:
“In het laatste kwartaal van elk jaar worden beoordelingsgesprekken gevoerd. (…). Tevens wordt in dit gesprek de hoogte van het salaris en het eventuele tantième bekend gemaakt. Het gesprek, in het bijzonder de beoordeling, de afspraken, het salaris en het mogelijke tantième wordt schriftelijk vastgelegd.”
(b). Tradin is in 2008 overgenomen door Sun Opta Inc. In 2009 is bij Tradin de bij SunOpta geldende RONA-regeling, een afkorting van “Return On Net Assets”, ingevoerd als systematiek voor het bepalen van het bedrijfsresultaat ter berekening van (eventuele) bonusrechten. Daartoe worden per kalenderjaar het bij Tradin en haar moedermaatschappij SunOpta behaalde netto-resultaat berekend en vergeleken met vooraf vastgestelde doelstellingen. Is het behaalde resultaat hoger dan de doelstellingen, dan geeft de RONA-regeling een model voor de berekening van de hoogte van een (eventueel) uit te keren bonus aan de werknemer.
( c) [appellant] heeft bij Tradin over de jaren 2007, 2008 en 2009 een tantième ontvangen; zijn tantième over 2009 was berekend op basis van de RONA-regeling. Voor [appellant] werd de bonus over 2009 volgens de RONA-systematiek vastgesteld op basis van 20 procent van zijn jaarsalaris, vermeerderd met 8 procent vakantiebijslag.
( d) Per brief van 22 september 2010 heeft [appellant] zijn arbeidsovereenkomst met Tradin opgezegd. In overleg met Tradin was [appellant] in de periode van 14 oktober 2010 tot 18 november 2010 was vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
( e) Bij e-mail van 12 oktober 2010 heeft [appellant] aan Tradin geschreven (onder meer): “
When we spoke two weeks ago, you told me that apparently there was a rule that whoever is not employed by the company by 31st of December is not entitled to a bonus. Later there was other information that whoever is not employed at the moment of paying the bonuses is not entitled to a bonus. Both rules were unknown to me at the moment of resignation. And I believe these rules aren’t published anywhere, or perhaps aren’t on paper at all. (…) I think I have contributed to the results of Tradin en my group in 2010, and am part responsible for the RONA of more than (..) where we have arrived today.”.
( f) Bij latere e-mail heeft Tradin [appellant] bericht, voorzover van belang:
“.. we would like to inform you that we are not allowed, according to corporate policy, to grant you a bonus for the year 2010. The main reason is that both SunOpta as well as Tradin never pay out any pro rata bonuses to personnel leaving the company. The bonus is based upon a yearly target and payment in the month of April. There is no provision in the bonus scheme that provides for a pro rata calculation when leaving early.”
( g) Volgens opgave van Tradin is in 2009 aan één werknemer geen bonus uitgekeerd in verband met zijn ontslagname en disfunctioneren en aan één werknemer aanvankelijk 50 procent en na betere prestaties een half jaar later de overige 50 procent van de bonus. In 2010 heeft één werknemer geen bonus ontvangen wegens disfunctioneren en één werknemer minder bonus omdat zijn inzet beter had gemoeten. Het aantal werknemers van Tradin wisselde in die periode tussen 40 en 55.
( h) In mei 2011 heeft Tradin een nieuw bonusreglement vastgesteld, luidende:

Bij goed functioneren (ter beoordeling van de werkgever) én het behalen van vooraf vastgestelde doelstellingen kan ter discretie van de werkgever aan de werknemer een bonus worden toegekend. Deze bonus bedraagt % van het bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld. De bonus wordt uitgekeerd indien de vooraf vastgestelde doelstelling -gebaseerd op het zogenaamde percentage dat wordt vastgesteld door het operationele inkomen te delen door het aangewende werkkapitaal gedurende het boekjaar- is behaald. Bij het behalen van een resultaat dat ligt tussen 90 en 100% van de vooraf vastgestelde doelstelling, kan de bonus ter discretie van de werkgever pro rata worden uitgekeerd. Een resultaat hoger dan 100% van de vooraf vastgestelde doelstelling kan ter discretie van de werkgever leiden tot een hogere uitkering van de bonus. De bonus zal uitsluitend worden toegekend indien de werknemer op 31 december van het boekjaar bij werkgever in dienst is. Bij indiensttreding gedurende het boekjaar wordt de bonus pro rata uitbetaald. De uitkering van de bonus geschiedt nadat de cijfers zijn goedgekeurd door de Board of Directors of Sun Opta Inc. Dit bonusreglement treedt in de plaats van alle eerdere afspraken welke tussen partijen zijn gesloten.”
3.2. [
appellant] heeft bij dagvaarding van 16 maart 2011 gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat hij op grond van de in 2010 in de onderneming van Tradin en voor hem geldende bonusregeling, aanspraak kan maken op een bonus naar evenredigheid van de tijd dat hij in het jaar 2010 in dienst van Tradin is geweest en Tradin te veroordelen tot betaling van dat gedeelte van de bonusuitkering, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW vanaf 1 mei 2011 en met de wettelijke rente over bonusuitkering en wettelijke verhoging vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Verder heeft [appellant] de veroordeling gevorderd van Tradin tot betaling van een bedrag van € 952,- wegens buitengerechtelijke kosten en in de proceskosten.
3.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter te Amsterdam de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, tot aan die uitspraak begroot op € 600,-. De kantonrechter heeft daartoe overwogen (kort samengevat) dat de bij Tradin geldende bonusregeling ook na de invoering van de zogenaamde RONA-regeling een discretionair karakter heeft behouden en dat de wijze waarop Tradin die discretionaire regeling heeft ingevuld niet in strijd is met het goed werkgeverschap. Voor dit laatste oordeel heeft de kantonrechter van belang geoordeeld dat i) de bonus een loyaliteitsaspect kent en dat [appellant] Tradin zeer tegen de zin van Tradin heeft verlaten, ii) binnen Tradin als vaste regel geldt dat nimmer bonussen worden uitgekeerd aan werknemers die al vertrokken zijn, iii) [appellant] er als leidinggevende van op de hoogte was dat één van zijn vertrekkende ondergeschikten geen bonus heeft gekregen, onder andere vanwege tussentijds vertrek en iv) het niet volmaken van het jaar 2010 bij Tradin door [appellant] uitsluitend het gevolg was van de keuze van [appellant] om zo snel mogelijk elders te beginnen. De kantonrechter achtte het om dezelfde redenen ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Tradin zich op de tekst van art. 6 van de arbeidsvoorwaardenregeling beroept en [appellant] over 2010 geen tijdsevenredige bonus toekent.
3.4. Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust zijn de grieven 2 tot en met 6 van [appellant] gericht. De
tweede griefricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de bij Tradin geldende bonusregeling ook na invoering van de RONA-regeling een discretionair karakter heeft behouden. De
derde griefhoudt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het hooguit in strijd zou kunnen zijn met het goed werkgeverschap om een tijdsevenredige bonus niet uit te keren. De
vierde griefricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] geen aanspraak kan maken op een tijdsevenredige bonus. Aanvullend heeft [appellant] voorzover nodig nog
een griefgericht tegen de gronden waarop de kantonrechter zijn oordeel heeft gebaseerd dat het ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Tradin zich op artikel 6 van de arbeidsvoorwaardenregeling beroept. De
vijfde en zesde griefklagen respectievelijk over de afwijzing door de kantonrechter van de wettelijke verhoging en van de buitengerechtelijke kosten. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen en oordeelt alsvolgt.
3.5. De aanspraak van [appellant] op een tijdsevenredige bonus in 2010 moet in de eerste plaats worden beoordeeld aan de hand van de in die periode tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden. Zoals [appellant] in hoger beroep terecht heeft betoogd, dient het hof deze beoordeling te verrichten aan de hand van de zin die partijen die partijen aan de overeengekomen arbeidsvoorwaarden in de gegeven omstandigheden over en weer mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenaamde Haviltex-maatstaf). Daarbij verdient opmerking dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat medio 2007, bij de indiensttreding van [appellant], bij Tradin een regeling gold waarin Tradin het recht op jaarlijkse uitkering van een tantième aan een werknemer en de hoogte daarvan, gelet op de bedrijfsresultaten van Tradin en de persoonlijke inzet van de werknemer, eenzijdig kon vaststellen. In de artikelen 6 en 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling wordt de toekenning van een tantième gekoppeld aan een beoordeling van de prestaties en het functioneren van de werknemer, aan afspraken over loopbaanbegeleiding en eventueel te volgen opleiding en aan -zonodig- te maken werkafspraken. Tradin stelt dat onder de gelding van de artikelen 6 en 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling het toekennen van een tantième een discretionaire bevoegdheid van de werkgever is die tot doel heeft de werknemers te stimuleren om goed te presteren en vooral ook om de goed functionerende werknemer aan de organisatie van Tradin te binden. [appellant]t heeft dit onvoldoende weersproken, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3.7.
Zoals hiervoor onder 2.b is overwogen is in 2009 bij Tradin de RONA-regeling ingevoerd. Partijen zijn het erover eens dat deze regeling de systematiek geeft voor het bepalen van het bedrijfsresultaat ter berekening van (eventuele) bonusrechten en dat aan de hand van de RONA-regeling de hoogte van een (eventueel) uit te keren bonus aan de werknemer kan worden bepaald. Of de RONA-regeling hiermee de werknemer een rechtstreekse aanspraak op een bonus verschaft of slechts voorziet in de systematiek voor de berekening van de bonus wanneer Tradin met gebruikmaking van haar overigens discretionaire bevoegdheid tot uitkering van een bonus aan een werknemer besluit, is tussen partijen in geschil.
3.8. [
appellant] stelt zich primair op het standpunt dat zijn bonusrechten rechtstreeks voortvloeien uit de RONA-regeling, die niet alleen de targets voor het collectief vaststelt, maar een ‘harde’ calculatie geeft voor het berekenen van zijn bonus. Aan de hand van de maandrapportages is maandelijks te volgens of de werknemers van Tradin op koers liggen voor het behalen van de doelstellingen. Zodra het nettobedrijfsresultaat van Tradin en SunOpta van 2010 definitief is vastgesteld en met de voor Tradin en SunOpta voor dat jaar gestelde doelstellingen is vergeleken, staat de bonus voor [appellant], op basis van 20 procent van zijn jaarsalaris, vast. Daarmee zijn de artikelen 6 en 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling achterhaald. Er vindt geen beoordelings-gesprek meer plaats aan het eind van het jaar, maar in maart van het volgend jaar, tevens eind van het boekjaar. Na de invoering van de RONA-regeling wordt in maart van elk jaar definitief bekend gemaakt of de werknemers recht hebben op een bonus op grond van de RONA-regeling. Tussen partijen staat vast dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd, aldus [appellant].
3.9.
Tradin stelt daartegenover dat de RONA-regeling slechts een berekeningsmethode verschaft voor het bepalen van de hoogte van de bonus nadat is vastgesteld of aan de individuele werknemer een bonus wordt toegekend. De artikelen 6 en 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling hebben ook na invoering van de RONA-regeling hun kracht behouden. Aan het eind van het kalenderjaar wordt op individueel niveau besloten of de medewerker recht heeft op uitbetaling van een bonus, waarna deze in april van het volgende boekjaar wordt uitbetaald. Indien een werknemer niet naar behoren functioneert kan Tradin besluiten dat aan de betreffende werknemer geen bonus wordt uitgekeerd. De discretionaire bevoegdheid ex artikelen 6 en 7 van de Arbeidsvoorwaardenregeling heeft tot doel om werknemers te stimuleren goed te presteren en vooral ook om de goed functionerende werknemer aan de organisatie van Tradin te binden, aldus Tradin.
3.10.
Het hof oordeelt als volgt. Met de RONA-regeling zijn i) de bedrijfsresultaten die aanspraak geven op een bonus en ii) berekening van de bonus geobjectiveerd. In zoverre vormt de RONA-regeling voor Tradin een beperking in haar voordien in artikel 6 van de Arbeidsvoorwaardenregeling neergelegde beslissingsvrijheid om afhankelijk van het bedrijfsresultaat over te gaan tot uitkering van een tantième aan haar werknemers en de hoogte daarvan zelf te bepalen. De RONA-regeling geeft immers een rekenmethode, aan de hand waarvan voor iedere individuele werknemer kan worden bepaald bij welk bedrijfsresultaat en tot welk bedrag hij in beginsel aanspraak kan maken op een bonus. Daarmee is de bonusregeling bij Tradin op dit punt nader ingevuld, maar niet uitputtend geregeld. Artikel 6 van de Arbeidsvoorwaardenregeling bepaalt ook dat de hoogte van het tantième onder meer afhankelijk is van de persoonlijke inzet van de werknemer. Na de invoering van de RONA-regeling heeft Tradin de vrijheid behouden om te beslissen dat de persoonlijke inzet van de werknemer geen of geen volledige uitkering van de op basis van de RONA-regeling berekende bonus rechtvaardigt. Uit de door Tradin zelf over het door haar hierover gevoerde beleid verstrekte gegevens blijkt dat Tradin in 2009 en in 2010 steeds tweemaal gebruik heeft gemaakt van haar beleidsvrijheid om de bonus niet of niet volledig uit te keren. In alle gevallen betrof dat werknemers die gebrekkig of tenminste matig functioneerden, ook in het geval van de werknemer die tijdens het kalenderjaar is vertrokken.
3.11.
Dat [appellant] vanaf zijn indiensttreding goed heeft gefunctioneerd is door Tradin erkend. De opmerking van Tradin dat zij vanaf begin 2010 heeft moeten constateren dat [appellant] niet langer gemotiveerd was voor zijn werkzaamheden bij Tradin en dat hij zelfs onder werktijd werkzaamheden voor zijn nieuwe werkgever verrichtte heeft Tradin in hoger beroep in het geheel niet en in eerste instantie (met de producties 5 tot en met 9 bij conclusie van dupliek) onvoldoende onderbouwd. Met name is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt dat en in hoeverre de resultaten die [appellant] in de loop van 2010 met zijn werkzaamheden voor Tradin heeft bereikt, achterbleven bij zijn eerdere prestaties of bij hetgeen bij goed functioneren van hem mocht worden verwacht.
Toen [appellant] ten tijde van zijn ontslagname om zijn bonus over 2010 vroeg, heeft Tradin in haar hiervoor onder 2 (f) genoemde reactie zijn eventueel minder goed functioneren ook in het geheel niet genoemd als reden om hem geen bonus uit te keren. Het hof gaat er dan ook, als onvoldoende weersproken, van uit dat [appellant] op grond van zijn functioneren ook over 2010 jegens Tradin aanspraak had kunnen maken op zijn bonus.
3.12.
Nu zowel de bedrijfsresultaten bij Tradin als het functioneren van [appellant] [appellant] aanspraak geven op een bonus, rijst de vraag of Tradin als voorwaarde voor toekenning van de bonus over 2010 mag stellen dat [appellant] op 31 december 2010 nog in haar dienst was. In de bonusregeling zoals die sinds mei 2011 bij Tradin van kracht is staat met zoveel woorden als vereiste voor het recht op de bonusuitkering genoemd dat de werknemer op 31 december van het boekjaar bij Tradin in dienst is. In de regeling zoals die gold bij de indiensttreding van [appellant] kon Tradin gebruik maken van haar discretionaire bevoegdheid om een tantième aan een werknemer toe te kennen en daarbij ook het aspect van de loyaliteit en de binding van de werknemer aan de werkgever meenemen. In de situatie in 2010, na invoering van de RONA-systematiek voor de berekening van het recht op en de hoogte van de bonus aan de werknemers van Tradin, mocht [appellant] er echter van uitgaan dat zijn aanspraak op bonus uitsluitend afhankelijk was van het volgens de RONA-systematiek berekende bedrijfsresultaat en van zijn bijdrage daaraan en dat er geen nadere vereisten aan het ontstaan van zijn bonusaanspraak zouden worden gesteld. Het had op de weg van Tradin gelegen om haar werknemers, waaronder [appellant], bij de invoering van de RONA-regeling erop te wijzen dat niet alleen het bedrijfsresultaat en het functioneren van de werknemer, maar ook het indienstzijn op enig moment als vereiste voor het ontstaan van zijn bonusgerechtigdheid zou gelden. Nu Tradin dit heeft nagelaten en dit als beleid van Tradin na invoering van de RONA-regeling overigens ook niet jegens andere werknemers was gebleken, behoefde [appellant] er geen rekening mee te houden dat Tradin zich bij zijn ontslagname op het standpunt zou stellen dat hij niet in aanmerking zou komen voor een bonus over 2010 omdat hij op 31 december 2010 niet meer in dienst was. [appellant] heeft terecht betoogd dat hij erop mocht vertrouwen dat Tradin hem een tijdsevenredige bonus over 2010 zou toekennen. Ook als [appellant] toen hij nog in dienst was bij Tradin en salaris ontving concreet bezig was met zijn toekomstplannen, zoals Tradin bij conclusie van antwoord nog heeft gesteld, is dat naar het oordeel van het hof geen reden waarom het in strijd met normen van goed werknemerschap zou zijn althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat hij pro rata uitbetaling van zijn bonus ontvangt.
3.13.
Bij conclusie van antwoord in eerste aanleg heeft Tradin het bedrag aan bonus waarop [appellant] aanspraak zou hebben gehad als hij gedurende het gehele jaar 2010 in dienst was geweest berekend op € 19.075,22 (het hof leest: bruto) en tijdsevenredig op respectievelijk € 16.691,- (het hof leest: bruto), berekend over de looptijd van de arbeidsovereenkomst dan wel € 15.501,- (het hof leest: bruto), berekend over de periode dat [appellant] in 2010 voor Tradin arbeid heeft verricht.
Het hof is van oordeel dat de tijdsevenredige bonus berekend moet worden over de looptijd van de arbeidsovereenkomst in 2010. De berekening van de bonus over die periode op een bedrag van € 16.691,- bruto is door [appellant] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof zal Tradin dan ook tot betaling van dat bedrag veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2011 tot aan de dag van algehele voldoening. De tevens gevorderde wettelijke verhoging wordt, gelet op het principiële karakter van de discussie tussen Tradin en [appellant] over het discretionaire karakter van de bonusuitkering en de partijen verdeeld houdende vraag of Tradin een tijdsevenredige bonus verschuldigd is, gematigd tot nihil. Voor het toekennen van buitengerechtelijke kosten ziet het hof geen aanleiding, nu onvoldoende is gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de door de raadsman van [appellant] verrichte werkzaamheden de ter instructie en voorbereiding van de zaak in een geval als dit gebruikelijke werkzaamheden (waaronder het beproeven van een minnelijke regeling) te buiten gaan.
3.14.
Bij de gevorderde verklaring voor recht dat hij aanspraak heeft op een tijdsevenredige bonus heeft [appellant], nu Tradin tot uitbetaling van de bonus zal worden veroordeeld, geen belang meer.
3.15
Uit al het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd, met veroordeling van Tradin in de kosten van beide instanties. Het hof zal Tradin tevens veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 600,- dat [appellant] uit hoofde van de kostenveroordeling in het vonnis van de kantonrechter in eerste instantie aan Tradin heeft voldaan, nu deze vordering onweersproken is gebleven.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Tradin tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 16. 691,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2011 tot de dag der voldoening;
verwijst Tradin in de kosten van beide instanties en begroot deze kosten aan de kant van [appellant] in eerste aanleg op € 168,81 wegens verschotten en € 600,- wegens salaris gemachtigde en tot aan deze uitspraak in hoger beroep op € 756,64 wegens verschotten en € 2.682,- wegens salaris advocaat;
veroordeelt Tradin tot terugbetaling aan [appellant] van een bedrag van € 600,-;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, A.M.A. Verscheure en W. Tonkens-Gerkema en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 april 2013.