ECLI:NL:GHAMS:2013:1095

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.107.425-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rechtspositie van natuurlijke personen en rechtspersonen bij overeenkomsten in het overeenkomstenrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtspositie van een natuurlijke persoon in relatie tot een rechtspersoon bij huurovereenkomsten. De appellant, een natuurlijke persoon, had bij Flexrent Autoverhuur Waalwijk B.V. automobielen gehuurd en was in geschil over de vraag of hij als contractspartij kon worden aangemerkt, gezien het feit dat de naam van de rechtspersoon pas na de contractdatum was gewijzigd. De appellant had de huurovereenkomsten ondertekend, maar was op het moment van ondertekening geen bestuurder of aandeelhouder van de rechtspersoon die de naam 'Pitstop Car Rent B.V.' droeg. Het hof oordeelde dat de appellant, ondanks de vermelding van de rechtspersoon in de overeenkomsten, in persoon partij was bij de huurovereenkomsten, omdat de rechtspersoon nog niet bestond op het moment van de contractsluiting. Het hof verwierp de stelling van de appellant dat de rechtspersoon later de overeenkomsten had bekrachtigd, omdat de rechtspersoon op dat moment niet bestond. De vorderingen van de rechtspersoon op de appellant werden toegewezen, en de eerdere vonnissen van de rechtbank werden bekrachtigd. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.107.425/01
zaaknummer rechtbank: 1145391 CV EXPL 10-13638 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 april 2013
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat:
mr. J.N.M. van Trigtte Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINPLUS B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
advocaat:
mr. B.R. Kleijte Spijkenisse.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en Winplus genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 3 mei 2012 in hoger beroep gekomen van twee vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, hierna ‘de kantonrechter’, van 14 maart 2011 en 6 februari 2012, in deze zaak onder zaaknummer 1145391 CV EXPL 10-13638 gewezen tussen hem als gedaagde en Winplus als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven;
  • memorie van antwoord.
[appellant] heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Winplus zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Winplus heeft geconcludeerd, kort gezegd, tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in het hoger beroep, althans bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 13 december 2010 onder 1, 1.1 tot en met 1.6, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van de aldus vastgestelde feiten zal uitgaan.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] heeft – naar het hof begrijpt in de uitoefening van een door hem gedreven onderneming – bij herhaling automobielen gehuurd van Flexrent Autoverhuur Waalwijk B.V., hierna ‘Flexrent’. Hiertoe zijn schriftelijke huurovereenkomsten opgemaakt, waarvan – voor zover in dit geding aan de orde en naar blijkt uit de als productie 7 bij de conclusie van repliek overgelegde fotokopieën – de eerste is gedateerd 14 november 2009 en de laatste 17 februari 2010. De overeenkomsten vermelden als huurder steeds ‘Pitstop Carrent’ te Amsterdam. Flexrent heeft de wegens de huur van de betrokken automobielen verschuldigde bedragen in rekening gebracht aan [appellant], door middel van facturen geadresseerd aan ‘Pitstop Carrent BV T.a.v. K. [appellant]’ te Amsterdam. De desbetreffende facturen zijn geheel of gedeeltelijk onbetaald gebleven.
3.2.
De hierboven bedoelde overeenkomsten zijn, op de plaats aangeduid met ‘handtekening huurder’, ondertekend door [appellant] of door een ander in diens opdracht. Op de tijdstippen waarop de huurovereenkomsten tot stand zijn gekomen was [appellant] geen bestuurder of aandeelhouder van een besloten vennootschap met de naam ‘Pitstop Carrent’ of ‘Pitstop Carrent BV’ en bestond onder die naam geen rechtspersoon die door [appellant] werd vertegenwoordigd. Op 10 februari 2010 is [appellant] bestuurder en enig aandeelhouder geworden van een – reeds bestaande – besloten vennootschap genaamd ‘Horeca Project Developers B.V.’, opgericht op 18 februari 2009 met (toen) een ander als bestuurder en enig aandeelhouder. Op 19 februari 2010, twee dagen na de totstandkoming van de laatste huurovereenkomst, is de naam van deze vennootschap veranderd in ‘Pitstop Car Rent B.V.’
3.3.
Bij verschillende onderhandse akten, waarvan de eerste is gedateerd 26 januari 2010 en de laatste 1 maart 2010, heeft Flexrent aan haar toekomende vorderingen op derden overgedragen aan Winplus. Volgens opgave van Flexrent aan Winplus behoren hiertoe (mede) de vorderingen van Flexrent op [appellant] uit hoofde van de onder 3.1 bedoelde huurovereenkomsten en onbetaald gebleven facturen. Winplus heeft de overdracht van de desbetreffende vorderingen aan [appellant] meegedeeld en hem tevergeefs tot betaling daarvan aangesproken.
3.4.
De hierboven weergegeven feiten staan, als door de kantonrechter vastgesteld en in hoger beroep niet bestreden of als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vast. Tegen de achtergrond van die feiten vordert Winplus de betaling van de aan haar overgedragen vorderingen op [appellant]. Zij vordert hiertoe – na in eerste aanleg haar eis te hebben vermeerderd – diens veroordeling tot betaling van een hoofdsom van € 121.285,10, met rente en kosten. Bij het bestreden eindvonnis van 6 februari 2012 is de vordering toegewezen. Tegen deze beslissing richt zich het hoger beroep.
3.5.
Met zijn enige grief betoogt [appellant] dat, anders dan waarvan de kantonrechter in bovenbedoeld vonnis (onder 4) en in het tussenvonnis van 13 december 2010 (onder 5) is uitgegaan, hijzelf – in persoon – geen partij is bij de onder 3.1 bedoelde huurovereenkomsten en dat deze overeenkomsten dus niet tot enige vordering van Flexrent op hem, [appellant], hebben geleid. Dan heeft Flexrent evenmin vorderingen op [appellant] kunnen overdragen aan Winplus, zo begrijpt het hof [appellant], en komt Winplus tegenover [appellant] geen vordering toe.
3.6.
Met zijn hierboven samengevatte zienswijze heeft [appellant] voldoende kenbaar gemaakt op grond waarvan hij meent dat de bestreden vonnissen, althans het bestreden eindvonnis van 6 februari 2012, moeten dan wel moet worden vernietigd en is voor Winplus voldoende duidelijk geweest waartegen zij zich in hoger beroep diende te verweren. [appellant] kan daarom in het hoger beroep worden ontvangen, zodat het hiertegen gerichte betoog van Winplus in de memorie van antwoord (onder 3 en 4) wordt verworpen.
3.7.
Met betrekking tot de grief overweegt het hof als volgt. Vast staat dat de onder 3.1 bedoelde huurovereenkomsten feitelijk zijn gesloten door enerzijds Flexrent en anderzijds [appellant] of een ander in diens opdracht. Vast staat voorts dat pas vanaf 19 februari 2010 een besloten vennootschap met de naam ‘Pitstop Car Rent B.V.’ en met [appellant] als bestuurder (en enig aandeelhouder), aan het maatschappelijk verkeer heeft deelgenomen en dat alle huurovereenkomsten waaraan Winplus een vordering wil ontlenen vóór die datum tot stand zijn gekomen, de laatste op 17 februari 2010. Onder deze omstandigheden moet er in beginsel van worden uitgegaan dat [appellant] de overeenkomsten voor zichzelf is aangegaan, wat er ook zij van de naam waaronder hij dit heeft gedaan, en daarbij dus – in persoon – partij is geworden.
3.8.
Dit wordt niet anders door de vermelding van ‘Pitstop Carrent’ als huurder in de overeenkomsten en de adressering van facturen aan ‘Pitstop Carrent BV T.a.v. K. [appellant]’, in aanmerking genomen de zin die Flexrent en [appellant] daaraan onder de genoemde omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij is in het bijzonder van belang dat het niet-bestaan van een besloten vennootschap met de naam ‘Pitstop Car Rent B.V.’ – of een vergelijkbare naam – waarvan [appellant] bestuurder was, tot 19 februari 2010, meebrengt dat de bedoelde vermelding en adressering, ook als Flexrent en [appellant] deze waren overeengekomen, niet het rechtsgevolg konden hebben dat die vennootschap partij werd bij de huurovereenkomsten op de tijdstippen waarop deze zijn aangegaan.
3.9.
Voor zover [appellant] wil betogen dat Pitstop Car Rent B.V. later alsnog – in plaats van [appellant] in persoon – partij bij die overeenkomsten is geworden, door deze te bekrachtigen, kan hij in dat betoog niet worden gevolgd. Op de tijdstippen waarop de huurovereenkomsten tot stand zijn gekomen, was Pitstop Car Rent B.V. niet een besloten vennootschap in oprichting en evenmin een nog op te richten besloten vennootschap: zoals onder 3.2 beschreven was de betrokken rechtspersoon immers al opgericht op 18 februari 2009, onder een andere naam en met een ander dan [appellant] als bestuurder en enig aandeelhouder. Artikel 2:203 BW mist in een dergelijk geval toepassing, zodat Pitstop Car Rent B.V. niet door bekrachtiging zoals in die wetsbepaling bedoeld van de door [appellant] verrichte rechtshandelingen tot het aangaan van de huurovereenkomsten, partij daarbij kan zijn geworden.
3.10.
Evenmin kan Pitstop Car Rent B.V. bovenbedoelde rechtshandelingen geldig hebben bekrachtigd op grond van het bepaalde in artikel 3:69 BW: het niet-bestaan van een besloten vennootschap met de naam ‘Pitstop Car Rent B.V.’ – of een vergelijkbare naam – op de tijdstippen waarop de huurovereenkomsten zijn aangegaan, brengt mee dat [appellant] niet – ook niet zonder daartoe bevoegd te zijn – in naam van die vennootschap heeft kunnen handelen toen hij die overeenkomsten sloot, ongeacht hetgeen hij ter zake tegenover Flexrent heeft verklaard. Ook artikel 3:69 BW mist dus toepassing. Hetzelfde geldt voor artikel 3:67 BW: [appellant] heeft destijds niet gehandeld in naam van een – door hem – nader te noemen derde zoals in die wetsbepaling bedoeld, want de derde voor wie hij zegt te hebben gehandeld – ‘Pitstop Carrent’ – wordt in de gesloten overeenkomsten reeds uitdrukkelijk, als huurder, genoemd.
3.11.
[appellant] heeft geen voldoende concrete feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Dit geldt ook voor de te bewijzen aangeboden stellingen dat [appellant] in persoon nooit de contractuele wederpartij van Flexrent is geweest en dat Flexrent aan Winplus vorderingen op Pitstop Car Rent B.V. (niet: op [appellant]) heeft overgedragen: deze stellingen betreffen uitsluitend (vermeende) rechtsgevolgen van hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd en blijkens het hierboven overwogene volgen die rechtsgevolgen niet uit de door hem gestelde feiten. Het bewijsaanbod van [appellant] in de memorie van grieven (onder 16) wordt daarom, als niet ter zake dienend, gepasseerd.
3.12.
De slotsom uit het hierboven overwogene is dat de grief faalt en dat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Winplus begroot op € 4.836,- aan verschotten en € 2.631,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, W.H.F.M. Cortenraad en D.J. van der Kwaak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 april 2013.