Uitspraak
mr. M.A.M. Euvermante Rotterdam,
mr. J.L. van Schoutente Amstelveen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen RCI Financial Services B.V. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Euverman, eiste een bonus die volgens hem verschuldigd was op basis van zijn aanstelling als Financieel Directeur. Het hof had eerder een tussenarrest gewezen waarin RCI was toegelaten tot het leveren van bewijs omtrent de voorwaarden van het bonussysteem. Tijdens de getuigenverhoren verklaarde een medewerker van RCI dat hij niet aanwezig was bij een specifiek gesprek over de aanstelling van de appellant, maar wel bij een bespreking waarin de bonusvoorwaarden aan de orde kwamen. Het hof oordeelde dat RCI niet het door haar aangeboden bewijs had geleverd, en dat de verklaring van de medewerker niet voldoende was om de aanspraak van de appellant op de bonus te weerleggen. Het hof concludeerde dat de appellant recht had op de bonus, en matigde de wettelijke verhoging tot twintig procent. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. RCI werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het hof vernietigde het eerdere vonnis, behalve voor de afgewezen reconventionele vordering van RCI, en verklaarde voor recht dat RCI de bonus aan de appellant verschuldigd was.