Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
grief 2betoogt [appellant] dat er geen situatie is ontstaan waarin het [geïntimeerde] vrij stond de volmacht in te roepen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Doornbos, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 juni 2012, waarin zijn vorderingen tot het weer ter beschikking stellen van zijn woning en het terugbrengen van zijn inboedel door zijn broer, de geïntimeerde, zijn afgewezen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A. Smeekes, heeft de vorderingen van de appellant bestreden en verzocht het vonnis te bekrachtigen.
De appellant was sinds 1996 eigenaar van de woning aan de Waterkeringweg 109 te Amsterdam, maar heeft in 2001 zijn partner uitgekocht en werd hij de enige eigenaar. De geïntimeerde heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de hypothecaire lening op de woning en kreeg een onherroepelijke volmacht van de appellant om in bepaalde situaties over de woning te beschikken. De appellant heeft de woning verhuurd aan studenten en heeft zijn broer gemachtigd om de huurpenningen te gebruiken voor het voldoen van zijn woonlasten. De geïntimeerde heeft de woning tijdelijk verhuurd en heeft de inboedel van de appellant verwijderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat de appellant niet in staat is om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen en dat de geïntimeerde gerechtigd was om de volmacht in te roepen. De grieven van de appellant zijn ongegrond verklaard, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De appellant is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, omdat het geschil een zakelijk karakter heeft en niet voortkomt uit familieverhoudingen. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.