ECLI:NL:GHAMS:2013:1426

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.113.580-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestand van een mondelinge studieovereenkomst tussen een appellant en een particuliere school

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank de vordering van de besloten vennootschap P.S.B. PARTICULERE SCHOOL [X] B.V. heeft toegewezen. De vordering betreft een mondelinge studieovereenkomst die zou zijn gesloten tussen [appellant] en [X] in december 2010, met betrekking tot de opleiding certificaat APK II. De rechtbank oordeelde dat [X] voldoende bewijs had geleverd dat de overeenkomst tot stand was gekomen, terwijl [appellant] zijn verweer onvoldoende onderbouwd had.

[Appellant] heeft in hoger beroep één grief geformuleerd en verzocht het vonnis te vernietigen en de vordering van [X] af te wijzen. [X] heeft de grief bestreden en verzocht het vonnis te bekrachtigen. Het hof heeft de stellingen van [X] als voldoende onderbouwd beschouwd en het verweer van [appellant] als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Het hof concludeert dat de mondelinge studieovereenkomst inderdaad tot stand is gekomen, en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. [Appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.113.580/01
zaaknummer rechtbank: 551310/CV EXPL 12-2475 (Haarlem, locatie Zaandam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2013
inzake
[appellant],
wonend te [plaats], gemeente [gemeente],
appellant,
advocaat: mr. A. Aksözek te Wassenaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.S.B. PARTICULERE SCHOOL [X] B.V.,
gevestigd te [plaats], gemeente Lopik,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J.M. van Beckhoven te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [X] genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 7 september 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam (verder: de kantonrechter) van 7 juni 2012, in deze zaak gewezen tussen [X] als eiseres en [appellant] als gedaagde.
[appellant] heeft bij memorie één grief geformuleerd, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vordering van [X] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [X] in de proceskosten van (het hof leest:) beide instanties.
[X] heeft bij memorie de grief van [appellant] bestreden, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2.De beoordeling

2.1.
[X] heeft in eerste aanleg veroordeling gevorderd van [appellant] tot betaling aan [X] van een bedrag van € 2.084,12 – bestaande uit een bedrag van € 1.729,64 aan hoofdsom, € 300,= aan buitengerechtelijke incassokosten en € 54,48 aan wettelijke rente tot 9 maart 2012 –, te vermeerderen met (verdere) rente en proceskosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij omstreeks december 2010 een mondelinge studieovereenkomst met [appellant] heeft gesloten met betrekking tot de opleiding certificaat APK II (APK Intrede Lichte voertuigen) die haar verplichtte aan [appellant] onderwijs te geven en [appellant] verplichtte het overeengekomen lesgeld ten bedrage van € 1.729,64 aan haar te betalen, dat zij jegens [appellant] aan haar verplichtingen heeft voldaan maar dat van [appellant] ondanks sommatie daartoe geen betaling is verkregen. [appellant] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd.
2.2.
De kantonrechter heeft bij het vonnis waarvan beroep overwogen dat [X] de vordering ter comparitie van partijen nader heeft toegelicht en het door [appellant] gevoerde verweer heeft weerlegd, waarop [appellant], door ter comparitie niet te verschijnen, niet meer heeft gereageerd, dat aldus onweersproken is komen vast te staan dat [appellant] niet alleen met [X] heeft gebeld voor informatie over de opleiding maar ook op de les is verschenen en op dat moment het bijbehorende lesmateriaal heeft meegenomen, en dat het door [X] weerlegde verweer als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd. Op grond van een en ander heeft de kantonrechter de vordering van [X] toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
2.3.
De grief van [appellant] strekt ertoe om wat de kantonrechter als vaststaand heeft aangenomen te betwisten. Ter toelichting daarvan heeft [appellant] aangevoerd dat hij [X] alleen heeft gebeld ter informatie en 'erover zou nadenken', dat hij zelf zijn examen heeft aangevraagd en de e-mail die hij van het examencentrum heeft ontvangen enkel heeft doorgestuurd naar [X] "omdat geïntimeerde het wou zien", dat hij zelf examen heeft gedaan en is geslaagd, dat hij zich nooit heeft laten inschrijven voor de opleiding bij [X], dat [X] niet heeft kunnen aantonen dat hij de desbetreffende opleiding heeft gevolgd, het lesmateriaal heeft meegenomen en op de cursuslocatie is verschenen en dat hij bij vergissing niet op de comparitie van partijen is verschenen.
2.4.
In het onderhavige geschil gaat het, gelet op de strekking van de grief, om de vraag of omstreeks december 2010 een mondelinge studieovereenkomst tussen [X] en [appellant] is gesloten met betrekking tot de opleiding certificaat APK II (APK Intrede Lichte voertuigen). Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
2.5.
[X], op wie te dezer zake in beginsel de stelplicht en bewijslast rust, heeft ter onderbouwing van haar stelling dat een dergelijke studieovereenkomst tussen partijen is tot stand gekomen onder meer gewezen op het door [appellant] op zichzelf niet betwiste feit dat deze op 21 februari 2011 een e-mailbericht dat betrekking had op zijn (voorlopige) inschrijving voor het aan de opleiding gekoppelde examen, heeft doorgestuurd naar [X]. Naar het oordeel van het hof kan hieruit in beginsel, dat wil zeggen behoudens een steekhoudende verklaring hiervoor van de kant van [appellant], worden afgeleid dat de bedoelde overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen. [appellant] heeft in dit verband uitsluitend gesteld dat hij zijn (voorlopige) inschrijving voor het aan de opleiding gekoppelde examen aan [X] heeft doorgestuurd omdat deze "het wou zien". Het hof acht deze verklaring zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet steekhoudend.
2.6.
[X] heeft ook overigens haar stellingen in dit verband concreet en voldoende onderbouwd. Zo heeft zij onder meer reeds in eerste aanleg een aan [appellant] gericht e-mailbericht van 9 december 2010, dat een uitnodiging bevatte voor het volgen van onderwijs bij haar, overgelegd (productie G), waarvan [appellant] zowel de ontvangst als de inhoud niet heeft betwist. Evenmin heeft hij de juistheid van de privé-gegevens betwist die staan vermeld in een eveneens reeds in eerste aanleg (als productie L) door [X] overgelegd stuk, en heeft hij, hoewel dit op grond van zijn standpunt van hem mocht worden verwacht, geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat [X] over deze (niet uit de examenaanvrage kenbare) privé-gegevens kan beschikken als hij niet een studieovereenkomst met [X] is aangegaan.
2.7.
Het hof concludeert in het licht van al het voorgaande dat [appellant] de concrete en voldoende onderbouwde stellingen van [X] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en passeert derhalve zijn verweer. Daarmee staat vast dat de bedoelde overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen.
2.8.
De slotsom luidt als volgt. De grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtig het vonnis waarvan beroep;
verwijst [appellant] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [X] gevallen, op € 666,= aan verschotten en € 632,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, D.J. van der Kwaak en W. Tonkens-Gerkema, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013 door de rolraadsheer.