Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Arrest d.d. 4 juni 2013
DAS,
Toplis,
advocaat: mr. J.J. van Vliet te Alkmaar.
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Voor zover de stellingen van Toplis (o.m. in de memorie van antwoord, punt 2.19) hierop neerkomen dat DAS op basis van de “verwarrende” mededelingen alsmede het feitelijk handelen van[Geïntimeerde sub 1] niet had mogen afgaan op de juistheid van die mededelingen, doch door het plegen van eigen onderzoek had kunnen en moeten ontdekken dat – anders dan uit de mededelingen van[Geïntimeerde sub 1] voortvloeide – er (nog) geen bindend adviseur in de zin van de polis was aangesteld en werkzaam was, zodat aan DAS geen beroep op door[Geïntimeerde sub 1] dienaangaande opgewekte vertrouwen toekomt, heeft te gelden dat het als regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht dat een procespartij zich ter afwering van aansprakelijkheid of draagplicht beroept op de onjuistheid van de eigen gedragingen of die van ondergeschikten waarvoor kwalitatieve aansprakelijkheid bestaat.
Nemo auditur propriam turpitudinem allegans. In het onderhavige geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden die nopen tot een van het voorgaande afwijkend standpunt.
In het door DAS ingestelde principale appel zal het beroepen vonnis worden vernietigd, nu de rechtbank is gekomen tot een van het voorgaande afwijkende verhouding in de draagplicht van partijen.
Waar de beide grieven van Toplis in het incidentele appel vergeefs zijn voorgedragen, zal dat beroep worden verworpen.