Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. C.C. Jongenste ‘s-Gravenhage,
mr. A. Kniggete Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) en Heijmans Grondexploitatie B.V. en Bio Science Park I B.V. De zaak betreft de ontbinding van een samenwerkingsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. Het hof bouwt voort op een eerder tussenarrest van 17 juli 2008, waarin het hof oordeelde dat de wijze waarop DLO de samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd, een gewichtige reden voor ontbinding opleverde. DLO werd in beginsel schadeplichtig geacht, maar de vordering tot betaling van een bedrag van € 1.941.548,81 werd afgewezen op grond van artikel 7A:1684 BW.
De beherende vennoten vorderden schadevergoeding voor gemaakte kosten ter uitvoering van de C.V.-overeenkomst, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun schade door winstderving. Het hof erkende echter dat de beherende vennoten verlies hadden geleden door gemaakte kosten voor de realisatie van het KFI (Kennis- en Innovatiecentrum), maar dat de totale kosten niet volledig toewijsbaar waren. De beherende vennoten dienden hun schade verder te onderbouwen, waarbij het hof hen de gelegenheid gaf om inzicht te geven in de geleden verliezen.
De partijen hebben fundamenteel verschillende opvattingen over de wijze waarop de kosten aan het KFI moeten worden toegerekend. DLO betwist de berekeningen van de beherende vennoten en stelt dat de kosten niet volledig voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en verwijst de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van de beherende vennoten. De beslissing over de verdere procedure wordt aangehouden, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over het te hanteren scenario voor de schadeberekening.