In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat. Klager had eerder een klacht ingediend tegen de notaris, welke door de plaatsvervangend voorzitter van de kamer als kennelijk niet ontvankelijk was afgewezen op grond van het rechtsbeginsel ne bis in idem. Klager stelde dat er omstandigheden waren die het verbod om in beroep te komen konden doorbreken, maar het hof oordeelde dat de aangevoerde argumenten niet voldoende waren om aan het appelverbod voorbij te gaan. Het hof verklaarde klager niet ontvankelijk in zijn hoger beroep. De zaak betreft een klachtprocedure die voortkwam uit eerdere klachten van klager tegen de notaris, waarbij het hof eerder had geoordeeld dat de notaris in strijd met zijn zorgplicht had gehandeld. Klager had in totaal tien tuchtklachten ingediend tegen de notaris, die allemaal in essentie dezelfde inhoud hadden. Het hof bevestigde dat het beginsel ne bis in idem van toepassing is binnen het notariële tuchtrecht, wat betekent dat klager niet opnieuw voor dezelfde feiten kan worden berecht. De beslissing van de kamer om het verzet van klager ongegrond te verklaren werd door het hof bekrachtigd, en klager werd niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.