ECLI:NL:GHAMS:2013:2404

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
200.109.980-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens nalatigheid in afwikkeling van nalatenschap en declaratiegeschil

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen de notaris, die als executeur van de nalatenschap van erflater optrad. Klager verwijt de notaris dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit het testament, waaronder het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording aan de erfgenamen. Klager stelt dat de notaris hen nooit heeft gewezen op de mogelijkheden van zuiver of beneficiair aanvaarden van de nalatenschap, wat heeft geleid tot onduidelijkheid en problemen binnen de familie. De notaris heeft weliswaar brieven gestuurd, maar klager betwist dat deze als voldoende informatie kunnen worden beschouwd. Daarnaast is er een geschil ontstaan over de declaraties van de notaris, waarbij klager stelt dat de notaris onduidelijk en onzorgvuldig heeft gehandeld door een voorschotdeclaratie te eisen voordat hij medewerking verleende aan het passeren van een akte. Het hof oordeelt dat de notaris in zijn verplichtingen tekort is geschoten, maar dat de ernst van de tekortkomingen niet leidt tot een zware maatregel. De klacht over de wijze van presenteren van de declaraties wordt gegrond verklaard, en de notaris ontvangt een waarschuwing. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige.

Uitspraak

beslissing

________________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.109.980/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 011/136
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 augustus 2013
inzake:
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
appellant,
gemachtigde: mr. E.R.TH.A. Luijten, advocaat te Heerlen,
t e g e n
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J. van Veen en W.A. Westenbroek, advocaten te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 17 juli 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder de kamer, van 14 juni 2012, verzonden op 18 juni 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, deels niet-ontvankelijk (klachtonderdelen 5.1., 5.2. deels, 5.3. en 5.5.) en deels gegrond (klachtonderdelen 5.2. deels en 5.4.) heeft verklaard, dit laatste zonder oplegging van een maatregel.
1.2.
Op 20 augustus 2012 is van de zijde van klager een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van de notaris is op 13 november 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 mei 2013. Klager en zijn gemachtigde alsmede de notaris en zijn gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; mr. Van Veen aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

In deze zaak gaat het - kort weergegeven - om het volgende.
Ten overstaan van de notaris is op 16 juni 2005 het testament van [naam], verder erflater, verleden. In dit testament zijn de vier kinderen van erflater, [naam], [naam], [naam] en klager, elk voor een vierde deel tot erfgenaam benoemd. Tevens zijn in het testament ten aanzien van specifieke goederen uit het vermogen van erflater ten behoeve van de erfgenamen en van de weduwe van erflater, de stiefmoeder van klager, legaten opgenomen. Het betrof onder meer legaten van (preferente) certificaten van aandelen in [B.V.], het bedrijf van de familie [naam]. De notaris en een (thans voormalige) kantoorgenoot zijn in het testament tot executeurs en afwikkelingsbewindvoerders van de nalatenschap benoemd. Op 11 augustus 2005 is erflater overleden. Tot de nalatenschap behoort - onder meer - de woning van erflater, gelegen aan het adres [adres] te [plaatsnaam].
Klager verwijt de notaris het volgende.
4.1.1. De notaris heeft de erfgenamen nooit gewezen op de keuze de nalatenschap zuiver te aanvaarden, beneficiair te aanvaarden dan wel te verwerpen. De notaris heeft zich bij brief van 14 september 2005 tot de erfgenamen gewend, zonder hen hieromtrent deugdelijk te adviseren. Op 10 augustus 2007 heeft de notaris een akte van verdeling gepasseerd waarin - ter uitvoering van de besproken legaten in het testament - certificaten van aandelen aan [naam], [naam] en klager zijn toegedeeld en geleverd. Op 8 juni 2010 heeft [naam] de nalatenschap beneficiair aanvaard. Hierdoor zijn problemen binnen de familie en de vennootschap ontstaan.
4.1.2. Krachtens artikel XIV.6. van het testament was de notaris als executeur verplicht jaarlijks van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen. In ieder geval hadden de erfgenamen jaarlijks een overzicht van alle belastbare inkomsten en fiscaal toelaatbare kosten moeten ontvangen. Dit heeft de notaris nagelaten. Voorts hebben de erfgenamen nooit een boedelbeschrijving van de notaris mogen ontvangen. Voornoemde brief van de notaris van 14 september 2005 is niet als zodanig aan te merken. De erfgenamen hebben zich derhalve geen volledig beeld kunnen vormen van de werkzaamheden van de notaris en evenmin van de samenstelling van de nalatenschap.
4.1.3. De notaris heeft de erfgenamen eerst bij e-mail van 1 november 2010 een voorschotdeclaratie over de periode 30 juli 2007 tot 1 november 2010 doen toekomen in combinatie met een dreigement van dienstweigering. Door het ontbreken van een urenverantwoording en een jaarlijkse rekening en verantwoording is de declaratie erg ondoorzichtig. Met het oog op een heldere tarifering is dit onzorgvuldig.
4.1.4. De notaris heeft geweigerd mee te werken aan het passeren van een akte bij een andere notaris op 1 november 2010 voordat de hiervoor onder 4.1.3. genoemde voorschotdeclaratie zou zijn betaald. Dit blijkt uit voornoemde e-mail van 1 november 2010. Die voorschotdeclaratie is niet eerder door de erfgenamen ontvangen. Ook hebben de erfgenamen nooit aanmaningen met betrekking tot die declaratie ontvangen.
4.1.5. Met betrekking tot de woning van erflater is in 2006 een koopovereenkomst gesloten. De kopers zijn die koopovereenkomst niet nagekomen, waardoor zij op grond van die koopovereenkomst een boete van 10% van de koopprijs, derhalve € 137.500,00, aan de erfgenamen verschuldigd zijn geworden. Vervolgens is met dezelfde kopers wederom een koopovereenkomst gesloten, waarbij in de koopprijs de genoemde boete en de overige schade van de erfgenamen waren verdisconteerd. Ook die koopovereenkomst zijn de kopers niet nagekomen. De notaris heeft verzuimd in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap tot invordering van de boete over te gaan.
4.2.1. In hoger beroep heeft klager - voor zover van belang - het volgende aangevoerd. Klager wordt in zijn klachten gesteund door [naam] en [naam]. Klager heeft een tweetal brieven overgelegd, waaruit blijkt dat zij de klachten volledig onderschrijven en klager machtigen namens hem tegen de beslissing van de kamer in beroep te gaan. Klager heeft de brief van de notaris van 16 november 2007 die was geadresseerd aan [naam] en aan hem, klager, niet ontvangen. De vervaltermijn van artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt, verder Wna, is derhalve niet vanaf die datum gaan lopen. Eerst in deze klachtprocedure heeft klager door middel van het verweerschrift van de notaris in eerste aanleg van voornoemde brief kennis gekregen. [naam] en [naam] hebben voornoemde brief evenmin gekregen. Krachtens het testament was de notaris verplicht om jaarlijks een rekening en verantwoording aan de erfgenamen af te leggen. Hij diende dit ongevraagd te doen. Klager acht het derhalve onbegrijpelijk dat de notaris geen maatregel wordt opgelegd, omdat niet is gebleken dat klager de notaris eerder om een dergelijke jaarlijkse rekening en verantwoording heeft verzocht. Ook het door de kamer gegrond verklaarde klachtonderdeel dat ziet op het ten onrechte afdwingen door de notaris van de voorschotdeclaratie in verband met het meewerken aan het passeren van een akte, rechtvaardigt het opleggen van een maatregel. Het derde klachtonderdeel ziet niet op de hoogte van de declaraties, maar op de wijze van presenteren door de notaris van de declaraties en het moment waarop hij dat heeft gedaan. Over de periode juli 2007 tot november 2010 heeft de notaris geen nota’s aan de erfgenamen gezonden. Tevens is de erfgenamen over die periode elk overzicht van kosten onthouden. Klager heeft de notaris geenszins belemmerd actie te ondernemen om de boete bij de kopers te innen.
4.2.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft klager - voor zover van belang - op vragen van het hof het volgende verklaard. Klager heeft geen bezwaar tegen het overleggen door de notaris van een e-mail van 28 februari 2007 van de huisnotaris van klager, [notaris] (hierna: [notaris]), aan de notaris. In die e-mail vat [notaris] in een aantal kernpunten samen wat in het onderhoud diezelfde middag tussen klager, notaris en [notaris] is besproken. Kennelijk heeft dit contact plaatsgehad. Klager betwist ooit een factuur betreffende werkzaamheden van de notaris in de periode vanaf 2007 te hebben ontvangen. Het is juist dat klager de nota’s die zien op de periode voor 2007 in januari 2009 heeft betaald.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.1. De mogelijkheid om de nalatenschap van erflater beneficiair te aanvaarden, is wel degelijk ter sprake gekomen. Een verwerping of beneficiaire aanvaarding leek voor [naam], [naam] en klager niet aan de orde, nu de nalatenschap meer baten dan lasten zou omvatten. Voor hen zou een zuivere aanvaarding (op termijn) gunstig kunnen zijn. Ook uit de brief van 16 november 2007 van de notaris aan [naam] en klager - welke laatste in de nalatenschap ook namens [naam] en [naam] optrad - blijkt dat het onderwerp van de beneficiaire aanvaarding ter sprake is gekomen. In die brief verzoekt de notaris nogmaals aan [naam] om een keus te maken over de wijze van aanvaarding van de nalatenschap en legt de notaris de gevolgen van de beneficiaire aanvaarding uit. Tevens merkt de notaris op dat het iedere erfgenaam vrijstaat om uit voorzorg de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Met het passeren van de akte van verdeling op 10 augustus 2007 heeft de notaris ter uitvoering van de in het testament opgenomen legaten de (preferente) certificaten van aandelen aan de desbetreffende erfgenamen toebedeeld. De notaris heeft zich hierbij op geen enkele wijze uitgelaten over het zuiver dan wel beneficiair aanvaarden door [naam]. [naam] heeft de nalatenschap vervolgens op 8 juni 2010 beneficiair aanvaard.
5.1.2. De brief van 14 september 2005 van de notaris aan de erfgenamen heeft te gelden als een boedelbeschrijving. In die brief geeft de notaris een eerste en uitgebreide beschrijving van de in de nalatenschap aanwezige activa en passiva. Vervolgens heeft de notaris de erfgenamen bij brief van 2 oktober 2006 een kopie van de memorie van aangifte voor het recht van successie doen toekomen. Die aangifte bevat een zeer nauwkeurige beschrijving van de nalatenschap. Bij beschikking van 15 februari 2011 heeft de kantonrechter te Maastricht in een door klager, [naam] en [naam] en de voormalige kantoorgenoot van de notaris tegen de notaris aangespannen procedure geoordeeld dat de brief van 14 september 2005 is aan te merken als een eerste overzicht waarin alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap (activa en passiva), voor zover op dat moment bekend, zijn opgenomen. De kantonrechter heeft tevens overwogen dat de memorie van aangifte voor het recht van successie een compleet overzicht biedt en in ieder geval als boedelbeschrijving kan worden aangemerkt. Voorts heeft de notaris [naam] en klager regelmatig per brief, e-mail en telefonisch over de voortgang bij de afwikkeling van de nalatenschap op de hoogte gesteld. De erfgenamen zijn daarnaast, zoals door de jaren heen gebruikelijk was, door Deloitte geïnformeerd over de fiscale aspecten van hun belangen in [B.V.]
5.1.3. De notaris heeft de erfgenamen regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van zaken betreffende de declaraties. De kantonrechter heeft in dit verband in voornoemde beschikking van 15 februari 2011 geoordeeld dat niet gesproken kan worden van een ernstig tekortschieten van de notaris. In de door klager, [naam] en [naam] aanhangig gemaakte procedure tegen de notaris inzake het tussen hen bestaande declaratiegeschil is namens de voorzitter van de ring Maastricht op de voet van artikel 55 lid 2 Wna beslist dat er geen gronden zijn gebleken om de declaraties van de notaris te heroverwegen.
5.1.4. Vanwege de tot dan toe onbetaald gebleven werkzaamheden over de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 stond het de notaris vrij zijn medewerking aan het passeren van de akte op 1 november 2010 op te schorten. De notaris verwijst in dit verband naar artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011, dat bepaalt dat de notaris zijn ministerie niet hoeft te verlenen indien een cliënt weigert een, gezien de omstandigheden, redelijke vergoeding voor de gevraagde dienst te betalen en hieronder ook een voorschotnota wordt verstaan.
5.1.5. De notaris heeft verwoede pogingen gedaan om constructief contact met de koopster van de woning te krijgen, hetgeen helaas niet is gelukt. Na telefonisch overleg met klager is uiteindelijk besloten om geen kosten te maken voor pogingen om de contractuele boete te innen. Hiertoe was redengevend dat zowel de notaris als klager van mening was dat de kans dat uiteindelijk verhaal zou worden gevonden zeer klein was. De erfgenamen zijn derhalve sinds 2007 bekend met het feit dat geen nadere acties zijn ondernomen om de contractuele boete geïnd te krijgen en hebben hem nadien niet de opdracht gegeven om verhaalsacties jegens de koopster te entameren. Dit laatste heeft de notaris destijds wel aangeboden.
5.2.1. In hoger beroep heeft de notaris - voor zover van belang - het volgende aangevoerd. De erfgenamen [naam] en [naam] waren geen partij bij deze zaak in eerste aanleg, zodat zij reeds om die reden geen partij kunnen zijn in hoger beroep. De brief van 16 november 2007 is reeds in eerste aanleg aan de orde geweest en in zijn pleitnota verwijst de gemachtigde van klager zelf naar die brief. Dat die brief door klager niet zou zijn ontvangen is een geheel nieuw standpunt. Klager - ook optredend namens [naam] en [naam] - is zowel door de notaris als door [notaris] uitgebreid geïnformeerd over de mogelijkheden van aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap. Zonder enige twijfel wensten zij de nalatenschap zuiver te aanvaarden.
5.2.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris het volgende aangevoerd. Dat met klager wel degelijk over de wijze van aanvaarden is gesproken, blijkt uit een e-mail van 28 februari 2007 van [notaris] aan de notaris, die door de notaris ter zitting is overgelegd aan het hof. Die e-mail heeft klager in een eerdere procedure tussen partijen reeds overgelegd. Op vragen van het hof heeft de notaris verklaard dat hij de erfgenamen in de loop van 2006 over de wijzen van aanvaarding van de nalatenschap heeft geïnformeerd. Vanaf eind 2008 had de notaris enkel nog de taak de woning van erflater te gelde te maken. Het afleggen van een separate rekening en verantwoording zou derhalve niet meer hebben ingehouden dan de mededeling dat de woning nog niet was verkocht. Hiervan waren de erfgenamen op de hoogte. Vanaf juli 2007 had de notaris, ondanks het versturen van diverse aanmaningen, grote moeite zijn facturen voldaan te krijgen. Zo heeft de notaris bij brief van 19 december 2008 voor de vierde maal zijn factuur betreffende zijn werkzaamheden in de periode tot en met 28 juli 2007 gestuurd. De notaris had dus wel degelijk aanleiding om te veronderstellen dat klager niet tot betaling van de voorschotdeclaratie zou overgaan. Het stond hem om die reden dan ook vrij zijn werkzaamheden als executeur afhankelijk te laten zijn van betaling van een bedrag in depot.

6.De beoordeling

6.1.
Vooropgesteld wordt dat de kamer in zijn beslissing terecht heeft overwogen dat uit de klachtbrief van klager van 25 november 2011 kan worden afgeleid dat klager alleen voor zichzelf heeft willen klagen, de gemachtigde van klager geen machtigingen heeft overgelegd waaruit zou blijken dat hij tevens de overige erfgenamen vertegenwoordigde en een mededeling ter zitting dat ook namens de overige erfgenamen werd geklaagd, te laat was. Onder deze omstandigheden kan de klacht in hoger beroep - niettegenstaande de door klager overgelegde machtigingen - niet alsnog worden aangemerkt als tevens ingediend namens [naam] en [naam], nu ook die uitbreiding in strijd is met een goede procesorde. Dit brengt tevens mee dat in hoger beroep louter klager als appellant wordt aangemerkt. Hiermee is in de kop van deze beslissing reeds rekening gehouden.
6.2.
Ten aanzien van het hiervoor onder 4.1.1. weergegeven klachtonderdeel komt de kamer evenals de kamer tot de conclusie dat klager daarin niet ontvankelijk is. Op grond van artikel 99 lid 15 Wna (tot 1 januari 2013 was dit lid 12 van dit artikel) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. In de ter zitting door de notaris overgelegde e-mail van [notaris] van 28 februari 2007 schrijft [notaris] - voor zover van belang - aan de notaris:
“Geachte collegae,
n.a.v. ons onderhoud hedenmiddag met [naam], vat ik hieronder nog eens samen de kernpunten van dat gesprek:
[ …]
2. [naam] ([naam]) zal z.s.m. benaderd worden om duidelijkheid te verkrijgen over zijn standpunten n.a.v. de nalatenschap en zijn al dan niet zuivere aanvaarding. Ik constateer, dat [naam] in de akte van 3 juli 2006, als koper, het pand [adres] voor 1/4e in blote eigendom heeft aanvaard. Mocht hij alsnog niet aanvaarden, dan moet deze akte dus gerectificeerd worden.
[…]”
Nu klager ter zitting niet heeft betwist dat het in deze e-mail bedoelde gesprek tussen klager, de notaris en [notaris] heeft plaatsgevonden, is komen vast te staan dat op 28 februari 2007 met klager over de wijze van aanvaarding van de nalatenschap is gesproken. Op dit moment heeft klager in ieder geval kennis genomen van het handelen dan wel nalaten van de notaris dat hij de notaris thans verwijt, namelijk dat deze hem niet reeds in september 2005 op de hoogte heeft gebracht van de keuzemogelijkheden ten aanzien van de aanvaarding van de nalatenschap, zodat op dat moment de vervaltermijn van drie jaar van artikel 99 lid 15 Wna is gaan lopen. Aangezien de klacht van klager op 28 november 2011 bij de kamer is ingekomen, heeft klager zijn klacht voor wat betreft dit klachtonderdeel te laat ingediend.
6.3.
Ten aanzien van het hiervoor onder 4.1.2 weergegeven klachtonderdeel heeft de kamer met betrekking tot de rekening en verantwoording het volgende overwogen. Krachtens artikel XIV.6. van het testament was de notaris verplicht jaarlijks en bij het einde van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen en in ieder geval jaarlijks aan de erfgenamen een overzicht van alle belastbare inkomsten en fiscaal toelaatbare kosten te doen toekomen. Niet weersproken is dat de notaris een dergelijke rekening en verantwoording niet (jaarlijks) aan de erven heeft doen toekomen en daarmee de op hem rustende verplichting uit het testament niet is nagekomen. De stelling van de notaris dat hij klager regelmatig op de hoogte heeft gebracht van de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap doet hier niet aan af. De kamer heeft dit subonderdeel van dit klachtonderdeel gegrond verklaard, met dien verstande dat dit subonderdeel voor zover gericht tegen het nalaten van de notaris tot 28 november 2008 niet ontvankelijk is vanwege overschrijding van de hiervoor bedoelde vervaltermijn van drie jaar. Het hof deelt dit oordeel en maakt het tot het zijne. Hieraan voegt het hof het volgende toe. De notaris heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat hij vanaf eind 2008 enkel nog de taak had de woning van erflater te gelde te maken en het afleggen van een separate rekening en verantwoording derhalve niet meer zou hebben ingehouden dan de mededeling dat de woning nog niet was verkocht. Op grond van die omstandigheid acht het hof het nalaten van de notaris in deze niet zodanig ernstig dat dit het opleggen van een maatregel rechtvaardigt.
6.4.
Met betrekking tot de boedelbeschrijving overweegt het hof het volgende. Op grond van artikel XIV.2. van het testament was de notaris verplicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na het overlijden van erflater, ten behoeve van de erfgenamen een boedelbeschrijving, met inbegrip van een voorlopige staat van schulden van de nalatenschap op te nemen. Klager heeft in ieder geval rond 14 september 2005 (de brief van de notaris aan de weduwe van erflater en de erfgenamen) door middel van een afschrift van het testament kennis genomen van die bepaling uit het testament. Indien klager van mening was dat de notaris aan vorenbedoelde verplichting niet binnen zes maanden had voldaan, bijvoorbeeld omdat de inhoud van de brieven van 14 september 2005 en 2 oktober 2006 van de notaris hiertoe niet voldoende waren, had klager hierover binnen drie jaar na 11 februari 2006 (zes maanden na het overlijden van erflater) een klacht moeten indienen. Aangezien de klacht van klager op 28 november 2011 bij de kamer is ingekomen, heeft klager zijn klacht voor wat betreft dit subonderdeel te laat ingediend. Dit betekent dat de kamer klager in dit subonderdeel terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.
6.5.
Met betrekking tot het hiervoor onder 4.1.3. weergegeven klachtonderdeel is het hof met de kamer van oordeel dat een declaratiegeschil op de voet van artikel 55 lid 2 Wna (zoals dit artikel tot 1 januari 2013 luidde) aan de voorzitter van de Ring dient te worden voorgelegd. Klager heeft de procedure van artikel 55 lid 2 Wna ook gevolgd. Dit betekent, anders dan de kamer heeft overwogen, evenwel niet dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht voor zover die betrekking heeft op de wijze van presenteren door de notaris van de declaraties en het moment waarop hij dit heeft gedaan. Bij het indienen van declaraties dient een notaris immers de in artikel 98 lid 1 (oud) (met ingang van 1 januari 2013 is dit artikel 93 lid 1) Wna neergelegde norm in acht te nemen en aan de hand van die norm dient de tuchtrechter te beoordelen of de notaris inderdaad, zoals klager heeft aangevoerd, niet helder en niet tijdig heeft gedeclareerd. Klager stelt dat de notaris over de periode juli 2007 tot november 2010 geen nota’s aan de erfgenamen heeft gezonden en hun over die periode elk overzicht van kosten heeft onthouden. In zijn e-mailbericht van 1 november 2010 schreef de notaris aan klager dat zijn meest recente declaratie dateert van 30 juli 2007 en het onmogelijk voor hem was om tijdig uit te rekenen hoeveel hem nog toekwam. De notaris verzocht klager een bedrag van € 17.850,00 aan honorarium over de periode van 1 augustus 2007 tot die datum bij de notaris in depot te storten. Voorts wijst de notaris in dat bericht op een door zijn boekhouder onjuist verwerkte factuur van 28 februari 2007 ad € 3.707,45. Die factuur stond nog open en was mogelijkerwijs nooit verzonden. De notaris heeft klager verzocht het totaalbedrag (in verband met het meewerken aan het passeren van een akte die middag) diezelfde dag over te boeken en heeft medegedeeld dat de berekening van de werkelijk gemaakte kosten over de afgelopen drie jaar binnen afzienbare termijn zou volgen. Het hof is van oordeel dat uit vorenbedoelde e-mail valt af te leiden dat de notaris op dat moment niet wist welk bedrag aan honorarium hij over de periode 30 juli 2007 tot 1 november 2010 bij de erfgenamen in rekening diende te brengen. De stelling van de notaris dat hij de erfgenamen in die periode regelmatig op de hoogte heeft gehouden met betrekking tot de stand van zaken betreffende de declaraties, acht het hof om die reden niet aannemelijk. Overigens heeft de notaris ook geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt. Daartegenover staat dat gesteld noch gebleken is dat klager de notaris op enig moment om een declaratie heeft gevraagd. Het hof acht het onhandig van de notaris dat hij in verband met het passeren van een akte diezelfde dag aan klager een voorschotdeclaratie heeft gepresenteerd, die ook nog ziet op een periode van ruim drie jaar. Dit betekent dat de klacht van klager op dit onderdeel gegrond is. Het hof is echter van oordeel dat de handelwijze van de notaris onder deze omstandigheden onvoldoende ernstig is om reden te geven tot het opleggen van een maatregel.
6.6.
Ten aanzien van het hiervoor onder 4.1.4. weergegeven klachtonderdeel is het hof met de kamer van oordeel dat de notaris zich ten onrechte op de toelichting van artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 beroept. De kamer heeft hierbij overwogen dat klager onweersproken heeft gesteld dat hem niet eerder dan op 1 november 2010 werd verzocht om een bedrag van in totaal € 21.557,45 te betalen. Nu ter zitting is komen vast te staan dat klager de factuur van de notaris betreffende zijn werkzaamheden in de periode tot en met 28 juli 2007 eerst in januari 2009 heeft betaald en klager niet heeft betwist dat hij hiertoe meerdere malen door de notaris is aangemaand, acht het hof het op zichzelf niet onredelijk dat de notaris klager heeft verzocht ten aanzien van de declaratie over de periode juli 2007 tot november 2010 een bedrag bij hem in depot te storten. Het was echter in de gegeven omstandigheden onzorgvuldig en in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt om aan de medewerking aan het passeren van een akte tot afhandeling van het vruchtgebruiklegaat de voorwaarde te verbinden van een dergelijke betaling.
6.7.
Met betrekking tot het hiervoor onder 4.1.5. weergegeven klachtonderdeel overweegt het hof het volgende. In de hiervoor onder 6.2. aangehaalde e-mail van 28 februari 2007 schrijft [notaris] - in dit verband van belang - aan de notaris:
“[…]
1. De verkoop aan de mogelijke duitse koper van het pand [adres] wordt heroverwogen. De afwikkelingsbewindvoerder/executeur testamentair zal deze koper een zeer korte termijn stellen om aan te tonen dat hij een echte koper is […]. Lukt dat niet, dan zal de fungerende makelaar zijn bekende kopers (voor 1.2 mio) presenteren. Zo nodig kan een dergelijke koper al kopen onder de opschortende voorwaarde dat de duitse koper op datum x heeft afgehaakt. De erven zullen in deze geconsulteerd worden.
[…]”
Klager verwijt de notaris dat hij heeft verzuimd in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap tot invordering van de boete op grond van de in 2006 ontbonden koopovereenkomsten met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] over te gaan. Uit bovenstaande e-mail van [notaris], waarin deze verslag doet van de diezelfde dag gehouden bespreking met klager en de notaris, blijkt dat klager in ieder geval op dat moment bekend was met de stand van zaken betreffende de verkoop van de woning. Dit betekent dat de kamer terecht heeft geoordeeld dat klager zijn klacht met betrekking tot dit onderdeel op de voet van artikel 99 lid 12 (thans lid 15) Wna te laat, want eerst op 25 november 2011, heeft ingediend.
6.8.
Zoals hiervoor onder 6.6. is overwogen, is het hof van oordeel dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk notaris betaamt door zijn medewerking aan het passeren van de akte op 1 november 2010 afhankelijk te stellen van betaling van de op diezelfde dag aan klager gepresenteerde voorschotdeclaratie. Het hof acht de handelwijze van de notaris zodanig ernstig dat de maatregel van waarschuwing passend en geboden is.
6.9.
Nu het hof met betrekking tot klachtonderdeel 4.1.3. tot een ander oordeel komt dan de kamer in de bestreden beslissing en het hof met betrekking tot klachtonderdeel 4.1.4. zal overgaan tot het opleggen van de maatregel van waarschuwing, zal het hof de beslissing van de kamer in zoverre vernietigen. Ter zake van de overige klachtonderdelen zal de bestreden beslissing worden bevestigd.
6.10.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.11.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
  • vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft het
  • i) onder 4.1.3. weergegeven klachtonderdeel,
(ii) het achterwege laten van een maatregel;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart het onder 4.1.3. weergegeven klachtonderdeel gegrond;
- legt met betrekking tot het onder 4.1.4 weergegeven klachtonderdeel aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 augustus 2013 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET
ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
hierna te noemen: klager,
gemachtigde: mr. E.R.T.A. Luijten
tegen:
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
hierna te noemen: de notaris,
gemachtigden: mrs J.W. van der Horst en M.T. de Boorder

1. Het verloop van de procedure

Bij schrijven van 25 november 2011, met bijlagen, heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris.
De notaris heeft vervolgens schriftelijk gereageerd bij schrijven, met bijlagen, van 1 februari 2012.
Op 7 mei 2012 heeft de kamer de klacht behandeld in aanwezigheid van de notaris, bijgestaan door gemachtigden mrs. Van der Horst en De Boorder, en klager, bijgestaan door gemachtigde mr. Luijten. De gemachtigden van beide partijen hebben elk een pleitnotitie overgelegd die als hier ingelast worden beschouwd.
Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.

2. De vaststaande feiten

Op 16 juni 2005 heeft de notaris de akte van testament van [naam] opgemaakt en gepasseerd. Daarbij zijn de vier kinderen, onder wie klager, elk voor eenvierde deel tot erfgenamen benoemd en zijn er legaten gemaakt ten behoeve van [naam], weduwe van erflater en stiefmoeder van klager.
De legaten bestaan uit het vruchtgebruik met recht van vervreemding en vertering van het woonhuis van erflater en het vruchtgebruik met recht van vervreemding en vertering van een geldsom van € 615.000,=.
Bij dat testament zijn de notarissen [notaris] en [notaris] benoemd tot executeurs en afwikkelings-bewindvoerders van de nalatenschap.
Op 11 augustus 2005 is [naam], erflater, overleden met achterlating van 4 kinderen (hierna: de erven [naam]), te weten [naam], [naam] en [naam] geboren uit het huwelijk tussen erflater en wijlen [naam] en [naam], geboren uit het tweede huwelijk van erflater met [naam].
Per brief van 14 september 2005 heeft de notaris de weduwe een omschrijving van de nalatenschap, “de boedelbeschrijving”, gegeven.
Per brief van 2 oktober 2006 heeft de notaris de erven [naam] een kopie van de successie memorie (aangifte successierechten) doen toekomen.

3. Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
3.1
De nalatenschap is door de erven nooit uitdrukkelijk aanvaard door het nalaten van de notaris te wijzen op de mogelijkheden tot zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen.
De notaris heeft zich per brief van 14 september 2005 tot de erven gewend zonder daarbij deugdelijk te adviseren over de keuzemogelijkheden betreffende al dan niet aanvaarding van de nalatenschap.
3.2
De notaris heeft niet of niet behoorlijk voldaan aan de verplichtingen als executeur.
Krachtens artikel XIV.6 van het testament was de notaris verplicht jaarlijks van zijn beheer rekening en ver-antwoording af te leggen aan de erven maar dat is nooit gebeurd. Ook heeft klager nooit een boedel-beschrijving ontvangen.
3.3
Klager wenst zich te beklagen over de declaratie van de notaris en de wijze van presentatie daarvan in combinatie met het dreigen met dienstweigering.
De notaris heeft de erven een eerste voorschotdeclaratie in de vorm van een email gepresenteerd, die betrekking heeft op de periode 30-07-2007 tot 1-11-2010, overigens zonder urenverantwoording en door het ontbreken van een jaarlijkse rekening en verantwoording erg ondoorzichtig.
3.4
De notaris heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het passeren van een akte (tot afgifte van het legaat aan de weduwe) bij een andere notaris alvorens een voorschot van € 21.557,45 zou zijn betaald. Deze nota was door de erfgenamen niet eerder ontvangen, laat staan dat er aangemaand zou zijn.
Eerst betaling van een voorschot eisen alvorens medewerking te verlenen aan het passeren van de akte, is een notaris onwaardig.
3.5
De notaris heeft nagelaten een boete op grond van een ontbonden koopovereenkomst in te vorderen.
In 2006 waren er aspirant kopers voor het huis van erflater, [adres] te [plaatsnaam]. Er werd een koop-overeenkomst getekend voor een bedrag van € 1.375.000,=. Deze overeenkomst is vervolgens niet nagekomen door de kopers, zodat dezen op grond van de inhoud van die overeenkomst een boete van 10 procent aan de erven waren verschuldigd, zijnde € 137.500,=.
Op 16 oktober 2006 is met dezelfde kopers een tweede koopovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 1.637.500,=. Ook deze overeenkomst zijn de kopers niet nagekomen. De notaris heeft, ondanks pogingen van klager, verzuimd tot invordering van de boete over te gaan waardoor de erven [naam] minimaal een schade geleden hebben die gelijk is aan de contractuele boete, van € 163.750,=.
4. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft tegen de klachten gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van de klacht aan de orde komt.
5. Beoordeling van de klachten
Bij aanvang van de zitting van de kamer van 7 mei 2012 heeft de gemachtigde van klager een pleitnota met diverse producties overgelegd. Tegen het inbrengen van die producties heeft de gemachtigde van de notaris bezwaar gemaakt, welk bezwaar door de kamer is gehonoreerd omdat de tegenpartij niet de mogelijkheid heeft gehad hiertegen een verweer voor te bereiden; de ter zitting door de gemachtigde van klager overgelegde producties worden bij de beoordeling dan ook buiten beschouwing gelaten.
Voorts heeft de gemachtigde van klager bij aanvang van de zitting aangegeven dat klager niet alleen staat in het aandragen van de klachten jegens de notaris, dat de andere erven de klachten ondersteunen en hij tevens als gemachtigde voor de erven [naam] optreedt.
De kamer overweegt hieromtrent dat uit de inhoud van het klachtschrijven van klager van 25 november 2011, met name wat betreft de eerste en de laatste zin van voormelde brief kan worden afgeleid dat klager alleen voor zichzelf heeft willen te klagen. Bovendien heeft de gemachtigde van klager geen machtiging overgelegd dat hij tevens gemachtigd is de overige erven [naam] te vertegenwoordigen hetgeen met zich brengt dat de overige erven [naam] ter zake deze klachten niet als klagers zullen worden aangemerkt.
Dat een der erfgenamen als toehoorder tevens ter zitting aanwezig was, doet hier ook verder niet aan af, nu deze zich niet nadrukkelijk als medeklager opstelde (‘Ik ondersteun de klacht’) en zich als zodanig wilde voegen in de klachtzaak en ook bovendien - indien de kamer dit wel als zodanig had moeten begrijpen - dit in een dergelijk stadium van de procedure plaatsvond dat dit in strijd wordt geacht met een goede procesorde. Verweerder geeft in dat verband aan niet in staat te zijn geweest het verweer op deze situatie te kunnen afstemmen.
5.1
Klager verwijt de notaris dat hij heeft nagelaten hem te wijzen op de mogelijkheden van zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen. De nalatenschap is volgens klager dan ook nooit uitdrukkelijk door de erven aanvaard.
Alvorens deze klacht inhoudelijk te kunnen beoordelen dient de kamer na te gaan of de klacht tijdig is ingediend.
Artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (verder: Wna) bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven heeft kennisgenomen. De kamer overweegt daartoe (conform een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 februari 2007 (LJN AZ8640)) dat de termijn een aanvang neemt zodra een klager kennis draagt van het handelen of nalaten van een notaris, en dus niet op het moment dat een klager tot de opvatting komt dat zodanig handelen of nalaten klachtwaardig is.
In zijn brief van 16 november 2007 aan klager en [naam] ([naam]) schrijft de notaris in de derde alinea:
“Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om [naam] nogmaals te verzoeken een keus te maken over de wijze van aanvaarding der nalatenschap”.
En in de vierde alinea van die brief schrijft de notaris:
“Niettemin staat het iedere erfgenaam vrij om uit voorzorg de nalatenschap beneficiair te aanvaarden”.
Er moet daarom van worden uitgegaan dat klager in elk geval sinds november 2007 kennis droeg van het handelen respectievelijk nalaten dat hij de notaris thans verwijt en dat dus ook vanaf dat moment de driejaartermijn, zoals genoemd in artikel 99 lid 12 Wna is gaan lopen. Met zijn klacht van 25 november 2011 heeft klager die termijn ruimschoots overschreden zodat de klacht niet ontvankelijk is.
5.2
Klager verwijt de notaris dat hij niet of niet behoorlijk heeft voldaan aan de verplichtingen als executeur. Krachtens artikel XIV.6 van het testament was de notaris verplicht jaarlijks van zijn beheer rekening en ver-antwoording af te leggen aan de erven maar dat is nooit gebeurd. Ook heeft klager nooit een boedel-beschrijving ontvangen.
De kamer overweegt hieromtrent het volgende.
Artikel XIV lid 2 van bedoeld testament bepaalt:
“De executeur is verplicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na mijn overlijden, ten behoeve van mijn erfgenamen een boedelbeschrijving, met inbegrip van een voorlopige staat van schulden van de nalatenschap op te nemen.”
Bij brief van 14 september 2005 heeft de notaris aan de weduwe [naam] - en blijkens de eerste alinea van die brief kennelijk ook aan de vier kinderen (erven [naam]) - een beschrijving van de in de nalatenschap aanwezige activa/passiva gegeven en hen bij brief van 2 oktober 2006 een kopie van de memorie van aangifte voor het recht van successie doen toekomen.
Het verwijt van klager dat de brieven van de notaris van 14 september en 2 oktober 2006 niet zijn aan te merken als een boedelbeschrijving is te laat gedaan. Zoals hiervoor onder a. is overwogen is ook hier de driejaartermijn overschreden. Immers ook hier geldt dat klager in elk geval sinds 2 oktober 2006 kennis droeg van het handelen respectievelijk nalaten dat hij de notaris thans verwijt en dat dus ook vanaf dat moment de driejaartermijn, zoals genoemd in artikel 99 lid 12 Wna is gaan lopen. Ook met deze klacht (ingediend op 25 november 2011) heeft klager die termijn ruimschoots overschreden zodat de klacht niet ontvankelijk is.
Wat betreft het verwijt van klager dat de notaris nimmer aan zijn verplichting heeft voldaan om krachtens artikel XIV.6 van het testament jaarlijks van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan de erven overweegt de kamer het volgende.
Artikel XIV lid 6 van bedoeld testament verplicht de notaris om jaarlijks en bij het einde van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen en in ieder geval jaarlijks aan de erfgenamen een overzicht van alle belastbare inkomsten en fiscaal toelaatbare kosten te doen toekomen. Niet weersproken is dat de notaris een dergelijke rekening en verantwoording niet (jaarlijks) aan de erven heeft doen toekomen en derhalve de verplichting uit het testament niet is nagekomen. De stelling van de notaris dat hij klager regelmatig op de hoogte heeft gebracht van de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap doet hier niet aan af. De klacht hiertegen is dan ook gegrond, met dien verstande dat de klacht voor zover gericht tegen het door de notaris niet afleggen van rekening en verantwoording tot de datum van 25 november 2008 niet ontvankelijk is wegens overschrijding van de driejaartermijn. Bij de afweging van de op te leggen sanctie weegt de kamer mee dat niet is gebleken dat klager de notaris eerder om een dergelijke jaarlijkse rekening en verantwoording heeft verzocht.
5.3
Klager wenst zich te beklagen over de declaratie van de notaris en de wijze van presentatie daarvan in combinatie met het dreigen met dienstweigering. De notaris heeft de erven een eerste voorschotdeclaratie in de vorm van een email gepresenteerd, die betrekking heeft op de periode 30-07-2007 tot 1-11-2010.
De kamer overweegt als volgt. Blijkens artikel 55 lid 2 Wna kan in het geval over een rekening van een notaris van zijn honorarium voor zijn ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten een geschil ontstaat, de meest gerede partij bij een met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een beslissing vragen. De ringvoorzitter toetst dan volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Niet weersproken is dat klager zich conform het gestelde in artikel 55 lid 2 Wna over de declaraties, betrekking hebbend op boedelwerkzaamheden vanaf augustus 2005 tot 1 november 2010, tot de voorzitter van het bestuur van de ring van notarissen in het arrondissement Maastricht heeft gewend. In de beschikking van 2 februari 2011 heeft de ringvoorzitter geoordeeld dat geen gronden zijn gebleken om de declaraties anders vast te stellen dan gedaan is en beslist dat er geen gronden zijn de declaraties te heroverwegen. Tegen die beslissing is kennelijk geen beroep ingesteld zodat de hoogte van de declaraties vaststaan.
De kamer kan een geschil over een declaratie van een notaris slechts marginaal te toetsen, in die zin dat met het opstellen van de betreffende declaratie een tuchtrechtelijke norm zou zijn geschonden. Gelet op de omschreven omstandigheden en gelet op het ontbreken van een concrete nadere onderbouwing door klager, ziet zij daartoe geen aanleiding en verklaart de klacht niet ontvankelijk.
5.4
De notaris heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het passeren van een akte (tot afgifte van het legaat aan de weduwe [naam]) bij een andere notaris tenzij tevoren een voorschot van € 21.557,45 zou zijn betaald. Volgens klager was deze nota niet eerder door de erven ontvangen, laat staan dat er door de notaris aangemaand zou zijn om te betalen.
Bij mailbericht van 1 november 2010 aan klager heeft de notaris gemeld dat hij bevestigt dat hij die dag om 15:00 uur zal compareren bij de akte van afhandeling van het vruchtgebruiklegaat,
op voorwaarde dataan hem het honorarium voor de executele, zijnde € 21.577,45 zou worden betaald.
Naar het oordeel van de kamer verwijst de notaris ter onderbouwing van zijn standpunt in dezen in zijn verweer ten onrechte naar de toelichting op artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011:
“De notaris hoeft zijn ministerie niet te verlenen indien een cliënt weigert een gezien de omstandigheden
- waaronder rekening houdend met een redelijk kantooruurtarief en met inachtneming van een eventueel geldende tariefregeling - redelijke vergoeding voor de gevraagde dienst te betalen. Onder een redelijke vergoeding valt in dit verband ook een voorschotnota.”
Door klager is gesteld, en niet weersproken door de notaris, dat hij niet eerder dan op 1 november 2010 (datum voormeld mailbericht) verzocht werd een voorschot van € 21.557,45 te betalen. De notaris had niet eerder een factuur gestuurd en van een formele aanleiding om te veronderstellen dat klager, na ontvangst van die factuur, niet zou overgaan tot betaling daarvan, is niet gebleken. Gegeven deze feiten en omstandigheden had de notaris zijn ministerie bij de akte van afhandeling van het vruchtgebruiklegaat dan ook niet afhankelijk mogen laten zijn van betaling van deze nota van diezelfde datum.
5.5
De notaris heeft tot tweemaal toe nagelaten een boete op grond van een ontbonden koopovereenkomst voor het huis van erflater, [adres] te [plaatsnaam], in te vorderen.
Niet weersproken is dat in 2006 (volgens de notaris op 29 juni 2006) met de kopers [naam] een koopovereenkomst is getekend voor een bedrag van € 1.375.000,= betreffende het pand van erflater, [adres] te [plaatsnaam]. Deze overeenkomst is vervolgens door de kopers niet nagekomen zodat dezen op grond van de inhoud van die overeenkomst een boete van 10 procent aan de erven waren verschuldigd, zijnde een bedrag van € 137.500,=.
Op 16 oktober 2006 is met dezelfde kopers betreffende hetzelfde pand een tweede koopovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 1.637.500,=. Ook deze overeenkomst zijn de kopers niet nagekomen.
Ook hier is de in artikel 99 lid 12 Wna bedoelde driejaartermijn van toepassing. Immers de feiten dateren van 2006. Gelet op hetgeen klager in zijn klaagschrift stelt onder klacht 5, namelijk: “De executeur (= de notaris) heeft, ondanks verwoede pogingen van klager, verzuimd tot invordering van de boete over te gaan” mag er vanuit worden gegaan dat klager in 2006 al kennis droeg van dit handelen/nalaten van de notaris dat hij de notaris nu verwijt en dat dus ook vanaf dat moment de driejaartermijn, zoals genoemd in artikel 99 lid 12 Wna is gaan lopen welke termijn ruimschoots is overtreden. Ook deze klacht is op die grond niet ontvankelijk.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.2 en 5.4 is overwogen, namelijk dat de notaris heeft verzuimd jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen aan de erven en zijn ministerie bij de akte van afhandeling van het vruchtgebruiklegaat niet had mogen weigeren komt de kamer tot het oordeel dat de notaris daarmee heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk notaris betaamt en dat daarmee deze klachten gegrond zijn. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijt onder de gegeven omstandigheden echter niet van dien aard dat oplegging van een maatregel thans op zijn plaats is.
6. De beslissing
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Maastricht:
  • verklaart de klacht zoals weergegeven onder 5.2 en 5.4
  • verklaart de overige klachten
Aldus gegeven te Maastricht op 14 juni 2012 door mr. Philippart, voorzitter,
mr. R.H.J. Otto en mr. R.J.M.G. Oostveen, kroonleden,
mr. R.M.J. van Gent en mr. R.L.G.M. Steegmans, notarisleden,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.Chr.H.M. Geurts, secretaris.