Uitspraak
mr. C. van Oosten, advocaat te Leiden,
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.De feiten
4.Het standpunt van klaagster
5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.De beoordeling
Het hof deelt dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust.
Daarnaast overweegt het hof nog het volgende. De door klaagster met de gerechtsdeurwaarder gesloten overeenkomst hield in dat een verzoek tot het (doen) verrichten van (ambtelijke) werkzaamheden direct werd gevolgd door het doen van een voorschot voor die te verrichten werkzaamheden. Dat had niet alleen betrekking op de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder zelf, maar ook op door hem te maken kosten in de zin van verschotten, zoals griffierecht en dergelijke. Deze werkwijze heeft als gunstig effect dat de gerechtsdeurwaarder dergelijke kosten niet hoeft voor te financieren.
De overeenkomst bevatte echter ook de bepaling dat als in een bepaalde zaak zes maanden lang geen financiële ontwikkelingen waren, de gerechtsdeurwaarder dat dossier diende te sluiten en alle in die zaak van klaagster ontvangen voorschotten aan klaagster diende terug te betalen. Dat gold niet alleen voor de vergoeding van zijn eigen ambtelijke werkzaamheden, maar ook voor de door hem betaalde verschotten. Een dergelijke overeenkomst zou een gerechtsdeurwaarder niet met een opdrachtgever behoren overeen te komen.