ECLI:NL:GHAMS:2013:2454

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
200.118.948/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onzorgvuldig handelen en niet intrekken van dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. Klaagster, die zich beklaagde over de gerechtsdeurwaarder, stelde dat deze onzorgvuldig had gehandeld door haar ten onrechte aan te spreken op het niet nakomen van betalingsregelingen en door proceskosten in rekening te brengen die niet verschuldigd waren. De gerechtsdeurwaarder erkende dat er fouten waren gemaakt in de administratie en dat niet adequaat was gereageerd op klaagster's mededelingen over tijdige betalingen. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met gemaakte afspraken had gehandeld door de dagvaarding niet in te trekken en dat deze fouten niet te rechtvaardigen waren. Het hof bevestigde de beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders, die de klacht gedeeltelijk gegrond had verklaard en de gerechtsdeurwaarder had berispt. Het hof benadrukte dat een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder dergelijke fouten niet zou maken en dat klaagster verantwoordelijk was voor haar eigen financiële situatie, ondanks haar argument dat zij niet op de hoogte was van onvoldoende saldo op haar rekening. De klacht over de dagvaarding op het oude adres werd ongegrond verklaard, omdat klaagster daar nog ingeschreven stond. De maatregel van berisping werd als passend beschouwd voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.118.948/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 163.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 juni 2013
inzake:
[klaagster],
wonende te [G],
APPELLANTE,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder]
,
gemachtigde: B.G.M. van Alsemgeest,
GEÏNTIMEERDE.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 21 december 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 20 november 2012. Bij die beschikking heeft de kamer de door klaagster tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van berisping, en overigens ongegrond.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 18 februari 2013 een verweerschrift – met bijlage – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 maart 2013.
Klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd; klaagster aan de hand van aan het hof overlegde pleitaantekeningen.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in zijn beslissing van 20 november 2012 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Die feiten, aangevuld met andere feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, behelzen het volgende:
de gerechtsdeurwaarder is sinds 2008 belast met de incasso van de twee vorderingen op klaagster, te weten van Agis Zorgverzekeringen en van Solveon;
ten aanzien van de vordering van Agis heeft de gerechtsdeurwaarder een derde betalingsregeling met klaagster getroffen, die inhield dat klaagster met ingang van 5 juli 2010 maandelijks door middel van automatische incasso een bedrag van € 100,- aan de gerechtsdeurwaarder zou voldoen;
vanaf januari 2011 heeft klaagster op verschillende adressen gewoond; deze verblijfadressen heeft zij schriftelijk gemeld aan Agis;
bij brief van 13 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de vordering van Agis ineens opgeëist bij klaagster; na uitblijven van een reactie van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens op 9 juni 2011 klaagster gedagvaard om op 29 juni 2011 ter zitting van de kantonrechter te Hilversum te verschijnen;
de gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding in gesloten enveloppe gelaten op het adres in Huizen waar klaagster op dat moment stond ingeschreven;
na melding van klaagster dat zij wel had betaald, heeft de gerechtsdeurwaarder op 10 juni 2011 met klaagster afgesproken dat de dagvaarding zou worden ingetrokken en de regeling zou worden hervat.
op 29 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding van 9 juni 2011 alsnog bij de kantonrechter aangebracht; nadat de procedure op verzoek van de gerechtsdeurwaarder was geroyeerd, zijn de proceskosten van die procedure bij klaagster in rekening gebracht.

4. Het standpunt van klaagster

Klaagster beklaagt zich – naar de kern genomen – er over dat:
de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster in beide dossiers brieven te sturen, waarin zij ten onrechte werd aangesproken op het niet nakomen van de betalingsregelingen;
de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld door de proceskosten bij haar in rekening te brengen;
de gerechtsdeurwaarder haar heeft gedagvaard, terwijl zij zich aan de betalingsregeling heeft gehouden;
de gerechtsdeurwaarder oneerlijk heeft gehandeld door de procedure tegen klaagster door te zetten, terwijl zij wist dat de dagvaarding ongegrond was;
de gerechtsdeurwaarder onjuistheden in de dagvaarding heeft opgenomen.

5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klaagster ten aanzien van de klachtonderdelen 4.1 en 4.2 erkend, maar voor het overige betwist en gemotiveerd weersproken. Een en ander zal hierna bij de beoordeling aan de orde komen.

6. De beoordeling

6.1. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gerechtsdeurwaarder een aantal brieven aan klaagster heeft gezonden waarin klaagster ten onrechte werd aangesproken op het niet nakomen van de betalingsregelingen. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat door onzorgvuldige administratie het een en ander is misgegaan en dat zij niet adequaat heeft gereageerd op mededelingen van klaagster dat de betalingen wel tijdig waren gedaan. Daarnaast is vast komen te staan dat tegen de gemaakte afspraken (betreffende de dagvaarding van 9 juni 2011) in, de proceskosten alsnog ten laste van klaagster zijn gebracht. Dat dit, zoals gesteld door de gerechtsdeurwaarder, is veroorzaakt door miscommunicatie op het gerechtsdeurwaarderskantoor neemt niet weg dat deze handelwijze de gerechtsdeurwaarder kan worden aangerekend. Hetzelfde geldt voor het in strijd met de afspraken niet intrekken van de dagvaarding van 9 juni 2011. Het hof is van oordeel dat een dergelijke reeks van fouten een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het hof is daarom met de kamer van oordeel dat de klacht op de onderdelen 4.1, 4.2. en 4.4. terecht is voorgesteld.
6.2. Ten aanzien van klachtonderdeel 4.3. overweegt het hof het volgende.
Uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde bankafschrift van 10 mei 2011 blijkt dat de op 3 mei 2011 door klaagster aangeboden automatische incasso ten bedrage van € 100,- (ten behoeve van de betalingsregeling inzake het dossier van Agis) is teruggedraaid, omdat er onvoldoende saldo op de rekening van klaagster stond. De gerechtsdeurwaarder mocht er daarom gerechtvaardigd van uit gaan dat klaagster de betalingsregeling niet nakwam. Het komt het hof niet onredelijk voor dat, zoals de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, bij betalingsregelingen de betalingstermijnen strikt worden gehanteerd en dat daarom bij niet voldoen aan een termijn de vordering direct wordt opgeëist. De omstandigheid dat klaagster, zoals zij heeft betoogd, niet wist dat zij onvoldoende saldo op haar rekening had, dient voor haar rekening en risico te blijven. Dat de gerechtsdeurwaarder klaagster, bij het uitblijven van betaling, op 9 juni 2011 heeft gedagvaard is derhalve niet laakbaar. Klachtonderdeelen 4.3. is ongegrond.
6.3. Tot slot kan het de gerechtsdeurwaarder, voor zover klaagster dit beoogt te stellen in haar klachtonderdeel 4.5, niet worden tegengeworpen de dagvaarding van 9 juni 2011 te hebben uitgebracht op het oude adres van klaagster te Huizen, nu klaagster zich immers, zoals zij heeft erkend, eerst in oktober 2011 bij de GBA heeft laten uitschrijven. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder het nieuwe adres van klaagster niet heeft doorgegeven betreft geen handelen of nalaten dat de gerechtsdeurwaarder kan worden aangerekend. Voor zover klaagster heeft bedoeld dat de weergave van het geschil in de dagvaarding onjuist is, moet ook dat verwijt worden verworpen, omdat die onjuistheid uit de stellingen van klaagster niet is gebleken: de vordering bestond, klaagster had daartegen geen relevant verweer (maar wilde in termijnen betalen) en er was getracht de vordering buitengerechtelijk te incasseren (door middel van een betalingsregeling die niet secuur werd nagekomen). Ook op dit onderdeel moet de klacht ongegrond worden verklaard.
6.4. Voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen acht het hof evenals de kamer de maatregel van berisping een passende sanctie.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 juni 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 november 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 163.2012 ingesteld door:
[klaagster],
wonende te [G],
klaagster,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder]
,
beklaagde.
Verloop van de procedure
Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 14 februari 2012, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Op 25 april 2012 is het verweerschrift met bijlagen van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Op 15 mei 2012 is nog een nadere reactie met bijlagen van klaagster ontvangen.
De zaak is behandeld ter zitting van 4 september 2012. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Bij brief van 22 oktober 2012 zijn partijen geïnformeerd dat de uitspraak op een latere datum zal worden gedaan dan aan hen ter zitting was meegedeeld.

1.De feiten

  • De gerechtsdeurwaarder is sedert 2008 belast met de incasso van een tweetal vorderingen op klaagster, te weten een vordering van Solveon en een vordering van Agis Zorgverzekeringen. In dat kader zijn met klaagster betalingsregelingen overeengekomen. Partijen hebben meermalen schriftelijk en telefonisch contact gehad over de vordering van Agis.
  • Klaagster heeft haar woning in januari 2011 verkocht en heeft daarna op verschillende adressen gewoond. Zij heeft haar verblijfadressen schriftelijk gemeld aan AGIS.
  • Omdat klaagster de betalingsregelingen niet correct zou zijn nagekomen heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op 9 juni 2011 gedagvaard om op 29 juni 2011 ter zitting van de kantonrechter te Hilversum te verschijnen. De dagvaarding is in gesloten enveloppe gelaten op het adres te Huizen waar klaagster toen nog stond ingeschreven.
  • Door miscommunicatie tussen twee afdelingen van het gerechtsdeurwaar-derskantoor is de dagvaarding niet ingetrokken - hoewel aan klaagster was gemeld dat die zou worden ingetrokken - en zijn aan klaagster proceskosten in rekening gebracht, ondanks een toezegging dat die kosten voor rekening van de gerechtsdeurwaarder zouden komen.
  • De gerechtsdeurwaarder heeft de kantonrechter verzocht de zaak te royeren. Klaagster heeft echter verzocht de behandeling inhoudelijk voort te zetten. Bij vonnis van 12 oktober 2011 is de zaak doorgehaald, omdat de kantonrechter niet bevoegd is tot behandeling gelet op het verzoek tot doorhaling van eiseres.
  • In oktober 2011 is klaagster uitgeschreven uit het GBA te [H] en per 17 november 2011 is klaagster in het GBA te [G] ingeschreven.

2.De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat en in hoofdzaak over dat:
a: de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door haar in beide dossiers ten onrechte waarschuwingsbrieven te sturen;
b: de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld door de proceskosten bij haar in rekening te brengen;
c: de gerechtsdeurwaarder haar heeft gedagvaard, terwijl zij zich aan de betalingsregeling heeft gehouden;
d: de gerechtsdeurwaarder, na toezegging, de dagvaarding niet heeft ingetrokken;
e: de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding niet op het juiste adres heeft betekend.

3.Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gedeeltelijk erkend en gedeeltelijk gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt daarop hierna ingegaan.

4.Beoordeling van de klacht

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Het gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet worden aangemerkt als beklaagde. Nu uit de stukken valt af te leiden dat de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarder, wordt hij aangemerkt als beklaagde.
4.2
Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel moet worden opgelegd.
4.3
De gerechtsdeurwaarder erkent dat in beide dossiers ten onrechte waarschuwingsbrieven zijn verzonden doordat de met klaagster getroffen betalingsregeling niet goed was ingevoerd en doordat niet alert is gereageerd op de meldingen van klaagster dat de betalingen wel tijdig waren voldaan. Ook erkent hij dat de dagvaarding in de zaak van AGIS ondanks de toezegging aan klaagster niet is ingetrokken en dat klaagster is aangesproken tot betaling van de door haar niet verschuldigde proceskosten. Tot slot stelt hij dat het teveel betaalde bedrag aan proceskosten van € 0,97 teruggestort had moeten worden.
4.4
De Kamer is van oordeel dat de hiervoor genoemde opeenstapeling van fouten, in samenhang bezien met het feit dat niet adequaat is gereageerd op de herhaalde mededelingen van klaagster dat zaken niet goed gingen en met het feit dat de gerechtsdeurwaarder niet tot terugstorting van het door klaagster teveel betaalde bedrag is overgegaan, zodanig ernstig is dat de klacht op grond daarvan gegrond dient te worden verklaard en dat oplegging van na te melden maatregel gerechtvaardigd is.
4.5
De klacht dat klaagster ten onrechte is gedagvaard, slaagt niet. Uit de stukken blijkt immers dat de betalingsregeling - al dan niet door miscommunicatie - niet goed werd nagekomen. Gelet daarop heeft de gerechtsdeurwaarder niet klachtwaardig gehandeld door klaagster te dagvaarden.
4.6
Voorts is de Kamer van oordeel dat het niet klachtwaardig is dat de dagvaarding op 9 juni 2011 is uitgebracht op het oude adres van klaagster. Daarbij is in aanmerking genomen dat klaagster daar ten tijde van de dagvaarding nog stond ingeschreven. Klaagster heeft in haar brief van 11 mei 2012 zelf aangegeven dat zij de gerechtsdeurwaarder geen adreswijziging heeft gestuurd en dat zij eerst in telefoongesprekken op 10 juni 2012 met (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder haar correspondentieadres uitdrukkelijk ter sprake heeft gebracht. Dat klaagster de opdrachtgever eerder wel schriftelijk heeft geïnformeerd over haar verblijf- dan wel correspondentieadres maakt dit niet anders. De opdrachtgever heeft dit kennelijk niet aan de gerechtsdeurwaarder doorgegeven, zodat de gerechtsdeurwaarder terzake geen verwijt treft.
5. Gelet op vorenstaande wordt als volgt beslist.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
  • verklaart de klacht gegrond ten aanzien van het onder 4.4. genoemde;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond,
  • legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mrs. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.
Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.