beslissing
________________________________________________________________________
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.117.588/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 209.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 juni 2013
[gerechtsdeurwaarder]
gemachtigde: mr
B.T.M. Duivenvoorden,
APPELLANT,
[klaagster],
wonend te Hoensbroek,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 29 november 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 23 oktober 2012. Bij die beslissing heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klaagster, ingediende klacht gegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van berisping.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 6 maart 2013 een schriftelijke reactie ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 maart 2013.
De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overlegde pleitnotitie. Klaagster is, met berichtgeving aan het hof, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
De gerechtsdeurwaarder heeft op 10 maart 2011 en 30 januari 2012 beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige teruggave van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij de beslagvrije voet op nihil bepaald.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster beklaagt zich erover dat:
4.1. de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op nihil heeft bepaald, terwijl hij had kunnen weten dat het inkomen van klaagster beneden het wettelijk minimum loon ligt.
4.2. de gerechtsdeurwaarder in 2011 de geïncasseerde gelden heeft teruggestort op een andere bankrekening dan door klaagster expliciet bij hem was opgegeven.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft zich tegen de klachten verweerd. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.
6. De beoordeling
6.1. Als onbetwist is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op nihil heeft bepaald zonder voorafgaand enige informatie in te winnen over de financiële situatie van klaagster. Dergelijk handelen/nalaten acht het hof evenals de kamer laakbaar. Bij het inzetten van een ingrijpend middel als beslaglegging, mag van de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Aan het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat de eerste beslagleggend gerechtsdeurwaarder uiteindelijk de hoogte van de beslagvrije voet bepaalt, gaat het hof voorbij, aangezien de gerechtsdeurwaarder hiermee zijn eigen verantwoordelijkheid in deze miskent. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder in zijn eigen proces-verbaal aan de derde meegedeeld dat de beslagvrije voet op nihil moet worden gesteld.
6.2. Verder rekent het hof de gerechtsdeurwaarder aan dat hij de ten onrechte geïncasseerde gelden (van de beslaglegging van 10 maart 2011) op een andere bankrekening heeft overgemaakt dan klaagster bij brief van 29 april 2011 had opgegeven. Hierdoor zijn de gelden niet bij klaagster terecht gekomen. Naar het oordeel van het hof betaamt dit een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder niet. Dat bij de terugstorting, zoals door de gerechtsdeurwaarder is betoogd, niet is opgemerkt dat klaagster een ander rekeningnummer had doorgegeven dan in de database van de gerechtsdeurwaarder bekend was, maakt dit niet anders en komt voor risico van de gerechtsdeurwaarder.
6.3. Gelet op het voorgaande heeft de kamer de klacht op beide onderdelen terecht gegrond verklaard.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 juni 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 23 oktober 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 209.2012 ingediend door:
[klaagster],
wonende te Hoensbroek,
klaagster,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder],
beklaagde,
gemachtigde B.T.M. Duivenvoorden.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 2 maart 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.
Bij brief van 4 april 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 31 juli 2012 heeft klaagster een reactie gegeven op het verweer van de gerechtsdeurwaarder.
De klacht is behandeld ter zitting van 11 september 2012 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 23 oktober 2012.