ECLI:NL:GHAMS:2013:2563

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
200.092.768/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de afhandeling van een nalatenschap

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris met betrekking tot diens handelwijze bij de afhandeling van de nalatenschap van de vader van de klager. De klager, die samen met zijn zus erfgenaam is, verwijt de notaris dat hij zonder overleg met hen heeft meegewerkt aan een akte die de wettelijke verdeling van de nalatenschap ongedaan maakte. Deze akte werd opgesteld door de tweede vrouw van de vader van de klager, die gebruik maakte van haar recht om de verdeling te wijzigen. De klager stelt dat de notaris hem niet heeft geïnformeerd over deze wijziging en dat hij niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken om informatie. De kamer van toezicht over de notarissen had eerder de klacht van de klager deels gegrond verklaard, maar de notaris had een waarschuwing gekregen. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat de notaris niet verwijtbaar heeft gehandeld met betrekking tot de medewerking aan de akte, omdat de stiefmoeder van de klager het recht had om de verdeling te wijzigen zonder instemming van de andere erfgenamen. Echter, het hof oordeelt dat de notaris tekort is geschoten in zijn informatieplicht door de klager niet tijdig te informeren over de gewijzigde keuze van de stiefmoeder en niet adequaat te reageren op de brief van de klager. Desondanks oordeelt het hof dat deze tekortkomingen niet zo ernstig zijn dat een maatregel tegen de notaris noodzakelijk is. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer en verklaart de klacht deels gegrond en deels ongegrond, zonder oplegging van een maatregel aan de notaris.

Uitspraak

beslissing
_______________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.092.768/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : KL 18/2010
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 juni 2013
inzake:
[naam],
notaris te [gemeente],
APPELLANT,
t e g e n
[naam],
wonend te [gemeente],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Door appellant, verder de notaris, is bij een op 23 augustus 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Breda, verder de kamer, van 19 juli 2011. Bij deze beslissing is de tegen de notaris gerichte klacht van geïntimeerde, hierna klager, op één onderdeel gegrond verklaard ter zake waarvan aan de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2.
Van de zijde van klager is op 3 oktober 2011 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2012.
Klager en zijn echtgenote zijn verschenen. Voorts is de notaris verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van door hem ter zitting overgelegde aantekeningen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

Voor de weergave van het standpunt van klager verwijst het hof naar de bestreden beslissing. Klager heeft zijn klacht in hoger beroep gehandhaafd.
De klacht van klager heeft betrekking op de handelwijze van de notaris bij de afhandeling van de nalatenschap van de vader van klager, [naam].
Klager verwijt de notaris dat hij, zonder dat er enig overleg met klager en zijn zus heeft plaatsgevonden, zijn medewerking heeft verleend aan een akte waarbij door de tweede vrouw van zijn vader, mevrouw [naam], de wettelijke verdeling van de nalatenschap van zijn vader ongedaan werd gemaakt. Zij heeft daarbij gekozen voor het aan haar door zijn vader bij testament toegekende keuzelegaat afgifte goederen. Tussen mevouw [naam] enerzijds en klager en zijn zus als mede-erfgename anderzijds was eerder een andere wijze van afwikkeling van de nalatenschap overeengekomen, hetgeen de notaris bekend was.
Daarnaast verwijt klager de notaris dat hij in zijn voorlichtende taak is tekortgeschoten omdat de notaris hem over die afwijkende keuze niet heeft ingelicht/voorgelicht en daarop evenmin een toelichting heeft gegeven nadat de betreffende akte was verleden. Tevens verwijt klager de notaris dat hij op zijn verzoeken om informatie over deze kwestie, met name bij brief van 3 oktober 2010, niet heeft gereageerd.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft zich verweerd. Voor zover relevant zal het inhoudelijk verweer ten aanzien van de klachtonderdelen aan de orde komen in de beoordeling.

6.De beoordeling

6.1.
De kamer heeft het klachtonderdeel met betrekking tot de medewerking van de notaris aan de akte ongedaanmaking ongegrond geoordeeld. Daaraan heeft de kamer - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat mevrouw [naam] gerechtigd was de wettelijke verdeling ongedaan te maken en in afwijking van het eerder aan klager en zijn zus gedane verdelingsvoorstel voor het keuzelegaat afgifte goederen te kiezen aangezien zowel het ongedaan maken van de wettelijke verdeling als de keuze voor één van de in het testament opgenomen keuzelegaten een eenzijdige rechtshandeling betreft, waarvoor geen instemming van de overige erfgenamen is vereist. Aldus kan aan de notaris niet worden verweten dat hij medewerking heeft verleend aan (het opmaken van) de akte ter zake.
In dit verband heeft de kamer tevens het verwijt van klager betreffende het tekortschieten in de informatieplicht ongegrond geoordeeld. De kamer heeft daartoe overwogen dat er voor de notaris geen plaats was zijn medewerking aan de desbetreffende akte op te schorten voor overleg met klager en diens zus, aangezien klagers stiefmoeder, zoals hiervoor overwogen, vrij was in haar keuze. Voor dergelijk overleg was, gezien de korte termijn die nog restte voordat de voor de ongedaanmaking van de wettelijke verdeling geldende termijn van drie maanden zou zijn verstreken, geen ruimte.
Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer ten aanzien van dit klachtonderdeel. Het hof deelt het oordeel van de kamer.
6.2.
De kamer heeft de klacht met betrekking tot het tekortschieten in de informatieplicht gegrond verklaard ten aanzien van (1) het, vóór het passeren van de akte, niet informeren over de omstandigheid dat de stiefmoeder van klager tot een andere keuze was gekomen, (2) het zonder enige toelichting aan klager en zijn zus toesturen van een afschrift van de definitieve akte en (3) het niet beantwoorden van de brief van klager van 3 oktober 2010.
De notaris heeft aangevoerd dat hij zelf aan klager en zijn zus niet eerder een conceptakte heeft gestuurd, maar dat pas zou doen als hun stiefmoeder akkoord was met het concept. Dat neemt echter niet weg dat de notaris ervan op de hoogte was dat klager en zijn zuster in het bezit waren van de door de notaris naar aanleiding van de aanvankelijke keuze van hun stiefmoeder opgestelde conceptakte die tot dat moment het uitgangspunt was. Aangezien de gewijzigde keuze pas werd gemaakt kort voordat de andersluidende akte getekend zou worden en hieraan voor klager en zijn zus als mede-erfgenaam gevolgen waren verbonden, ware het, ongeacht het ontbreken van een rechtsplicht hiertoe, juister geweest als de notaris klager en diens zuster van de gewijzigde keuze van hun stiefmoeder op de hoogte had gesteld en daarbij een korte toelichting had gegeven. Het hof acht echter de tekortkoming van de notaris op dit punt niet van dien aard dat terzake het opleggen van een maatregel op zijn plaats is. Het hof laat daarbij meewegen dat de notaris onweersproken heeft gesteld dat klager door de belastingadviseur namens de stiefmoeder op de hoogte was gesteld van haar andere keuze.
6.3.
Ten slotte valt het de notaris aan te rekenen dat hij niet de moeite heeft genomen klager de ontvangst van zijn brief van 3 oktober 2010 te bevestigen, zeker nu het (persoonlijk) gesprek, dat kort na ontvangst van de brief zou plaatsvinden (om welke reden de notaris het ten tijde van de ontvangst van de desbetreffende brief kennelijk niet opportuun vond om vooruitlopende op dat gesprek te reageren) geen doorgang heeft gevonden. Dat klager nooit meer zou hebben gevraagd om beantwoording van de betreffende brief maakt dat niet anders.
6.4.
Het bovenvermelde is redengevend voor het oordeel van het hof dat de notaris in voege als voormeld bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden onzorgvuldig heeft gehandeld. Deze tekortkomingen zijn evenwel niet dusdanig verwijtbaar dat een maatregel op zijn plaats is. Het hof zal de beslissing van de kamer vernietigen en de klachten deels ongegrond en deels gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel aan de notaris.
6.5.
Hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het vorenoverwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beslissing van de kamer van 19 juli 2011;
en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 6.1. ongegrond;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 6.2. gegrond zonder oplegging van een maatregel aan de notaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verweij, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 juni 2013 door de rolraadsheer.