Uitspraak
mr. W.P.G.M. Schellekens-Stoks, advocaat te Nijmegen,
1. Het geding in hoger beroep
2. De stukken van het geding
3. De feiten
4. Het standpunt van klaagster
Als de notaris direct de juiste volmacht had opgesteld, was het inschakelen van een advocaat niet nodig geweest.
5. Het standpunt van de notaris
6. De beoordeling
7. De beslissing
,
klaagster,
1.Het verloop van de procedure
2.Vaststaande feiten
De zuster wilde echter pas de nieuwe volmacht ondertekenen als zij meer informatie had ontvangen over de (in)boedelbestanddelen. De notaris heeft haar bij e-mail van 17 april 2008 de informatie verstrekt, met de mededeling dat er inmiddels een aantrekkelijk bod op de woning was gedaan, waarop snel gereageerd moest worden. De zuster heeft in reactie hierop in haar brief van 20 april 2008 meegedeeld dat zij nog niet alle gevraagde informatie had ontvangen.
Bij brief van 21 april 2008 aan de zuster heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, gedreigd namens klaagster een kort geding aan te spannen, indien de zuster niet binnen 24 uur haar medewerking zou verlenen aan de verkoop van de woning. De zuster van klaagster heeft op 22 april 2008 de volmacht ondertekend en op 24 april 2008 heeft de notaris een nieuwe verklaring van erfrecht gepasseerd.
Op 22 augustus 2008 is de woning bij volmacht door de erfgenamen geleverd aan [naam].
In reactie hierop heeft de notaris in zijn e-mailbericht van 8 oktober 2008 aan klaagster toegezegd dat hij de volgende dag de bank zou verzoeken om haar deel van de effectenportefeuille naar haar over te maken.
Nadat klaagster had gemerkt dat de notaris geen contact had opgenomen met de bank, heeft zij haar verzoeken aan de notaris om de niet omstreden gelden over te maken en de aandelenportefeuille te verdelen diverse malen telefonisch, per e-mail en in een persoonlijk gesprek op 17 oktober 2008 herhaald. Uiteindelijk heeft de notaris een voorschot op de bankrekening van klaagster gestort. De aandelen zijn niet overgedragen.
De notaris heeft gereageerd in zijn e-mail van 13 april 2010 aan [notaris], waarin hij heeft toegezegd om uiterlijk op 15 mei 2010 een voorstel voor verdeling te zullen doen.
heeft in zijn e-mailbericht van 27 april 2010 aan de notaris verzocht om alle aan klaagster toekomende gelden aan haar uit te keren. De notaris heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
Mr. Parramore heeft in zijn brief van 5 juli 2010 de notaris verzocht om over te gaan tot uitkering van het voorschot.
Nadat mr. Parramore in zijn e-mailbericht van 23 juli 2010 had gedreigd met het nemen van rechtsmaatregelen, heeft de notaris op dezelfde dag het beloofde voorschot alsnog aan klaagster uitbetaald.
3.De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer
De notaris heeft klaagster nooit op de hoogte gesteld van het bestaan van deze volmacht. Als hij dit wel had gedaan, had hij haar veel werk uit handen kunnen nemen in de voor haar zware periode voorafgaand aan het overlijden van moeder. Klaagster heeft de notaris voortdurend op de hoogte gehouden van de situatie van moeder en ook van het feit dat het haar veel energie en moeite kostte om de belangen van haar moeder te behartigen.
De notaris heeft alleen na lang aandringen tweemaal een voorschot uitgekeerd. Hij heeft echter nog steeds gelden en aandelen onder zich, zonder dat daarvoor een geldige reden is. Dit betekent voor klaagster dat zij haar effecten al die tijd niet naar eigen goeddunken heeft kunnen beheren. Evenmin heeft zij overzichten ontvangen waarin is vermeld op welke wijze de onder de notaris berustende gelden en effecten zijn beheerd.
4.De beoordeling van de klacht
In artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Dit betekent dat voor zover de verzoeken zijn gedaan vóór 7 mei 2007 – zijnde drie jaren vóór de datum waarop de klacht is ingediend - klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht, omdat zij langer dan drie jaar hiervan op de hoogte is.
Uit de klacht blijkt dat in ieder geval eind juli 2007, toen bekend was dat moeder binnenkort zou overlijden, klaagster namens moeder telefonisch aan de notaris heeft doorgegeven dat moeder hem wilde spreken. Dit gedeelte van het klachtonderdeel is wel tijdig ingediend.
Klaagster kan tevens als belanghebbende worden aangemerkt. Uit de aantekeningen van moeder in de na haar overlijden geopende enveloppe is gebleken dat moeder de zuster van klaagster wilde onterven volgens het nieuwe erfrecht 2003. Het is zeer waarschijnlijk dat moeder hierover de notaris had willen spreken. Indien een gewijzigd testament tot stand was gekomen naar aanleiding van een bezoek van de notaris aan moeder, zou klaagster enig erfgenaam zijn geweest en zou haar zuster alleen een vordering op de nalatenschap hebben gehad. Dit zou de juridische positie van klaagster hebben versterkt en de afwikkeling van de nalatenschap hebben vereenvoudigd.
Gelet ook op de rol van klaagster als belangenbehartiger van moeder in de laatste fase van haar leven en gezien het feit dat moeder zelf geen klacht meer kan indienen, dient klaagster als belanghebbende te worden beschouwd.
De Kamer is echter van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van de notaris behoort dat hij zich er zelf van vergewist of degene die contact met hem zoekt zijn wil voldoende kan bepalen. Hij had moeder derhalve moeten bezoeken om zelf een mening te vormen over haar geestelijke gesteldheid en niet mogen afgaan op de berichten van anderen. De Kamer tilt zwaar aan wat welhaast neerkomt op een dienstweigering.
Dit klachtonderdeel is gegrond, voor zover het betrekking heeft op het verzoek om contact op te nemen met moeder vlak voor haar overlijden in de zomer van 2007. Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op de periode daarvoor, kan klaagster niet worden ontvangen in dit klachtonderdeel.
Klaagster kan tevens als belanghebbende bij de klacht worden beschouwd om de redenen verwoord in overweging 4.1.
Hij heeft hiermee echter naar het oordeel van de Kamer in strijd met artikel 48 van de Wna gehandeld. Hij had geen stukken onder zich mogen houden waarvan hij de inhoud niet kende. Hij had de enveloppe direct moeten openen dan wel terug moeten sturen dan wel in overleg erover moeten treden. In ieder geval had hij er geen onduidelijkheid over mogen laten bestaan.
Dit klachtonderdeel treft dan ook doel.
Ook is zij als belanghebbende bij dit klachtonderdeel aan te merken. Indien de notaris op de bestaande volmacht had gewezen, had [kandidaat-notaris] klaagster veel praktische zaken uit handen kunnen nemen, waardoor de periode voorafgaand aan het overlijden van moeder voor klaagster minder belastend was geweest.
Naar het oordeel van de Kamer had de notaris dit wel moeten weten. Hij was ervan op de hoogte dat klaagster veel zaken voor haar moeder moest regelen en dat dit belastend voor haar was. Het behoort tot de zorgplicht van een notaris dat hij onder die omstandigheden in ieder geval nagaat of een dergelijke volmacht door moeder is afgegeven.
Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
Dit klachtonderdeel is gegrond.
De Kamer is van oordeel dat de notaris het verwijt in dit klachtonderdeel voldoende heeft weerlegd. Zoals ook uit de stukken blijkt, is klaagster akkoord gegaan met de keuze van de makelaar. Het lijkt erop dat de weerzin van klaagster met name in een later stadium is ontstaan. Dit is een omstandigheid die de notaris niet kan worden tegengeworpen.
Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.
Overigens acht de Kamer het niet onjuist dat een notaris aan partijen doorgeeft dat de makelaar beslaglegging overweegt als zij de courtage niet betalen. Deze mededeling kan dan ook niet als een dreigement worden opgevat.
Dit klachtonderdeel treft geen doel.
Gelet op de ontstane situatie, waarbij de spanningen hoog waren opgelopen, acht de Kamer het begrijpelijk dat de notaris heeft geprobeerd om klaagster buiten het kantoor te houden en gebruik te maken van de aan hem verleende volmacht. Van een bedreiging van klaagster door de notaris is dan ook geen sprake.
Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.
Uit de stukken blijkt dat de notaris op verzoeken van partijnotaris [notaris] en advocaat mr. Parramore te laat heeft gereageerd en bovendien vaak pas na dreiging met indienen van een klacht dan wel het nemen van rechtsmaatregelen. Het betaamt een notaris niet om stelselmatig niet dan wel te laat reageren op brieven en e-mailberichten.
Het klachtonderdeel dient dan ook gegrond te worden verklaard.
De notaris heeft in reactie daarop in zijn brief van 8 oktober 2008 toegezegd dat hij de volgende dag de bank de opdracht zou geven om haar deel van de effectenportefeuille aan haar over te maken. Uit de stukken blijkt echter dat hij dit niet heeft gedaan. Hij heeft enkel een voorschot aan klaagster uitgekeerd.
Klaagster heeft in het jaar 2010 partijnotaris [notaris] ingeschakeld omdat de nalatenschap nog steeds niet was afgewikkeld. [notaris] heeft getracht om met de notaris in overleg te treden om tot een definitieve afwikkeling te komen. Uiteindelijk heeft de notaris in zijn e-mailbericht van 13 april 2010 toegezegd dat hij op 15 mei 2010 een voorstel voor de verdeling zou doen, maar aan deze toezegging heeft hij zich evenmin gehouden. Pas nadat advocaat mr. Parramore door klaagster was ingeschakeld, heeft hij een concept van de staat van uitgaven en ontvangsten opgesteld. Voor uitbetaling van een tweede voorschot was dreiging met het nemen van rechtsmaatregelen door mr. Parramore nodig.
Pas na de mondelinge behandeling is hij daadwerkelijk begonnen de nalatenschap definitief af te handelen.
De Kamer acht het onbegrijpelijk dat de notaris de nalatenschap, ondanks vele verzoeken van klaagster, [notaris] en mr. Parramore, zo lang onverdeeld heeft gelaten. Hij heeft gedurende die lange tijd ook onvoldoende inzicht gegeven in de omvang en het beheer van de boedel. Hij is hiermee ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht als notaris.
Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.
De Kamer is van oordeel dat de geconstateerde onzorgvuldigheden dusdanig ernstig zijn dat ter zake daarvan een maatregel dient te worden opgelegd. De klachtonderdelen 8 en 9 rekent zij de notaris zwaar aan, omdat hij hier niet voor het eerst in gebreke is.
Jarenlang is de boedel zonder een aanwijsbare reden onverdeeld gebleven en is onvoldoende inzicht gegeven in de wijze waarop de onder hem berustende gelden en aandelen zijn beheerd. De communicatie verliep gebrekkig en toezeggingen werden gedaan die niet dan wel pas na lang aandringen werden nagekomen. Klaagster heeft een partijnotaris en vervolgens een advocaat moeten inschakelen om de notaris tot enige actie te bewegen en uiteindelijk was er een mondelinge behandeling van de door klaagster tegen hem ingediende klacht door de Kamer voor nodig om over te gaan tot de definitieve afhandeling van de nalatenschap, zoals die blijkt uit de hierboven onder het verloop van de procedure vermelde stukken c tot en met f. De Kamer acht dit dusdanig laakbaar dat zij in haar oordeel niet heeft meegewogen dat de notaris na de mondelinge behandeling van de klacht de zaak alsnog lijkt te zijn gaan afwikkelen.
De Kamer heeft in 2000 aan de notaris een berisping in de zin van de Wet op het notarisambt 1842 (hetgeen overeenkomt met de maatregel van waarschuwing volgens de huidige Wna) opgelegd omdat hij brieven van klager niet dan wel veel te laat had beantwoord. In 2001 heeft de Kamer de notaris een berisping opgelegd vanwege het feit dat hij gedurende een aantal jaren geen actie had ondernomen tot afwikkeling van een nalatenschap en diverse toezeggingen had gedaan zonder die na te komen. De Kamer heeft in 2005 geconstateerd dat de notaris stelselmatig niet had gereageerd op diverse brieven en telefonische verzoeken om terug te bellen en zijn belofte om binnen een bepaalde termijn alsnog te reageren niet was nagekomen.
Ondanks deze eerdere opgelegde maatregelen lijkt de notaris niet van de ernst van zijn nalaten in de onderhavige zaak doordrongen te zijn.
In dit geval komt daar nog eens bij de weigering van dienstverlening aan een bejaarde dame, wier testament hij eerder verleden had en niet lang meer te leven had. Het is onbegrijpelijk dat een notaris een enveloppe niet opent en van een bezoek afziet op grond van mededelingen van derden (mogelijk zelfs belanghebbenden).
De Kamer acht het optreden van de notaris dermate strijdig met de zorgplicht die hij jegens zijn cliënten dient te betrachten, dat zij de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee maanden aangewezen acht.