beslissing
_______________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.118.407/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 12.02
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 20 augustus 2013
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
gemachtigde: [naam], notaris te [vestigingsplaats],
[verweerder],
notaris te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 12 december 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 14 november 2012, waarbij de kamer klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, niet ontvankelijk heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 8 februari 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 15 mei 2013 zijn van de zijde van klaagster nog producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 juni 2013. Klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De notaris heeft vooraf te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de notaris dat hij in de periode van begin 2007 tot eind januari 2012 herhaaldelijk onzorgvuldig en ondeskundig en daarmee in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld, hetgeen in strijd is met de artikelen 17 en 43 van de Wet op het notarisambt, verder Wna. Klaagster voert hiertoe het volgende aan.
4.1.1. Op uitdrukkelijk initiatief van haar toenmalige echtgenoot heeft begin 2007 op het notariskantoor een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, haar toenmalige echtgenoot en de notaris, waarin kort over het aangaan van huwelijkse voorwaarden door klaagster en haar toenmalige echtgenoot is gesproken. Klaagster heeft toen herhaaldelijk aan de notaris kenbaar gemaakt dat zij niets voelde voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Klaagster heeft na het genoemde gesprek geen enkel contact met de notaris gehad. Omdat haar toenmalige echtgenoot in de periode daarna maandenlang grote emotionele druk op haar uitoefende, heeft klaagster onder protest een volmacht ondertekend. Op die volmacht heeft zij iets geschreven in de trant van “om van de druk af te zijn”. Vervolgens heeft de notaris op basis van de niet gelegaliseerde volmacht op 11 juli 2007 een akte van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk en verdeling en levering (hierna: de akte) gepasseerd. Klaagster heeft concepten noch een afschrift van de akte van de notaris ontvangen. Evenmin heeft zij van de notaris enige uitleg of toelichting bij de akte gekregen. In verband met de aanstaande echtscheiding heeft zij op 9 februari 2009 een bezoek aan de notaris gebracht. Eerst op dat moment heeft klaagster kennis genomen van het bestaan van de akte. Uit het voorgaande blijkt dat de notaris onvoldoende de wil van klaagster heeft gecontroleerd bij het opstellen en passeren van de akte, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten en de juridische kwalificaties met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden en klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en gewaarschuwd over en voor de rechtsgevolgen van de akte.
4.1.2. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van klaagster hiertoe is de notaris telkens weigerachtig gebleven klaagster alle gevraagde stukken uit het dossier toe te sturen.
4.1.3. Bij repliek in eerste aanleg heeft klaagster haar klachten als volgt aangevuld. De notaris had in 2007 wetenschap van het voornemen van de toenmalige echtgenoot van klaagster om een echtscheiding aan te vragen. Dit is bij het bezoek van klaagster aan de notaris op 9 februari 2009 naar voren gekomen, hetgeen op 25 januari 2012 door een medewerker van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) aan klaagster is bevestigd. De notaris heeft vanaf november 2006 alle correspondentie uitsluitend naar het zakelijke en persoonlijke e-mailadres van de toenmalige echtgenoot van klaagster gezonden. De notaris heeft derhalve niet met beide echtelieden gecorrespondeerd. De notaris heeft bij het verlijden van de akte bovendien gebruik gemaakt van een volmacht die niet door klaagster is ondertekend.
4.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft klaagster op vragen van het hof - voor zover van belang - het volgende verklaard. Haar toenmalige echtgenoot wenste een wijziging van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen en verlangde dat zij daartoe een volmacht tekende. Klaagster wist dat het huwelijkse voorwaarden betrof, maar zij was niet op de hoogte van de inhoud daarvan. In het gesprek met de mediator in januari 2009 in het kader van de echtscheiding kwamen de huwelijks voorwaarden aan de orde. Naar aanleiding daarvan en op advies van haar broer heeft klaagster op 9 februari 2009 een bezoek aan de notaris gebracht.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.1. De notaris stelt zich met betrekking tot de eerste vier klachtonderdelen - vervat onder 4.1.1. - op het standpunt dat het klachtrecht van klaagster op de voet van artikel 99 lid 12 Wna is komen te vervallen, nu meer dan drie jaren zijn verstreken vanaf het moment waarop klaagster bekend is geworden met het handelen van de notaris waarop die klachtonderdelen betrekking hebben. Dit blijkt uit het volgende. Op 5 januari 2007 ontving de notaris van het echtpaar per e-mail een brief met de opdracht de uitsluitingsclausule waaronder klaagster een som geld van haar vader had geërfd te ‘neutraliseren’. Vervolgens heeft op 18 januari 2007 op het notariskantoor een bespreking met het echtpaar plaatsgevonden, waarin het voor de notaris duidelijk werd dat het de bedoeling van zowel klaagster als haar toenmalige echtgenoot was de financiële onbalans te corrigeren die was ontstaan door het door klaagster onder uitsluitingsclausule geërfde geldbedrag. Tijdens het gesprek heeft de notaris het echtpaar geïnformeerd over de mogelijkheden en gevolgen van het aangaan van huwelijkse voorwaarden. De bedoeling van het echtpaar werd bevestigd tijdens het e-mailcontact dat de notaris met het echtpaar onderhield. Hierbij heeft de notaris om extra informatie gevraagd en alle vragen van het echtpaar beantwoord. De broer van klaagster, tevens haar gemachtigde, is eveneens notaris en is in het begin bij het proces betrokken geweest. Voorts heeft klaagster de notaris op 30 mei 2007 gevolmachtigd om namens haar (en haar toenmalige echtgenoot) het verzoekschrift goedkeuring huwelijkse voorwaarden staande huwelijk bij de rechtbank in te dienen. Op 1 juni 2007 heeft klaagster hiertoe een tweede verzoekschriftvolmacht getekend. Vervolgens heeft klaagster op 9 juli 2007 een volmacht ondertekend waarbij een medewerker van de notaris werd gevolmachtigd namens haar (en haar toenmalige echtgenoot) de akte te laten passeren. Op die volmachten stond geen aantekening van klaagster. De notaris heeft op de dag van passeren twee afschriften per post naar het huisadres van het echtpaar gezonden. Ook heeft de notaris op 27 juli 2007 per post een afschrift van de inschrijving van de akte in het huwelijksgoederenregister naar het huisadres van het echtpaar gezonden. Klaagster was derhalve volledig bekend met de gang van zaken ten tijde van het opstellen en passeren van de akte.
5.1.2. Omdat zijn geheimhoudingsplicht dat zijns inziens niet toeliet, heeft de notaris klaagster niet direct inzage willen geven in het integrale dossier. De notaris had namelijk ook met de belangen van de voormalige echtgenoot van klaagster te maken. In januari 2012 heeft de notaris de KNB hierover om advies gevraagd. Vervolgens heeft de notaris klaagster bij brief van 25 januari 2012 een groot aantal stukken uit het dossier doen toekomen. Ook heeft de notaris bij zijn verweerschrift in eerste aanleg een aantal stukken uit het dossier gevoegd. De resterende stukken heeft de notaris per e-mail van 13 april 2012 aan klaagster gezonden. Voor zover de notaris niet eerder stukken aan klaagster heeft verstrekt, heeft de notaris daarvoor zijn excuses aan klaagster aangeboden. Met zijn wellicht te strenge interpretatie van de regels die gelden voor de geheimhoudingsplicht heeft de notaris in ieder geval nooit de bedoeling gehad klaagster tegen te werken.
5.1.3. De notaris stelt zich op het standpunt dat klaagster in haar bij repliek ingediende klachten niet ontvankelijk is, aangezien het vaste rechtspraak is dat een klacht in de loop van de tuchtprocedure niet kan worden uitgebreid.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de hiervoor onder 4.1.1. weergegeven klachtonderdelen komt het hof evenals de kamer tot de conclusie dat klaagster daarin niet ontvankelijk is. Op grond van artikel 99 lid 12 (oud) Wna (met ingang van 1 januari 2013 vernummerd tot lid 15) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Vooropgesteld wordt dat klaagster heeft aangevoerd dat zij in het gesprek op 18 januari 2007 herhaaldelijk tegen de notaris heeft gezegd dat zij geen huwelijkse voorwaarden wenste. Daargelaten dat is komen vast te staan dat klaagster naar aanleiding van gesprekken met haar toenmalige echtgenoot over door hem gewenste huwelijkse voorwaarden op 9 juli 2007 de zogenoemde passeervolmacht heeft getekend, heeft klaagster ter zitting verklaard dat in het gesprek met de mediator in januari 2009 in het kader van de echtscheiding de tussen klaagster en haar toenmalige echtgenoot overeengekomen huwelijkse voorwaarden aan de orde kwamen. Op dit moment heeft klaagster in ieder geval kennis genomen van het handelen dan wel nalaten van de notaris dat zij de notaris thans verwijt, namelijk dat de notaris met behulp van een niet gelegaliseerde volmacht de akte heeft gepasseerd en de notaris in dit kader onvoldoende de wil van klaagster heeft gecontroleerd, onvoldoende onderzoek heeft gedaan en klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en gewaarschuwd over en voor de gevolgen van de akte, zodat op dat moment de vervaltermijn van drie jaar van artikel 99 lid 12 (oud) Wna is gaan lopen. Aangezien de klacht van klaagster op 6 februari 2012 bij de kamer is ingekomen, heeft klaagster haar klacht voor wat betreft deze klachtonderdelen te laat ingediend.
6.2. Ten aanzien van het hiervoor onder 4.1.2. weergegeven klachtonderdeel wordt als volgt overwogen. Het hof acht aannemelijk dat de notaris tot de verweten handeling is gekomen doordat hij de regels die gelden voor de geheimhoudingsplicht te streng heeft geïnterpreteerd. Inmiddels heeft hij de relevante stukken uit het dossier aan klaagster ter beschikking gesteld en aan klaagster zijn excuses aangeboden voor zover hij dat te laat heeft gedaan. Een en ander brengt met zich dat het hof de handelwijze van de notaris in deze niet tuchtrechtelijk laakbaar acht. Dit klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
6.3. Anders dan de notaris stelt, kunnen klachten gedurende een tuchtprocedure in eerste aanleg in beginsel door een klager worden aangevuld. Dit zal anders zijn indien de wederpartij niet meer de gelegenheid heeft om daarop (behoorlijk) te reageren, hetgeen in strijd is met de goede procesorde. Nu dit laatste hier niet het geval is, betekent dit dat klaagster in haar bij repliek aangevulde klachtonderdelen, zoals hiervoor onder 4.1.3. weergegeven, kan worden ontvangen. Echter, voor die klachtonderdelen heeft te gelden dat klaagster te laat is met het indienen ervan gelet op het bepaalde in artikel 99 lid 12 (oud) Wna. Hiertoe is het volgende redengevend. Klaagster heeft aangevoerd dat haar tijdens haar bezoek aan de notaris op 9 februari 2009 duidelijk werd dat de notaris wist dat het in 2007 rommelde in het huwelijk van klaagster. Voorts blijkt uit haar klachtschrift (productie 2) dat de notaris op verzoek van klaagster bij dat bezoek een kopie van de zogenoemde passeervolmacht heeft laten zien. Het hof is voorts van oordeel dat het klachtonderdeel dat ziet op het uitsluitend verzenden van e-mails in 2006 door de notaris aan de toenmalige echtgenoot van klaagster valt te scharen onder de hiervoor onder 6.1. beoordeelde klachtonderdelen dat de notaris onvoldoende de wil van klaagster heeft gecontroleerd, onvoldoende onderzoek heeft gedaan, klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en klaagster niet heeft gewaarschuwd over en voor de gevolgen van de akte. Dit betekent dat klaagster respectievelijk op 9 februari 2009 en in januari 2009 van het handelen van de notaris dat zij hem thans verwijt kennis heeft genomen. De repliek van klaagster is op 1 juni 2012 bij de kamer ingekomen, zodat de vervaltermijn van drie jaren uit vorenbedoeld wetsartikel is verstreken.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Nu het hof deels tot een andere beslissing en deels op andere gronden tot een beslissing is gekomen dan de kamer, zal de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid geheel worden vernietigd.
6.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.1.2. ongegrond;
- verklaart klaagster in de klachtonderdelen zoals weergegeven onder 4.1.1. en 4.1.3. niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 augustus 2013 door de rolraadsheer.
KLN 12.02
14 november 2012
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de volgende beslissing op de klacht van [klaagster], hierna te noemen klaagster, tegen [de notaris], notaris te [vestigingsplaats], hierna te noemen de notaris.