Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME) tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof had eerder op 25 september 2012 een tussenarrest uitgesproken en verwees naar dat arrest voor het procesverloop tot die datum. In het hoger beroep heeft PME bezwaar gemaakt tegen een inhoudelijke reactie van de geïntimeerde, die niet in een daarvoor bestemd processtuk was opgenomen. Het hof oordeelde dat dit bezwaar gegrond was en dat de reactie buiten beschouwing moest worden gelaten.
De geïntimeerde had haar eis gewijzigd, maar het hof oordeelde dat deze wijziging ook buiten beschouwing moest blijven, omdat de mogelijkheid van eiswijziging in hoger beroep beperkt is. Het hof had in het tussenarrest al geoordeeld dat de door PME voorgestelde grieven gegrond waren, maar dat de primaire vordering van de geïntimeerde niet voor toewijzing vatbaar was. De subsidiaire vorderingen van de geïntimeerde werden eveneens afgewezen.
Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat zij belang had bij een verklaring voor recht dat het korten van de overdrachtswaarde in strijd was met de Pensioenwet of de Pensioen- en spaarfondsenwet. De geïntimeerde had niet voldoende onderbouwd dat zij aan haar werknemers toezeggingen had gedaan tot hogere pensioenen dan die door PME waren gerealiseerd.
Uiteindelijk vernietigde het hof de vonnissen van de kantonrechter en wees het de vorderingen van de geïntimeerde af. De geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.