ECLI:NL:GHAMS:2013:2834

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
200.124.294/01 OK en 200.124.294/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoeken tot onmiddellijke voorzieningen en onderzoek naar beleid en gang van zaken van Interfisc Holding B.V. en Stichting Calm

Op 3 september 2013 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken met nummers 200.124.294/01 OK en 200.124.294/02 OK. De verzoekster, Stichting Administratiekantoor Interfisc Holding, heeft verzocht om onmiddellijke voorzieningen en een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Interfisc Holding B.V. en Stichting Calm. De Ondernemingskamer heeft eerder op 3 juni, 10 juni en 12 juni 2013 al een onderzoek bevolen naar het beleid van Interfisc. De verzoeken zijn behandeld tijdens een openbare zitting op 18 juli 2013, waar de advocaten van de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat Interfisc een vordering in rekening courant heeft op [C], en dat de banktegoeden van [C] bij Stanford International Bank bevroren zijn. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van Stichting Calm en Interfisc om onmiddellijke voorzieningen afgewezen, omdat er onvoldoende gronden waren om deze verzoeken te honoreren. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat de verzoeken tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [C] niet toewijsbaar zijn, en heeft de kosten van het geding gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.124.294/01 OK en 200.124.294/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 3 september 2013
inzake
de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR INTERFISC HOLDING,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. B.T.M. Steins Bisschop, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFISC HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. B.T.M. Steins Bisschop, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARALT HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. J.A. Meijer,kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
4. de naamloze vennootschap naar het recht van Curaçao,
RAVIL INTERSURANCE N.V.,
gevestigd te Curaçao,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. B.T.M. Steins Bisschop, kantoorhoudende te Den Haag,
en inzake
de stichting
STICHTING CALM,
gevestigd te Curaçao,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.A. Meijer,kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. B.T.M. Steins Bisschop, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFISC HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR INTERFISC HOLDING,
gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. B.T.M. Steins Bisschop, kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen en rechtspersonen zullen in het navolgende (ook) als volgt worden aangeduid:
- Interfisc Holding B.V. met Interfisc;
- Stichting Administratiekantoor Interfisc Holding met Stak Interfisc;
- Maralt Holding B.V. met Maralt;
- [B] met [B] ;
- Maralt en [B] tezamen met Maralt c.s.;
- [C] met [C] ;
- Ravil Intersurance N.V. met Ravil;
- [C] , Interfisc, Stak Interfisc en Ravil tezamen met [C] c.s.;
- [D] met [D] ;
- [E] met [E] ;
- [F] met [F] ;
- prof. mr. P.C. van den Hoek met Van den Hoek;
- dr. mr. C.B. Schutte met Schutte.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 3 juni 2013, 10 juni 2013 en 12 juni 2013 in de zaak met zaaknummer 200.124.294/01 OK.
1.3
Bij de beschikking van 3 juni 2013 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Interfisc over de periode vanaf 1 januari 2012, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van Interfisc en bepaald dat de aandelen in Interfisc met onmiddellijke ingang ten titel van beheer aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon zijn overgedragen.
1.4
Bij de beschikking van 10 juni 2013 heeft de Ondernemingskamer mr. A.L. Leuftink aangewezen als onderzoeker en Van den Hoek aangewezen als bestuurder.
1.5
Bij de beschikking van 12 juni 2013 heeft de Ondernemingskamer Schutte aangewezen als beheerder van aandelen.
1.6
Interfisc heeft bij op 20 juni 2013 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties in de zaak met zaaknummer de 200.124.294/01 OK de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
Van den Hoek te benoemen tot bestuurder van [C] ;
althans de voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.7
Stichting Calm heeft bij op 24 juni 2013 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer (reconventioneel) verzocht - zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
het in 1.6 vermelde verzoek van Interfisc af te wijzen;
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [C] vanaf 31 december 2008;
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
a. [E] te benoemen tot bestuurder van [C] ;
b. althans de voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
Dit verzoek heeft zaaknummer 200.124.294/02 OK.
1.8
Interfisc heeft bij op 5 juli 2013 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen aanvullend verzoekschrift met een productie het in 1.6 weergeven verzoek aangevuld met het verzoek - zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
te bepalen dat de aandelen in [C] ten titel van beheer zijn overgedragen aan Schutte;
Stichting Calm te verbieden in haar hoedanigheid van algemene vergadering van aandeelhouders van [C] een benoemingsbesluit te nemen, althans uit te voeren;
te bepalen dat Van den Hoek een doorslaggevende stem heeft in het bestuur van Interfisc;
te bepalen dat Van den Hoek een doorslaggevende stem heeft in het bestuur van [C] .
1.9
[C] c.s. hebben bij op 12 juli 2013 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht Stichting Calm niet ontvankelijk te verklaren in het in 1.7. vermelde verzoek, althans dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van [E] en [B] in de kosten.
1.1
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 18 juli 2013. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van (een aantal van) de door hen gerepresenteerde partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - pleitaantekeningen. Mr. Meijer heeft het in 1.7 vermelde verzoek vermeerderd in dier voege dat een enquête naar het beleid en de gang van zaken van [C] zal worden bevolen vanaf 2007, en verminderd in zoverre dat het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen niet wordt gehandhaafd. Mr. Steins Bisschop heeft het in 1.9. weergegeven verweer in zoverre aangevuld dat [C] c.s. zich subsidiair refereren aan het oordeel van de Ondernemingskamer. Voorts hebben (vertegenwoordigers van) partijen vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de feiten die zijn vermeld in bovenvermelde beschikking van 3 juni 2013 en voorts van de volgende feiten:
2.1
Interfisc heeft een vordering in rekening courant op [C] .
2.2
Banktegoeden van [C] bij Stanford International Bank Ltd (hierna Stanford Bank te noemen) te Antigua zijn "bevroren" in verband met de curatele waaronder Stanford Bank door de overheid in dat land is gesteld.
2.3
Een overeenkomst van borgtocht tussen [D] en Interfisc, gedateerd 12 december 2012, houdt onder meer in dat Interfisc op 31 december 2008 bij Stanford Bank een banktegoed had uitstaan van € 4.311.553.
2.4
[C] is door middel van een
Stanford receivership certification noticein de gelegenheid gesteld haar aanspraak op de banktegoeden te bevestigen en de tegoeden te incasseren. Daartoe dient zij een
certification formin te vullen, te ondertekenen en in te dienen op uiterlijk 5 augustus 2013.
2.5
De statuten van Stichting Calm houden in, voor zover hier van belang:
"
Artikel 3
1. Het bestuur der stichting bestaat uit een oneven aantal bestuursleden van tenminste drie en maximaal vijf personen (…).
4. Voor het geval de voorzitter, [ [D] ] komt te overlijden (…) wordt nu voor alsdan als voorzitter benoemd [ [E] ].
Artikel 4
(…)
6. Wanneer door het ontstaan van vacatures het aantal bestuursleden is gedaald tot onder het in artikel 3 sub 1 vereiste minimum zal daarin (…) moeten worden voorzien door de benoeming van een (of meer) opvolger(s); in de overige gevallen zijn de overige bestuursleden bevoegd in een vacature te voorzien.
7. (i) Bij verschil van mening danwel bij staking van stemmen tussen de overblijvende bestuursleden omtrent de benoeming zal de voorzitter ter finale beslissing een extra stem worden toegekend;
(…)".
2.6
Het bestuur van Stichting Calm bestond na het overlijden van [D] op 21 maart 2013 uit [E] en [F] . Op 3 juli 2013 is [B] benoemd tot bestuurder van Stichting Calm.
2.7
De oproep voor de op 17 juli 2013 gehouden bestuursvergadering van Stichting Calm houdt onder meer het agendapunt "het bijeenroepen van een algemene vergadering van aandeelhouders van [C] (…) op 28 augustus 2013" in. In de oproep is voorts vermeld dat de algemene vergadering van aandeelhouders van [C] de benoeming van [E] tot bestuurder tot onderwerp zal hebben "indien en voor het geval [de Ondernemingskamer] niet op andere wijze in het bestuur heeft voorzien".

3.De gronden van de beslissing

3.1
Interfisc heeft haar verzoeken tot het treffen van aanvullende onmiddellijke voorzieningen als volgt toegelicht. Interfisc heeft een vordering in rekening-courant op [C] , groot € 606.000. [C] zal haar schuld aan Interfisc pas kunnen voldoen als zij haar vordering ten belope van $ 1.105.425 op Stanford Bank heeft geïncasseerd. Ter bewaring van die laatstgenoemde vordering dient [C] uiterlijk op 5 augustus 2013 een claimformulier in te dienen, en daartoe zal zij slechts in staat zijn indien in haar bestuur is voorzien. Voorts is [C] , naast Van den Hoek, bestuurder van Interfisc. Feitelijk vervult [C] die functie niet. Nu het bestuur van Stichting Calm is aangevuld met [B] , valt de benoeming van [E] tot bestuurder van [C] te verwachten. [C] zal dan [E] naar voren schuiven als feitelijk bestuurder van Interfisc. Daarmee zou een impasse binnen het bestuur van Interfisc, dan feitelijk bestaande uit Van den Hoek en [E] , ontstaan.
3.2
Maralt en [B] hebben het aanvankelijk door hen gevoerde verweer, dat bij benoeming van Van den Hoek tot bestuurder van [C] een conflicterend belang zou ontstaan omdat hij reeds bestuurder van Interfisc is, ter terechtzitting laten varen. De stellingen die zij voor het overige ten verwere naar voren hebben gebracht zullen voor zover nodig in het navolgende aan de orde komen.
3.3
De Ondernemingskamer overweegt met betrekking tot het in 1.6 onder a en de in 1.8 onder a, b en d vermelde verzoeken het volgende. Het betreft verzoeken om onmiddellijke voorzieningen te treffen ten aanzien van [C] in het kader van het bij de beschikking van 3 juni 2013 op de voet van artikel 2:345 lid 1 BW bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Interfisc. Het bevolen onderzoek heeft geen betrekking op het beleid en de gang van zaken van [C] . Een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [C] heeft Interfisc niet – en de verzoekster, Stak Interfisc, evenmin – verzocht, nog daargelaten de vraag of zij in dat verzoek zou kunnen worden ontvangen. Zoals hierna zal blijken is het verzoek van Stichting Calm tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij [C] niet toewijsbaar. In het licht van dit een en ander heeft Interfisc niet toereikend toegelicht op welke gronden de Ondernemingskamer onmiddellijke voorzieningen zou kunnen bevelen ten aanzien van [C] . De enkele verwijzing naar de – beweerdelijke – relatie van zowel Interfisc als [C] met Stichting Calm volstaat niet. Dit leidt tot de conclusie dat de verzoeken die zijn weergegeven in 1.6 onder a en in 1.8 onder a, b en d niet kunnen worden toegewezen.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt voorts dat Van den Hoek ter terechtzitting heeft meegedeeld bezwaar te hebben tegen het hem in zijn hoedanigheid van bestuurder van Interfisc toekennen van een doorslaggevende stem. Toewijzing van het in 1.8 onder c bedoelde onderdeel van het verzoek stuit reeds daar op af.
3.5
Met betrekking tot het in 1.6 onder b genoemde onderdeel van het verzoek overweegt de Ondernemingskamer dat het in de lijn der verwachting ligt dat de algemene vergadering van aandeelhouders van Interfisc, in de persoon van Schutte, maatregelen zal treffen indien [C] een, de algemene vergadering van aandeelhouders onwelgevallige, feitelijke bestuurder bij Interfisc naar voren schuift. Gelet daarop ziet de Ondernemingskamer evenmin aanleiding om andere onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van Interfisc te treffen.
3.6
Stichting Calm heeft aan haar verzoek tot het instellen van een enquête naar het beleid en de gang van zaken van [C] ten grondslag gelegd dat aan de juistheid van dat beleid en die gang van zaken getwijfeld moet worden. Zij heeft naar voren gebracht dat zij, net als Interfisc, behoefte heeft aan beëindiging van de bestuurderloze toestand bij [C] , gelet op de in 3.1 bedoelde noodzaak - die zij onderschrijft - om de vordering op Stanford Bank veilig te stellen. Uit haar stellingen is gebleken dat haar enquêteverzoek hieruit voort vloeit, dat zij benoeming van [E] tot bestuurder beoogt. Zij heeft voorts ter toelichting het volgende gesteld. [C] heeft gelden onttrokken aan Interfisc ten belope van, naar de stand van 31 december 2008, in totaal € 4.311.553 en deze ondergebracht bij een malafide bankinstelling, Stanford Bank. Het tegoed van [C] bij Stanford Bank beloopt thans ruim € 3.000.000 minder. Dit verschil is onverklaard gebleven. [C] heeft ten onrechte geen informatie verstrekt over haar relatie met Stanford Bank aan [E] , [B] en Maralt. Ter terechtzitting heeft zij daar nog aan toe gevoegd dat (i) in de algemene vergadering van aandeelhouders van Interfisc, bestaande uit het bestuur van Stak Interfisc, geen informatie is verstrekt aan [E] en [B] omtrent de relatie van [C] met Stanford Bank, (ii) de fiscale behandeling van de tegoeden bij Stanford Bank van zowel Interfisc als van [C] onduidelijk en risicovol zijn en dat [C] dat had moeten begrijpen.
3.7
[C] c.s. hebben verweer gevoerd.
3.8
Voor zover het enquêteverzoek van Stichting Calm gericht is op het door middel van een onmiddellijke voorziening voorzien in het bestuur van [C] , overweegt de Ondernemingskamer het volgende. Ter terechtzitting heeft het bestuur van Stichting Calm buiten vergadering, met instemming van (de overige) partijen, Van den Hoek benoemd tot bestuurder van [C] . In zoverre heeft Stichting Calm geen belang meer bij haar verzoek.
3.9
Voorzover het enquêteverzoek gebaseerd is op klachten over de informatievoorziening door [C] , geldt het volgende. De Ondernemingskamer laat in het midden op welke grond [C] gehouden zou zijn informatie te verstrekken over haar relatie met Stanford Bank aan [E] , [B] en Maralt, al dan niet in het verband van de algemene vergadering van aandeelhouders van Interfisc. Nu in het bestuur van [C] is voorzien, heeft de Ondernemingskamer geen reden om aan te nemen dat [C] niet op deugdelijke wijze informatie zal verstrekken aan haar aandeelhouder Stichting Calm.
3.1
De Ondernemingskamer overweegt verder dat Stichting Calm, tegenover de betwisting door [C] c.s., onvoldoende heeft toegelicht en geconcretiseerd dat het banktegoed van [C] bij Stanford Bank op onverklaarbare wijze met een bedrag van ruim € 3.000.000 is verminderd. Immers, de enkele verwijzing naar de overeenkomst van borgtocht, die betrekking heeft op een tegoed van Interfisc bij Stanford Bank, is onvoldoende om aan te nemen dat [C] een tegoed van € 4.311.553 had bij Stanford Bank. Stichting Calm heeft niet op andere wijze toegelicht dat het banktegoed van [C] bij Stanford Bank op enig moment ruim € 3.000.000 groter is geweest dan de huidige omvang.
3.11
Ter terechtzitting is gebleken dat Stanford Bank, in de periode dat [C] geld bij haar onderbracht en ondergebracht hield, beschikte over een bankvergunning van Antigua. In het licht van die omstandigheid heeft Stichting Calm evenmin haar stelling, dat het enkele onderbrengen van gelden bij Stanford Bank voldoende grond oplevert voor twijfel aan een juist beleid, voldoende toegelicht. Het betoog, dat [C] had moeten begrijpen dat Stanford Bank "een notoir criminele organisatie bekend om piramidespelen en witwaspraktijken en poederbank" was, volstaat niet.
3.12
De slotsom is dat de Ondernemingkamer geen aanleiding ziet het verzoek tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [C] toe te wijzen. Bij die stand van zaken kunnen de overige stellingen van Stichting Calm en [C] c.s. te dien aanzien, waaronder de stellingen met betrekking tot de ontvankelijkheid van Stichting Calm, onbesproken blijven.
3.13
De Ondernemingskamer ziet aanleiding om de kosten die gemoeid zijn met de onderhavige verzoeken te compenseren zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
in de zaak met nummer 200.124.294/01 OK:
wijst het verzoek af;
in de zaak met nummer 200.124.294/02 OK:
wijst het verzoek af;
in beide zaken:
compenseert de kosten van het geding tussen partijen aldus dat iedere betrokken partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. J.H.M. Willems, raadsheren, en H. de Munnik en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 september 2013.