Uitspraak
mr. A.J. Butterte Hoorn,
mr. F.S. Cuperuste Zwaag (onttrokken).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Asbestsanering B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [geïntimeerde], die in dienst was als asbestsaneerder. De arbeidsovereenkomst werd beëindigd op 2 december 2011, maar de werknemer heeft de vernietigbaarheid van deze beëindigingsovereenkomst ingeroepen, stellende dat deze tot stand is gekomen onder dwang en bedreiging van de werkgever. De kantonrechter had in een eerder vonnis de werkgever veroordeeld tot doorbetaling van het loon tot 11 maart 2012, wat Asbestsanering in hoger beroep aanvecht.
Het hof heeft de grieven van Asbestsanering beoordeeld, waarbij het hof oordeelt dat de werkgever zich had moeten vergewissen van de wil van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Het hof concludeert dat de omstandigheden ten tijde van de beëindigingsovereenkomst niet voldoende zijn onderzocht door de werkgever. De inschrijving van de werknemer als zelfstandige in het Handelsregister na de ondertekening van de beëindigingsovereenkomst biedt onvoldoende bewijs dat hij zich bewust was van de mogelijke negatieve gevolgen van de beëindiging.
De grieven van Asbestsanering worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Asbestsanering wordt veroordeeld in de kosten van de procedure aan de kant van de werknemer, die in hoger beroep zijn begroot op € 299,- aan verschotten. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2013.