3.13.1[geïntimeerde] heeft als getuige, onder meer en voor zover van belang, verklaard:
- dat er tussen hem en zijn vrouw een duidelijke taakverdeling bestaat waarbij zij alle financiën doet en hij daar niets aan doet;
- dat dit altijd zo tussen hem en zijn vrouw is geweest;
- dat hij niet weet of zij meer dan één bankrekening hebben;
- dat hij geen pinpas heeft;
- dat hij, als hij geld nodig heeft, dit van zijn vrouw krijgt;
- dat zijn vrouw de post uit de brievenbus haalt;
- dat hij nooit post openmaakt;
- dat zijn vrouw in 2004 huilend bij hem kwam en over[appellante] vertelde;
- dat hij zulke dingen stom vindt;
- dat hij toen kwaad is geworden.
3.13.2[X] heeft als getuige, onder meer en voor zover van belang, verklaard:
- dat zij drie rekeningen hebben; een betaalrekening bij de ING waarop de salarissen van haar en haar man worden gestort, een rekening bij Reaal waarop zij maandelijks een bedrag spaart en nog een andere rekening bij een bank waarvan de naam haar niet meteen te binnen schiet;
- dat de ING rekeningen een en/of-rekening is, de andere twee rekeningen mogelijk ook;
- dat ze denkt dat haar man niet weet dat ze maandelijks spaart;
- dat zij dat soort dingen allemaal regelt, al vanaf dat ze getrouwd zijn;
- dat, als haar man geld nodig heeft, hetgeen niet vaak het geval is, zij dat contant aan hem geeft;
- dat zij grote uitgaven bespreken, maar dat zij voor de financiële kant zorgt;
- dat zij ongeveer iedere drie weken een afschrift van de ING-rekening krijgt, die zij opbergt in een map;
- dat zij zeker weet dat haar man niet naar de bankafschriften kijkt;
- dat zij de leaseovereenkomst is aangegaan, omdat zij gebeld werd door een persoon van [bedrijf 4]; dat er daarna tweemaal iemand overdag langs is geweest, toen haar man niet thuis was;
- dat zij als doel met de leaseovereenkomst had om een spaarbedrag te krijgen;
- dat zij het op een gegeven moment tijd vond worden om haar man op de hoogte te brengen van de overeenkomst;
- dat zij hem toen gezegd heeft dat ze iets doms had gedaan;
- dat zijn reactie was dat hij vond dat ze iets stoms had gedaan; dat hij boos was.
3.13.3In een in de procedure overgelegde schriftelijke verklaring van [Y], dochter van [geïntimeerde], staat onder meer:
‘Ik kan me vanaf kinds af aan niet herinneren dat mijn vader zich ooit met financiële zaken heeft bemoeid. In ons gezin was mijn moeder degene die de financiële zaken regelde en heeft mijn vader zich daar niet of nauwelijks mee bemoeid, bankafschriften e.d. acceptgiro’s was iets wat hij niet open maakte en niet uitschreef.’
3.13.4[Z], de zus van [geïntimeerde], verklaart in een in de procedure overgelegde schriftelijke verklaring onder meer als volgt:
‘Mijn schoonzuster heeft mij gevraagd om te verklaren dat mijn broer zich absoluut niet met financiën bemoeide. Dat is ook zo. Het komt voort uit onze opvoeding, het was bij ons heel normaal dat mijn vader er blindelings op vertrouwde dat mijn moeder de financiën goed regelde, hij bemoeide zich nooit met bankzaken. Bij mijn schoonzuster en mijn broer is het precies zo. Mijn schoonzuster doet de financiën en mijn broer bemoeit zich nooit met financiën, hij heeft zelfs geen bankpas.’