ECLI:NL:GHAMS:2013:3087

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
200.112.482-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concernaansprakelijkheid van moedervennootschap jegens crediteuren van dochtervennootschap

In deze zaak gaat het om de vraag of een moedervennootschap onrechtmatig handelt jegens de crediteuren van haar dochtervennootschap wanneer zij zich haar vordering op die dochter laat voldoen. De appellante, Domus Aurea German Real Estate Holding B.V., is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat Domus Holding onrechtmatig had gehandeld door zich op 18 februari 2010 een vordering van haar dochtervennootschap Domus Retail te laten voldoen, terwijl zij rekening moest houden met de mogelijkheid dat andere crediteuren van Domus Retail niet volledig betaald konden worden. De rechtbank had de schade als gevolg van deze onrechtmatige daad begroot op € 980.560,94 en Domus Holding veroordeeld tot betaling aan Corealcredit Bank AG, de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.112.482/01
zaak- en rolnummer rechtbank: 446096 / HA ZA 09-4018
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOMUS AUREA GERMAN REAL ESTATE HOLDING B.V.
gevestigd te Eindhoven,
appellante,
advocaat: mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
COREALCREDIT BANK AG,
gevestigd te Frankfurt am Main, Bondsrepubliek Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K.A. Jelsma te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Domus Holding en Corealcredit genoemd.
Domus Holding is bij dagvaarding van 7 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2011 en 27 juni 2012, gewezen tussen haar als gedaagde sub 2 en Corealcredit als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- anticipatie-exploot van Corealcredit;
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 21 juni 2013 doen bepleiten, Corealcredit door mrs. S.H. Bouwens en C.C.A. van Rest, beiden advocaat te Amsterdam, en Domus Holding door haar indirect bestuurder [X]. De advocaten van Corealcredit hebben gebruik gemaakt van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Corealcredit nog producties in het geding gebracht, genummerd 36 en 37.
Ten slotte is door partijen arrest gevraagd.
Domus Holding heeft geconcludeerd dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van Corealcredit alsnog zal afwijzen, met haar veroordeling in de proceskosten, met nakosten en rente en uitvoerbaar bij voorraad.
Corealcredit heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van Domus Holding in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis onder 2.1 tot en met 2.24 de feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2.2
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.1
Domus Holding houdt 90% van de aandelen in Domus Aurea German Retail Fund B.V. (hierna: Domus Retail). Eerder genoemde Van Nieuwburg is indirect enig bestuurder van deze beide vennootschappen.
2.2.2
Corealcredit (toen nog genaamd Allgemeine HypothekenBank Rheinboden AG) heeft aan Domus Retail een krediet verstrekt. In verband daarmee is door Domus Retail bij notariële akte van 25 juni 2007 ten gunste van Corealcredit een zogenaamde Briefgrundschuld gevestigd. Daarmee zijn ten behoeve van Corealcredit zakelijke zekerheidsrechten gevestigd op onroerende zaken. Verder heeft Domus Retail persoonlijke aansprakelijkheid erkend jegens Corealcredit voor de betaling van een bedrag van € 3.000.000 (hierna: de Grundschuld), welke Grundschuld (naar Duits recht) paraat executeerbaar is.
2.2.3
In september 2007 heeft Domus Retail een bedrag van € 2.850.000 geleend aan [Y] te [woonplaats] (hierna: [Y]).
2.2.4
Corealcredit probeert vanaf september 2008 haar vordering uit hoofde van het in r.o. 2.2.2 vermelde krediet op Domus Retail te verhalen.
2.2.5
De vordering van Domus Retail op [Y] op grond van de in 2.2.3 genoemde lening bedroeg op 3 maart 2009 € 2.752.500. Die vordering is op die dag door Domus Retail verkocht en overgedragen aan Domus Holding. Domus Holding is daarbij de koopprijs aan Domus Retail schuldig gebleven. [Y] heeft de akte meeondertekend, waarmee [Y] – volgens deze akte – heeft kennisgenomen van de overeenkomst tussen Domus Retail en Domus Holding en deze erkent.
2.2.6
Op dezelfde dag (3 maart 2009) waarop de hiervoor genoemde cessie heeft plaatsgevonden, heeft [Y] de schuld van € 2.752.500 uit hoofde van de hiervoor in 2.2.3 genoemde lening op grond van een “overeenkomst inzake overdracht schuldpositie” (hierna: de akte van schuldoverneming) overgedragen aan Straet Holding B.V. (hierna: Straet). Straet is de 100% moedervennootschap van [Y]. De akte van schuldoverneming bepaalt dat de koopprijs door [Y] schuldig wordt gebleven. Domus Holding heeft de akte meeondertekend, waarmee zij – zo staat in de akte – deze heeft erkend en zich daaraan heeft verbonden.
2.2.7
Het resultaat van de hiervoor in 2.2.5 en 2.2.6 genoemde overeenkomsten is dat Domus Holding op 3 maart 2009 een vordering van € 2.752.500 op Straet heeft verkregen.
2.2.8
Een koopovereenkomst gedateerd 3 maart 2009 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“ONDERGETEKENDEN:
1. Straet] (…), hierna vermeld als “verkoper”
2. [ Domus Holding] (…), hierna vermeld als “koper”
3. [ [Y]] (…), hierna vermeld als “[Y]”
4. [ Domus Retail] (…), hierna vermeld als “DAGRF”
( …)
OVERWEGENDE DAT:
1. Verkoper eigenaar is van 100% van de aandelen in Regent Vastgoed 1 B.V. welke vennootschap 100% aandeelhouder is Zeewol Holding B.V.
2. Zeewol Holding B.V. eind 2007 een pand heeft verworven in München Neufahrn
3. Koper ten doel heeft een vastgoedportefeuille in Duitsland op te bouwen (…)
4. Koper uit hoofde van de overweging onder 3. medio 2008 heeft aangegeven geïnteresseerd te zijn in aankoop van 94% van de aandelen in Regent Vastgoed 1 B.V.. De prijs die koper bereid is te betalen de intrinsieke waarde bedraagt per 31 december 2008. Bij de bepaling van de intrinsieke waarde de waardering van het vastgoed gelijk is aan 13,3 maal de netto jaarhuur (…)
5. Verkoper heeft aangegeven op basis van de onder overweging 4. genoemde prijs bereid te zijn 94% van de aandelen aan koper te verkopen.
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
Artikel 1a
Verkoper verkoopt aan koper, gelijk koper koopt van verkoper, 94% van de bij verkoper in bezit zijnde gewone aandelen van de vennootschap.
Artikel 1b
De koopsom die koper zal betalen voor het belang in Regent Vastgoed 1 B.V. gelijk is aan de intrinsieke waarde per 31 december 2008, waarbij de bepaling van de intrinsieke waarde wordt uitgegaan van de waardering van het vastgoed gelijk is aan 13,3 maal de netto jaarhuur (…).
De definitieve koopprijs zal in een separate overeenkomst worden opgenomen, alsmede de garanties die door Koper aan Verkoper worden gegeven. (…)
Artikel 2
De koopsom zal door Koper aan Verkoper worden schuldig gebleven en vervolgens (deels) verrekend met de vordering ad € 2.752.500 die Koper heeft op Verkoper. Deze vordering is als volgt ontstaan:
• DAGRF (90% dochter van Koper) heeft vordering op [Y] (100% dochter van Verkoper van € 2.752.500, welke vordering voor hetzelfde bedrag wordt verkochten overgedragen aan Koper; een separate cessie-akte wordt opgesteld;
• Met medeweten van en instemming van Koper neemt Verkoper de schuld van [Y] op Koper ten bedrage van € 2.752.500 over; een separate cessie-akte wordt opgesteld;
• Door voornoemde cessie en schuldoverneming heeft Koper een vordering op Verkoper van € 2.752.500 die wordt verrekend met de koopsom.
(…)
Artikel 4
Partijen zijn overeengekomen dat de koop (…) plaatsvindt per 31 december 2008 en dat derhalve de aandelen vanaf 1 januari 2009 voor rekening en risico van koper zijn.
(…)”
2.2.9
Op 22 mei 2009 is de in r.o. 2.2.2 genoemde notariële akte door de betrokken notaris als Europese executoriale titel gewaarmerkt, opdat deze akte in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Op basis van de notariële akte en de Europese executoriale titel heeft Corealcredit vervolgens op 18 juni 2009 executoriaal derdenbeslag laten leggen onder [Y] op al hetgeen [Y] aan Domus Retail is verschuldigd of in de toekomst zal worden.
2.2.10
Er is nog een tweede koopovereenkomst, gedateerd 30 juli 2009, waarbij Straet (eveneens) 94% van de aandelen in haar dochtervennootschap Regent Vastgoed 1 B.V. aan Domus Holding heeft verkocht. Deze overeenkomst verwijst niet naar een eerder opgemaakte koopovereenkomst (en evenmin naar de akte van cessie of de akte van schuldoverneming). Deze tweede koopovereenkomst bepaalt dat de koopprijs voor de aandelen € 3.098.313 bedraagt en dat deze koopprijs door Domus Holding schuldig wordt gebleven aan Straet. Op dezelfde dag (30 juli 2009) hebben Domus Holding en Straet een overeenkomst tot verrekening gesloten, waarbij deze koopsom (grotendeels) wordt verrekend met de hiervoor onder 2.2.7 bedoelde vordering van Domus Holding op Straet van € 2.752.500.
2.2.11
[Y] is niet overgegaan tot betaling onder het in r.o. 2.2.9 genoemde derdenbeslag. Op 29 juli 2009 heeft [Y] een verklaring derdenbeslag uitgebracht en verklaard € 2.752.000 aan Domus Retail verschuldigd te zijn. Op 6 oktober 2009 heeft (de advocaat van) [Y] evenwel meegedeeld dat de verklaring derdenbeslag onjuist is, dat de daarin genoemde schuld van [Y] aan Domus Retail door verrekening is tenietgegaan en dat zij de verklaring derdenbeslag wenst te herroepen. Op 16 november 2009 heeft [Y] een nieuwe verklaring derdenbeslag afgelegd inhoudende dat er tussen [Y] en Domus Retail geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan Domus Retail op het tijdstip van het derdenbeslag nog iets van [Y] te vorderen had, heeft of in de toekomst zal verkrijgen.
2.2.12
Bij brief van 20 november 2009 aan Domus Retail, Domus Holding en [Y] heeft Corealcredit met een beroep op artikel 3:45 BW (de pauliana) de nietigheid ingeroepen van de in 2.2.5 genoemde overdracht door Domus Retail van haar vordering op [Y] aan Domus Holding.
2.2.13
Op 18 februari 2010 zijn Domus Holding en Domus Retail een overeenkomst tot verrekening aangegaan waarmee Domus Holding haar vorderingen op Domus Retail voortvloeiende uit een lening en een rekening-courantverhouding ten bedrage van € 900.000 respectievelijk € 175.128,81 verrekent met de vordering van Domus Retail op Domus Holding ten bedrage van € 2.752.500 ter zake van de bij de cessie schuldig gebleven koopsom (vergelijk r.o. 2.2.5).
2.2.14
Bij brief van 23 november 2010 aan Domus Retail, Domus Holding, [Y] en Straet heeft Corealcredit met een beroep op artikel 3:45 BW buitengerechtelijk de nietigheid ingeroepen van een samenstel van rechtshandelingen, bestaande uit de drie op 3 maart 2009 getekende overeenkomsten (de koopovereenkomst, akte van cessie en akte van schuldoverneming), de overeenkomst tot verrekening tussen Domus Holding en Straet van 30 juli 2009 en de overeenkomst tot verrekening tussen Domus Holding en Domus Retail van 18 februari 2010.

3.Beoordeling

3.1
Corealcredit heeft in eerste aanleg Domus Retail, Domus Holding en [Y] in rechte betrokken en het standpunt ingenomen dat het samenstel van rechtshandelingen tussen die partijen, meer in het bijzonder de overdracht van de vordering van Domus Retail op [Y] aan Domus Holding op grond van artikel 3:45 BW vernietigbaar is. De buitengerechtelijke vernietiging heeft volgens Corealcredit tot gevolg dat Domus Retail een vordering heeft op [Y], die [Y] vanwege het derdenbeslag aan Corealcredit dient te voldoen.
3.2
De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis in het midden gelaten of de genoemde cessie een paulianeuze rechtshandeling is. Als dat al het geval zou zijn, kunnen volgens de rechtbank op grond daarvan de vorderingen van Corealcredit niet worden toegewezen, omdat Corealcredit in de gegeven omstandigheden een vernietiging van de rechtshandelingen niet aan [Y] als derde te goede trouw kan tegenwerpen. De primaire vorderingen van Corealcredit, die in hoofdzaak betrekking hebben op de verklaring derdenbeslag en de gestelde betalingsverplichtingen van [Y], zijn daarvan uitgaande door de rechtbank niet toewijsbaar geacht.
3.3
Met betrekking tot de subsidiaire vorderingen van Corealcredit (uit onrechtmatige daad) is de rechtbank in het tussenvonnis tot het oordeel gekomen dat Domus Holding als moedervennootschap onrechtmatig jegens Corealcredit heeft gehandeld doordat zij zich op 18 februari 2010 de vordering op haar 90%-dochter Domus Retail van € 1.075.128,81 geheel heeft laten voldoen door verrekening met de schuld van € 2.752.500 aan Domus Retail zoals die voortvloeit uit de cessie en zichzelf daarmee als crediteur boven Corealcredit heeft bevoordeeld.
3.4
In het eindvonnis heeft de rechtbank de schade als gevolg van de onrechtmatige daad van Domus Holding begroot op een bedrag van € 980.560,94. Domus Holding is veroordeeld dit bedrag aan Corealcredit te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente, € 500,00 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Het hoger beroep is tgen deze veroordelingen gericht. De vorderingen van Corealcredit tegen Domus Retail en [Y] zijn geheel afgewezen. Tegen deze beslissing is door Corealcredit geen hoger beroep ingesteld.
3.5
Grief 1 richt zicht tegen de door de rechtbank aanvaarde aansprakelijkheid van Domus Holding jegens Corealcredit uit onrechtmatige daad.
3.6
De rechtbank heeft tot uitgangspunt genomen dat een moedervennootschap onrechtmatig jegens de crediteuren van haar dochtervennootschap handelt indien zij zich haar vordering op die dochtervennootschap laat voldoen, terwijl zij ernstig rekening moet houden met de mogelijkheid dat andere crediteuren van die dochtervennootschap niet volledig betaald kunnen worden. De kern van het betoog van Domus Holding is dat een dergelijke aan de rechtspraak ontleende vorm van aansprakelijkheid in het voorliggende geval niet aan de orde is.
3.7
Het hof merkt nu reeds op dat voor zover Domus Holding stelt dat de genoemde vorm van aansprakelijkheid van een moedervennootschap alleen van toepassing is wanneer de dochtervennootschap failliet is, of is geliquideerd, dat betoog niet opgaat. Ook buiten die gevallen kan een moedervennootschap op de genoemde wijze onrechtmatig handelen jegens de schuldeisers van haar dochtervennootschap.
3.8
Domus Holding voert ter onderbouwing van grief 1 voorts het volgende aan. De rechtbank heeft, mede op grond van de uitlatingen van de zijde van Corealcredit tijdens het pleidooi in eerste aanleg, aangenomen dat de totale vordering van Corealcredit op Domus Retail € 11 miljoen bedraagt en dat aangenomen moet worden dat Domus Holding op 18 februari 2010, de dag van de verrekening, ernstig rekening diende te houden met de mogelijkheid dat de opbrengst van de aan Corealcredit verstrekte zekerheiden niet voldoende zou zijn om die schuld te kunnen voldoen. Die omstandigheden vormen de basis voor de rechtbank aanvaarde aansprakelijkheid van Domus Holding jegens Corealcredit. De rechtbank miskent volgens Domus Holding dat ten tijde van de verrekening op 18 februari 2010 de onderliggende zekerheden wel genoeg waarde vertegenwoordigden, in welk verband zij erop wijst dat de marktwaarde van de bewuste onroerende zaken in Krefeld (Duitsland) waarop de zekerheden zijn gevestigd, per peildatum 1 mei 2007 zijn getaxeerd op € 15,2 miljoen en per peildatum 1 mei 2014 geprognotiseerd op € 14,6 miljoen. Domus Holding heeft bij memorie van grieven een taxatierapport van BDO van 19 januari 2009 overgelegd waaruit deze bedragen blijken. Verder is volgens Domus Holding van belang dat aan Corealcredit naast de zakelijke zekerheden aanvullende zekerheden zijn verstrekt, waaronder een pandrecht op de huuropbrengsten van die onroerende zaken.
3.9
Corealcredit gaat niet concreet in op de inhoud van het door Domus Holding overgelegde rapport. Zij voert aan dat dit rapport dateert van ongeveer een jaar voor de verrekeningsovereenkomst en daarnaast dat zij sinds september 2008 probeert haar vordering van ruim € 11 miljoen op Domus Retail te verhalen, dat daarmee veel tijd en kosten zijn gemoeid en uitwinning van de zekerheden niet gemakkelijk is gelet op de situatie op de vastgoedmarkt.
3.1
Corealcredit stelt niet dat Domus Retail ten tijde van de totstandkoming van de verrekeningsovereenkomst andere schuldeisers had dan zijzelf en ook overigens is dat niet gebleken. Uit de wijze waarop de schade door de rechtbank is begroot, kan ook worden afgeleid dat er geen andere schuldeisers waren. Voor zover Corealcredit dan ook spreekt over het onrechtmatig handelen van Domus Holding jegens schuldeisers van Domus Retail, moet worden aangenomen dat het alleen om haarzelf gaat.
3.11
Het hof overweegt dat in verband met het door Corealcredit aan Domus Retail verleende krediet Domus Retail zakelijke zekerheden heeft verstrekt. Op grond van het verder inhoudelijk onbestreden taxatierapport van BDO, dat dateert van ongeveer een jaar voor de verrekeningsovereenkomst, moet ervan worden uitgegaan dat toentertijd de waarde van de verstrekte zekerheden de hoogte van het krediet (ruimschoots) overtrof. Dat de waarde daarvan op het moment van het aangaan van de verrekeningsovereenkomst in voor de beoordeling relevante mate anders was, is door Corealcredit niet concreet onderbouwd. Corealcredit heeft mede daarvan uitgaande onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Domus Holding op het moment dat zij de verrekeningsovereenkomst sloot met Domus Retail ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat Corealcredit als gevolg daarvan niet volledig door Domus Retail betaald zou kunnen worden, dan wel geen verhaal zou vinden voor haar vordering.
3.12
Het hof wil in dit verband wel aannemen dat het nemen van verhaal door Corealcredit op de verstrekte zekerheden – zoals zij stelt – tijd, geld en moeite kost (zodat zij daar sinds september 2008 al mee bezig is), maar daaruit kan op zichzelf genomen niet volgen dat Domus Holding op het moment van de verrekening ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat de vordering van Corealcredit niet volledig zou worden voldaan. Ervan uitgaande dat de aan Corealcredit verstrekte zekerheden voldoende waren voor verhaal van het ter beschikking gestelde krediet, kan niet worden aangenomen dat Domus Holding onrechtmatig heeft gehandeld door haar vorderingen op Domus Retail te verrekenen met een ander vermogensbestanddeel van Domus Retail (een vordering op een derde). Dat het voor Corealcredit wellicht sneller, goedkoper en gemakkelijker is verhaal te nemen op een geldvordering van Domus Retail dan door de executie van de aan haar verstrekte zakelijke zekerheden, is geen reden over het voorgaande anders te denken.
3.13
Bij pleidooi in hoger beroep heeft Corealcredit gesteld dat de waarde van de onroerende zaken waarop de zekerheden zijn gevestigd onlangs is getaxeerd op een bedrag van iets minder dan € 10 miljoen. Die waarde is onvoldoende om daaruit de vordering op Domus Retail te kunnen voldoen. Domus Holding heeft dit betwist. Namens haar is onder meer gesteld dat Corealcredit al enige tijd geleden is overgegaan tot executie van het pandrecht op de huuropbrengsten. Dit heeft tot gevolg dat zij maandelijks de huur int die veel hoger is dan de lopende rente. Het meerdere dient Corealcredit als aflossing aan te wenden, waardoor de vordering van Corealcredit elke maand lager wordt.
3.14
Het hof laat dit punt in het midden. Zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, kan op grond van de huidige waarde van de zekerheden niet worden geconcludeerd dat Domus Holding op het moment van de verrekening al ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat Corealcredit als gevolg daarvan niet volledig door Domus Retail betaald zou kunnen worden. Daarmee faalt reeds de genoemde stelling van Corealcredit.
3.15
Met het voorgaande is grief 1 terecht voorgesteld. Er zijn geen goede gronden Domus Holding jegens Corealcredit aansprakelijk te houden uit onrechtmatige daad op grond van de op 18 februari 2010 gesloten verrekeningsovereenkomst.
3.16
Corealcredit heeft de aansprakelijkheid van Domus Holding ook gebaseerd op de cessie van 3 maart 2009. Corealcredit meent dat door de cessie een belangrijk vermogensbestanddeel van Domus Retail niet meer vatbaar is voor verhaal door de schuldeisers van Domus Retail. Het overdragen van de vordering of het medewerken aan de cessie door Domus Holding is volgens Corealcredit onrechtmatig jegens haar als schuldeiser van Domus Retail.
3.17
Deze vordering faalt reeds om dezelfde reden als die waarom de hiervoor besproken vordering uit onrechtmatige daad op grond van de verrekeningsovereenkomst niet toegewezen kan worden. Corealcredit heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Domus Holding op het moment dat zij de vordering van Domus Retail overgedragen heeft gekregen ernstig rekening moest houden met de mogelijkheid dat Corealcredit als gevolg daarvan niet volledig door Domus Retail betaald zou kunnen worden. Gelet op de inhoud van het hiervoor besproken taxatierapport moet ervan worden uitgegaan dat toentertijd de waarde van de aan Corealcredit verstrekte zekerheden de hoogte van het door haar verschafte krediet (ruimschoots) overtrof. Daarvan uitgaande kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Domus Holding onrechtmatig heeft gehandeld door een ander vermogensbestanddeel van Domus Retail (een vordering op [Y]) te verkrijgen tegen het schuldig blijven van de koopsom ter grootte van de nominale waarde van deze vordering.
3.18
Het voorgaande betekent dat de vordering van Corealcredit tegen Domus Holding uit onrechtmatige daad alsnog moet worden afgewezen. Daarvan uitgaande heeft Domus Holding geen belang bij de behandeling van grief 2, die zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het Domus Holding niet is toegestaan de verrekening van 18 februari 2010 terug te draaien. Grief 3 bouwt op grief 2 voort en kan eveneens buiten behandeling blijven. Grief 4 (een restgrief) heeft geen zelfstandige betekenis.
3.19
De conclusie is dat het hoger beroep van Domus Holding succes heeft. De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Corealcredit worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Corealcredit af;
veroordeelt Corealcredit in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Domus Holding begroot op € 1.030,00 aan verschotten en € 15.480,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 4.912,17 aan verschotten en € 3.895,00 aan salaris en op € 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris advocaat en met de kosten van het betekeningsexploot, in het geval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, almede met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf veertien dagen na de betekening van dit arrest;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2013