Uitspraak
mr. L.P.A. Zwijnenbergte ’s-Gravenhage,
mr. J.A. Heerente Haarlem.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
€ 190.000,- bruto aan [appellant].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ontslagen werknemer, die een vergoeding van wettelijke rente vordert over een eerder toegekende verhoging wegens te late loonbetaling. De werknemer, [appellant], was in loondienst bij Datawell B.V. en had eerder een vordering ingesteld voor achterstallig loon en niet-opgenomen vakantiedagen, waarbij de kantonrechter hem een vergoeding had toegekend. De werknemer vorderde nu de wettelijke rente over de verhoging die hem was toegekend, maar het hof oordeelde dat deze vordering niet ontvankelijk was. Het hof stelde vast dat de eerdere beslissing van de kantonrechter enkel betrekking had op de hoofdsommen en niet op de verhoging. De vordering tot wettelijke rente over de verhoging werd als een nieuwe vordering beschouwd, die niet verenigbaar was met de bevoegdheid van de rechter om de verhoging te matigen. Het hof concludeerde dat de werknemer niet-ontvankelijk was in zijn vordering, en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De kosten van de procedure in hoger beroep werden aan de werknemer opgelegd.