Uitspraak
mr. J. Jaabte Amsterdam,
mr. A. van Heeste Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.
1 november 2009;
€ 1.691,72 bruto aan ploegentoeslag per maand, verschuldigd voor iedere maand vanaf
1 november 2009 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
3.
4.
2.Feiten
3.Beoordeling
(de “terugkeergarantie”) in de toepasselijke cao van ABN AMRO. Daarop is door ABN AMRO negatief beslist. [appellant] heeft overeenkomstig de cao hiertegen bezwaar gemaakt bij de in de cao daartoe aangewezen Adviescommissie en vervolgens bij deze commissie tegen ABN AMRO een (arbitrage)procedure gevoerd. Op 16 oktober 2007 (het hof leest in het arbitraal vonnis: 18 oktober 2007) heeft de mondelinge behandeling van de klachten van [appellant] voor de Adviescommissie plaatsgevonden. Op 22 oktober 2007 heeft de Adviescommissie mondeling (telefonisch) aan partijen laten weten dat de klachten van [appellant] zijn afgewezen. Bij arbitraal vonnis van 27 maart 2009 heeft de Adviescommissie de klachten van [appellant] gemotiveerd afgewezen.
NJ 1994/765. Voor een minder strenge maatstaf die rekening houdt met het beschermende karakter van het Nederlands arbeidsrecht, zoals voorgestaan door [appellant], is geen steun in de wet of jurisprudentie te vinden. Daarbij merkt het hof op dat bij de samenstelling van de Adviescommissie kennelijk reeds rekening is gehouden met het door [appellant] bepleite beschermingskarakter. Immers uit artikel 1 van het reglement van de Adviescommissie blijkt dat de Adviescommissie is samengesteld uit een onafhankelijke voorzitter, die in overleg tussen de CAO-partijen wordt benoemd, en vier leden, waarvan twee leden worden benoemd door ABN AMRO en twee door de vakbonden. Het hof kan [appellant] dan ook niet volgen in zijn betoog dat geen sprake is van een onafhankelijke, onpartijdige dan wel onevenwichtig samengestelde Adviescommissie, nu slechts twee leden ervan in dienst waren bij ABN AMRO. Dat één van de andere leden voor de CNV Dienstenbond betrokken is geweest bij de totstandkoming van de ABN AMRO CAO leidt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet tot een ander oordeel.
4.Beslissing
J. Blokland en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2013.