Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1]
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling van de incidentele vordering
kunnenworden. Zonder vooruit te lopen op een beslissing over de proceskosten in de hoofdzaak, zal rekening moeten worden gehouden met de reële mogelijkheid dat het tarief voor het te liquideren salaris niet slechts zal worden bepaald aan de hand van het petitum maar dat dit zal worden gedaan aan de hand van het materiële belang van de vordering. De vermelding in de inleidende dagvaarding dat een voorlopige schatting van de schade als gevolg van de gestelde wanprestatie van [X] “in ieder geval een bedrag van circa € 2.084.531” bedraagt, rechtvaardigt een vaststelling in het hoogste tarief, te weten tarief VIII (geldend voor vorderingen hoger dan één miljoen euro), voor welk tarief geen maximum geldt. De door [geïntimeerden] gegeven toelichting op hun standpunt dat moet worden uitgegaan van zes punten, heeft Brookline onbesproken gelaten, zodat het hof het bedrag van de te stellen zekerheid zal begroten op (6 punten x € 4.580,= is) € 27.480,=. Het hof ziet onvoldoende grond om in te gaan op het verzoek van Brookline om haar toe te staan een andere vorm van zekerheid te laten stellen dan de gebruikelijke bankgarantie, op de wijze als in het dictum van dit arrest nader is bepaald.