ECLI:NL:GHAMS:2013:4490

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
9 december 2013
Zaaknummer
23-002655-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake geweld tegen opsporingsambtenaren en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Amsterdam, waarbij de verdachte, Abdullah, werd beschuldigd van het belemmeren van een aanhouding van een opsporingsambtenaar en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De feiten vonden plaats op 11 mei 2011 te Amsterdam, waar de verdachte werd aangehouden nadat hij zich gewelddadig had verzet tegen de aanhouding van een andere verdachte. Tijdens de aanhouding van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] heeft hij deze met kracht geslagen en geschopt, wat leidde tot de tenlastelegging van het belemmeren van de opsporingsambtenaar. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, dat werd aangetroffen in de scooter van de verdachte na zijn vlucht. Het hof heeft de aanhouding en doorzoeking van de scooter als rechtmatig beoordeeld, ondanks het verweer van de raadsman dat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. Het hof oordeelde dat de omstandigheden voldoende waren om de doorzoeking te rechtvaardigen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de eerdere straffen van de politierechter in stand hield, maar de geldboete voor het voorhanden hebben van het stroomstootwapen matigde. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €780,00 en 15 dagen hechtenis, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002655-12
Datum uitspraak: 6 december 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 april 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-014515-12 tegen:
Abdullah [naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 april en 22 november 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen [verbalisant 1], belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten[naam] als verdacht van overtreding van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde die genoemde [naam], ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Lijnbaansgracht 219 te Amsterdam, deze door die opsporingsambtenaar ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door eenmaal of meermalen (met kracht) te slaan en/of te schoppen tegen de rug, althans tegen het lichaam van die [verbalisant 1] en/of eenmaal of meermalen de schouder(s), althans het lichaam van die [verbalisant 1] vast te pakken en die [verbalisant 1] naar achteren te trekken waardoor die [verbalisant 1] ten val kwam;
2:
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Ferdinand Bolstraat 190-192 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig eenmaal of meermalen (met kracht) zich los te rukken, in elk geval te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die [verbalisant 1] hem trachtte te bewegen en/of eenmaal of meermalen (met kracht) met de vuist te slaan en/of te stompen tegen de borst, althans tegen het lichaam van die [verbalisant 1];
3:
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewijsmotivering komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 11 mei 2011 te Amsterdam, toen [verbalisant 1], bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten[naam] als verdacht van overtreding van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vast had deze door die opsporingsambtenaar ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling opzettelijk heeft belet en belemmerd door de schouders van die [verbalisant 1] vast te pakken en die [verbalisant 1] naar achteren te trekken waardoor die [verbalisant 1] ten val kwam;
2:
hij op 11 mei 2011 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht zich los te rukken;
3:
hij op 11 mei 2011 te Amsterdam, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking bewijsverweer ten aanzien van feit 3

Ter terechtzitting heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Ook de doorzoeking van de scooter was daardoor onrechtmatig alsmede de vruchten daarvan. De vondst van het stroomstootwapen in de scooter en de verklaringen van verdachte daaromtrent moeten van het bewijs worden uitgesloten, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat de aanhouding en de daaropvolgende doorzoeking van de helmbak onder de buddyseat van de scooter niet onrechtmatig zijn en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen heeft verbalisant [verbalisant 1] de verdachte aangehouden toen deze de aanhouding van een andere verdachte - verdachte’s neef [naam] - trachtte te belemmeren. De verbalisant voelde tijdens de aanhouding van [naam] een aantal harde klappen op zijn rug en zag dat alleen de verdachte achter hem stond in zijn verbalisant’s nabijheid. Vervolgens pakte de verdachte hem - de verbalisant - bij de schouders en trok hem naar achteren waardoor hij ten val kwam. De verbalisant pakte daarop de verdachte bij de arm en riep dat hij was aangehouden. De verdachte rukte zich los en rende weg met achterlating van de scooter waarmee hij op de plaats delict was gearriveerd. De verdachte werd later alsnog aangehouden door ter plaatse gekomen collega’s [1] .
De verbalisant [verbalisant 2] heeft de achtergebleven scooter nader onderzocht. Hij vond het verdacht dat de bestuurder van deze scooter te voet was gevlucht en kreeg hierdoor het ernstige vermoeden dat de scooter gestolen was. Omdat het de verbalisant ambtshalve bekend is dat op gestolen scooters vaak andere kentekenplaten worden gemonteerd, zocht hij in de helmbak onder de buddyseat van de scooter naar de kentekenpapieren om deze met het framenummer - gegraveerd in het frame achter de helmbak - te vergelijken. De verbalisant zag vervolgens in de helmbak een Albert Heijn tas liggen. Toen hij de tas opende om te kijken of hierin de kentekenpapieren werden bewaard trof hij daarin toevalligerwijs een voorwerp aan dat sterke gelijkenis vertoonde met een stroomstootwapen [2] .
Op de vorenweergegeven feiten en omstandigheden, bezien in hun onderling verband en samenhang, kon toen en daar door de ambtenaren van politie jegens de verdachte een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van een strafbaar feit worden gegrond, te weten diefstal of heling van die scooter, en vormden deze een voldoende verdenking om het verrichte onderzoek aan de scooter te rechtvaardigen. Het hof verwerpt dan ook het verweer. Het gevonden stroomstootwapen alsmede de verklaringen van de verdachte daaromtrent kunnen derhalve gebezigd worden voor het bewijs.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat bij verwerping van zijn primaire standpunt vrijspraak moet volgen, nu het stroomstootwapen defect was. Het hof verwerpt dit verweer, nu dit middel berust op de opvatting dat geen sprake is van een stroomstootwapen in de zin van artikel 2 van de Wet wapens en munitie (WWM) indien dit defect is. Die opvatting is echter in haar algemeenheid onjuist omdat een defect op zichzelf niet eraan in de weg behoeft te staan dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een handwapen waarmee personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht (vgl. HR 5-1-2010, LJN: BK 3503).

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot geldboetes van respectievelijk 290 euro subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, 140 euro subsidiair 2 dagen hechtenis en 290 euro subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2013 aangegeven te berusten in de opgelegde straffen voor de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Het hof begrijpt dat de advocaat-generaal zich ook niet tegen de voor die feiten opgelegde straffen verzet.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 550 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het belemmeren van een aanhouding door een verbalisant. De verdachte heeft zich vervolgens met geweld verzet bij zijn eigen aanhouding. Dit zijn ergerlijke feiten, waarmee de verdachte geen respect heeft getoond voor het ambtelijk gezag.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 november 2013 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Hoezeer de eis van de advocaat-generaal voor het onder 3 ten laste gelegde als passend kan worden gekwalificeerd ziet het hof toch aanleiding in de (tijdelijke) onbruikbaarheid van het wapen en de - naar zijn zeggen - nieuwsgierigheid van de verdachte dit voorwerp aan een nader onderzoek te onderwerpen om deze te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c, 57, 180 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 780,00 (zevenhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
3 (drie) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 260,00 (tweehonderdzestig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van
mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2013.
Mr. E.C.M. Bouman is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011119396-11 van 12 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011119396-15 van 12 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2].