ECLI:NL:GHAMS:2013:4575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
200.128.082-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ontvankelijkheid van een vordering na faillissement en ontbinding van een vennootschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verweerster] tegen de vonnissen van de kantonrechter van 22 augustus 2012 en 13 februari 2013. De procedure betreft een vordering van [eiser sub 1], die inmiddels failliet is verklaard en waarvan de liquidatie is voltooid. De vraag die voorligt is of [verweerster] ontvankelijk is in haar vordering tegen [eiser sub 1], nu deze vennootschap inmiddels is ontbonden. Het hof oordeelt dat de procedure tegen [eiser sub 1] kan worden voortgezet, omdat deze is aangevangen vóór de ontbinding van de vennootschap. Het hof wijst de incidentele vordering van [eiser sub 2] en [eiser sub 3] af en veroordeelt hen in de kosten van het incident. De zaak wordt verwezen naar de rol van 7 januari 2014 voor memorie van grieven. Dit arrest is uitgesproken op 10 december 2013 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer gerechtshof : 200.128.082/01
rolnummer rechtbank : CV 11-1715
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 december 2013
in de hoofdzaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[APPELLANTE].,
gevestigd te [plaats],
appellante in de hoofdzaak,
advocaat:
mr. H.A.J. Stollenwerckte Maastricht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
advocaat:
mr. E.H.J. Slagerte Amsterdam,
en in het incident van:
1. de ontbonden en voltooid geliquideerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[EISER SUB 1]
[EISER SUB 1],
formele, niet bestaande procespartij,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[EISER SUB 2],
gevestigd te [plaats],
3.
[EISER SUB 3],
wonend te [woonplaats],
materiële procespartijen en voormalig feitelijk bestuurder en bewaarder van de boeken en bescheiden van [eiser sub 1] B.V.,
eisers in het incident,
advocaat:
mr. E.H.J. Slagerte Amsterdam
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VERWEERSTER],
gevestigd te [plaats],
verweerster in het incident,
advocaat:
mr. H.A.J. Stollenwerckte Maastricht.

1.Het geding in hoger beroep

De verweerster in het incident wordt hierna [verweerster] genoemd en de eisers in het incident tezamen [eisers] en ieder voor zich [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3].
1.1
[verweerster] is bij dagvaarding van 8 mei 2013 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 22 augustus 2012 (het tussenvonnis) en 13 februari 2013 (het eindvonnis) met opgemeld rolnummer van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum (hierna: de kantonrechter), gewezen tussen [verweerster] als gedaagde en [eiser sub 1] als eiseres (hierna: het vonnis).
1.2
[verweerster] heeft bij memorie vijf grieven geformuleerd en bescheiden in het geding gebracht, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het eindvonnis zal vernietigen, alsnog de vorderingen van [eiser sub 1] zal afwijzen en -uitvoerbaar bij voorraad- [eiser sub 1] zal veroordelen tot terugbetaling van € 3.863,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2013, met veroordeling van [eiser sub 1] in de kosten.
1.3
Daarop hebben [eisers] een incidentele conclusie genomen, een productie overlegd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof [verweerster] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering en haar op de voet van artikel 245 Rv zal veroordelen in de kosten ten gunste van [eiser sub 2] en [eiser sub 3].
1.4
[verweerster] heeft geantwoord in het incident met als conclusie dat het hof, primair, [eiser sub 2] en [eiser sub 3] niet-ontvankelijk zal verklaren en, subsidiair, hun vordering in het incident zal afwijzen, met hun veroordeling in de kosten.
1.5
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

In het incident
2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i) [eiser sub 1] was in eerste aanleg eiseres. Hangende die procedure is zij failliet verklaard. De procedure is buiten bezwaar van de boedel voortgezet.
(ii) Bij het eindvonnis van 13 februari 2013 heeft de kantonrechter [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [eiser sub 1] van een bedrag van (in hoofdsom) € 2.027,47.
(iii) Per 22 maart 2013 is [eiser sub 1] uitgeschreven uit het handelsregister omdat per die datum de liquidatie is geëindigd en de vennootschap is ontbonden.
(iv) Op 8 mei 2013 is [verweerster] in hoger beroep gekomen.
2.2
Inno c.s betogen dat het hof [verweerster] niet kan ontvangen in haar vordering in de hoofdzaak omdat de liquidatie van [eiser sub 1] is voltooid en de vennootschap is ontbonden. [verweerster] heeft met juistheid ten verwere tegen de vordering in het incident aangevoerd dat nu de procedure tegen [eiser sub 1] is aangevangen vóór het tijdstip van haar ontbinding en van de vereffening van haar vermogen, de procedure tegen [eiser sub 1] kan worden voortgezet, mede in volgende instanties, ook indien de vereffening van haar vermogen inmiddels is geëindigd en daarvan opgaaf is gedaan door de vereffenaar aan de registers overeenkomstig art. 2:19 lid 6 BW. De incidentele vordering kan daarom niet slagen.
2.3
[eiser sub 2] en [eiser sub 3] hebben de incidentele vordering ingesteld. Nu zij in het ongelijk gesteld worden, dienen zij de kosten daarvan te dragen.

3.Beslissing

Het hof:
In het incident:
wijst de vordering in het incident af;
veroordeelt [eiser sub 2] en [eiser sub 3] in de kosten van het incident, aan de kant van [verweerster] tot op heden begroot op € 632,-- voor salaris;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 7 januari 2014 voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Huijzer, mr. R.J.M. Smit en mr. D. Kingma, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 december 2013.